RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/740010-13
Uitspraak d.d. 7 mei 2013
Tegenspraak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvend in het huis van bewaring te [HvB].
Raadsvrouw: mr. S.R. van Laar, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 april 2013.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 januari 2013 te Hierden, gemeente Harderwijk,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
uit een woning/bedrijfspand gelegen aan de [adres],
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
geldbedrag (ca. EURO 2.000,--) en/of een creditcard en/of een aantal sieraden
en/of een aantal munten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij] voornoemd,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of diens mededader(s), terwijl hij/zij vermomd was/waren met bivakmuts(en)
en/of een sjaal en/of een bril en bewapend was/waren met een
wapenstok/ploertendoder en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of
een mes,
die [benadeelde partij] voornoemd zijn woning annex bedrijfspand heeft/hebben uitgelokt
en/of vervolgens, toen die [benadeelde partij] voornoemd zijn woning annex bedrijfspand
weer wilde betreden, die woning met geweld is/zijn binnen gedrongen door de
deur van die woning met kracht open te duwen en/of door die [benadeelde partij] voornoemd
tegen de trap te duwen waarbij die [benadeelde partij] ten val is gekomen en/of door de
telefoonkabel (met een mes) door te snijden en/of dat verdachte en/of diens
mededader(s) die [benadeelde partij] heeft/hebben gesommeerd naar de receptie in de
bedrijfsruimte te lopen door die ploertendoder en/of dat op een vuurwapen
gelijkende voorwerp op die [benadeelde partij] te richten en/of door hem te dwingen op
een stoel plaats te nemen en/of dreigend te roepen "geld, geld" en/of door hem
te verstaan te geven dat hij moest meewerken omdat hij anders zou worden
verminkt en/of door hem (vervolgens) te dwingen een kluis te openen en/of door
de betreffende woning te doorzoeken en/of door [benadeelde partij] te dirigeren naar de
zitbank waar hij/zij die [benadeelde partij] op diens rug heeft/hebben neergelegd,
waarbij zijn handen en voeten werden gekneveld met tape en hij werd
geblinddoekt en/of waarna verdachte en/of diens mededader(s) hem dreigend de
woorden heeft/hebben toegevoegd: "als je de politie belt weten we je te
vinden. je vrouw en kinderen wonen in Spanje, desnoods gaan we naar Spanje en
zul je het meemaken", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Aanleiding van het onderzoek
Op zaterdag 12 januari 2013 omstreeks 01.09 uur kwam bij de meldkamer van Oost-Nederland de melding binnen van een overval gepleegd in een woning aan de [adres] te Hierden, gemeente Harderwijk. Op 12 januari 2013 heeft [benadeelde partij] aangifte gedaan.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heet gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde. Ter terechtzitting heeft hij de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld, overeenkomstig de door haar overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnota dat het ten laste gelegde feit kan worden bewezenverklaard.
Beoordeling door de rechtbank
Aangezien de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, zal in dit vonnis worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting over het onder 1 ten laste gelegde feiten een bekennende verklaring afgelegd. Daarnaast is voor het bewijs voorhanden:
- een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij] ;
- een proces-verbaal van verhoor van aangever [benadeelde partij] ;
- een proces-verbaal van aanhouding van de verdachte ;
- een proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] ;
- een proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] .
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 12 januari 2013 te Hierden, gemeente Harderwijk, tezamen en in vereniging met anderen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, uit een woning/bedrijfspand gelegen aan de [adres], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag en een creditcard en een aantal sieraden en een aantal munten,
toebehorende aan [benadeelde partij], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij] voornoemd, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of diens mededaders, terwijl zij vermomd waren met bivakmuts(en) of een sjaal en/of een bril en bewapend waren met een wapenstok/ploertendoder en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een mes, die [benadeelde partij] voornoemd zijn woning annex bedrijfspand hebben uitgelokt en vervolgens, toen die [benadeelde partij] voornoemd zijn woning annex bedrijfspand weer wilde betreden, die woning met geweld zijn binnen gedrongen door de
deur van die woning met kracht open te duwen en door die [benadeelde partij] voornoemd tegen de trap te duwen waarbij die [benadeelde partij] ten val is gekomen en door de telefoonkabel (met een mes) door te snijden en dat verdachte en/of diens mededader(s) die [benadeelde partij] heeft/hebben gesommeerd naar de receptie in de bedrijfsruimte te lopen door die ploertendoder en dat op een vuurwapen gelijkende voorwerp op die [benadeelde partij] te richten en door hem te dwingen op een stoel plaats te nemen en dreigend te roepen "geld, geld" en door hem te verstaan te geven dat hij moest meewerken omdat hij anders zou worden verminkt en door hem (vervolgens) te dwingen een kluis te openen en door de betreffende woning te doorzoeken en door [benadeelde partij] te dirigeren naar de zitbank waar zij die [benadeelde partij] op diens rug hebben neergelegd, waarbij zijn handen en voeten werden gekneveld met tape en hij werd geblinddoekt en waarna verdachte en/of diens mededader(s) hem dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "als je de politie belt weten we je te vinden. je vrouw en kinderen wonen in Spanje, desnoods gaan we naar Spanje en zul je het meemaken".
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld
en bedreiging van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal
gemakkelijk te maken.
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent de persoon van de verdachte is een psychologisch rapport opgemaakt door drs. [psycholoog], GZ-psycholoog, gedateerd 22 maart 2013. In het rapport wordt – onder meer – het volgende geconstateerd/geconcludeerd.
Er is sprake van een onvolgroeide persoonlijkheid, waardoor betrokkene in meer dan gemiddelde mate beïnvloedbaar is. Ook is er sprake van lacunaire gewetensvorming. Dit was ook het geval ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. Door de zorg die betrokkene heeft voor zijn moeder, hetgeen al jarenlang het geval is, is een deel van zijn persoonlijkheid niet gegroeid. Het gesloten gezinssysteem heeft de ontwikkeling van een brede gewetensfunctie belemmerd. Mede hierdoor is betrokkene, onder invloed van problemen van zijn moeder en de overtuigingskracht van zijn mededader(s), tot het tenlastegelegde gekomen. Betrokkene is in de periode voorafgaand aan het tenlastegelegde, ingekapseld door de problematiek van zijn moeder en zijn zorg daarvoor. Dit heeft geleid tot een niet-realistische oordeelsvorming. In deze periode is het tenlastegelegde beraamd, voornamelijk op initiatief van een ander. Betrokkene was gemakkelijk te overtuigen om mee te doen, om op deze wijze de financiële problemen van zijn moeder op te lossen. Betrokkenes gewetensfunctie is te gering ontwikkeld en te weinig gekoppeld aan empathie en maatschappelijk besef, om van het tenlastegelegde af te kunnen zien. Dit gebeurde in ernstige mate. Aangezien er meerdere momenten in de aanloop naar het tenlastegelegde zijn geweest, waarop betrokkene nog van pleging had kunnen afzien en geacht mag worden dat een deel van zijn oordeelsvorming wel (moreel) ontwikkeld is, is betrokkene niet zondermeer een speelbal van zijn omgeving.
Geadviseerd wordt om betrokkene in verminderde mate toerekeningsvatbaar te achten.
Met de conclusie van de psycholoog inhoudende dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd, kan de rechtbank zich verenigen en zij neemt deze conclusie over. De verminderde toerekenbaarheid sluit de strafbaarheid van de verdachte niet uit. Nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, is hij strafbaar.
Toepassing van het minderjarigenstrafrecht
In het voormelde rapport van de psycholoog is voorts vermeld dat er argumenten zijn die aanleiding geven het minderjarigenstrafrecht toe te passen. Betrokkene is qua kalenderleeftijd weliswaar 18 jaar oud, maar qua persoonlijkheid dient hij in feite nog de adolescente ontwikkeling door te maken om uiteindelijk tot een stabiele persoonlijkheid uit te groeien. Op die wijze kan hij ook gebruikmaken van een leerstraf gericht op de adolescentie.
Hoewel de verdachte ten tijde van het begaan van het bewezen verklaarde feit (net) de leeftijd van achttien jaar had bereikt, vindt de rechtbank – mede gelet op de inhoud van het over verdachte opgemaakte psychologisch rapport en het verhandelde ter terechtzitting – grond recht te doen overeenkomstig de bepalingen voor minderjarigen.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte met toepassing van het minderjarigenstrafrecht te veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 15 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Als bijzondere voorwaarden wordt gevorderd een toezicht door de jeugdreclassering, een ambulante geestelijke gezondheidszorg en een cova+ training. De officier van justitie heeft bij zijn strafeis rekening gehouden met het blanco strafblad van de verdachte, het rapport dat over de persoon van de verdachte is opgemaakt en de richtlijnen van het Openbaar Ministerie met betrekking tot een diefstal met geweld in vereniging gepleegd.
De raadsvrouw heeft bepleit een jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen en daarnaast een geheel voorwaardelijke jeugddetentie in combinatie met een werkstraf. Zij heeft verzocht rekening te houden met het blanco strafblad van de verdachte, de verminderde toerekeningsvatbaarheid en het laag gemiddelde recidiverisico. De raadsvrouw heeft ten slotte aangevoerd – kort weergegeven – overeenkomstig de door haar overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnota, dat de medeverdachte [medeverdachte 2] het plan heeft bedacht om [benadeelde partij] te overvallen en [medeverdachte 2] ook de wapens heeft geregeld, de sluiproute heeft bedacht en heeft bedacht wie zou aanbellen bij de woning en wat er moest worden gezegd. De verdachte en medeverdachte Turan zouden [medeverdachte 2] hebben gevolgd. De raadsvrouw heeft verzocht met deze omstandigheid in het voordeel van de verdachte rekening te houden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een brute overval op een man in zijn eigen woning. Verdachte en zijn mededaders hebben het slachtoffer die nietsvermoedend opendeed overmeesterd, met duct tape de handen en voeten vastgebonden, geblinddoekt en met een wapenstok en nepwapen bedreigd. Het slachtoffer was erg angstig, mede omdat zij zijn naam kenden en wisten dat zijn vrouw en kinderen in Spanje wonen en dreigden hen iets aan te doen. Verdachte en zijn mededaders hebben op niets ontziende wijze gehandeld om ten koste van het slachtoffer aan geld te komen. Het slachtoffer is, zoals blijkt uit zijn slachtofferverklaring, ontzettend bang en geschrokken van de overval. Sinds de overval voelt het slachtoffer zich niet meer veilig in zijn huis. Hij is constant bezig om maatregelen te nemen om zich veiliger in huis te voelen. Hij ziet nog steeds meerdere malen per dag de ogen van de overvallers voor zich. Sinds de overval is het slachtoffer vaak nerveus en gespannen, snel emotioneel en heeft hij concentratieproblemen. Naar de ervaring leert, zijn delicten als de onderhavige veelal de oorzaak van langdurige en ingrijpende angstgevoelens bij het directe slachtoffer en de direct betrokkenen. Zij dragen bovendien bij aan in de samenleving levende gevoelens van onveiligheid.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het door verdachte en diens medeverdachten gepleegde feit in beginsel een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf rechtvaardigt, ondanks verdachtes nog jeugdige leeftijd.
Over de rol van de verdachte bij het beramen van het plan en de uitvoering van de overval, neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdachte ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 2] het initiatief heeft genomen om [benadeelde partij] te overvallen. Omdat de verdachte geld nodig had om de problemen van zijn moeder op te lossen, heeft hij zich laten overhalen om mee te doen. Er waren ook meerdere momenten voor hem om het plan niet uit te voeren. Een week voorafgaand aan de woningoverval hadden verdachte en zijn medeverdachten bij de woning van [benadeelde partij] aangebeld, maar omdat [benadeelde partij] de deur niet opendeed, mislukte toen hun plan. Verdachtes aandeel in het toegepaste geweld is aanzienlijk geweest; verdachte heeft immers bij binnenkomst van de woning het slachtoffer omver geduwd, heeft hem vastgebonden en heeft ter zitting verklaard dat hij degene is geweest die het neppistool tegen het hoofd van slachtoffer heeft gezet. Reeds gezien deze aanzienlijke gewelddadige rol in de uitvoering, ziet de rechtbank geen reden om verdachte minder straf op te leggen omdat hij niet de initiatiefnemer tot de overval zou zijn geweest. Het dienaangaande gevoerde strafmaatverweer wordt derhalve gepasseerd.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte, blijkens een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 14 januari 2013, niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en daarnaast houdt zij rekening met de hiervoor vastgestelde verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.
De rechtbank houdt verder rekening met het eerder vermelde psychologisch rapport van drs. [psycholoog] en het reclasseringsadvies van 29 maart 2013.
Door de psycholoog is onder meer naar voren gebracht dat betrokkene in het bijzonder beïnvloedbaar is als hij in een omgeving verkeert waarin een sterk beroep wordt gedaan op zijn hulp en ondersteuning. Betrokkene lijkt zich dan weg te cijferen en zijn oordeelsvermogen op te schorten. Met name de huidige thuissituatie is een dergelijke omgeving. Betrokkene is in zekere zin afhankelijk van controle en ondersteuning, aangezien hij momenteel nog over te weinig autonomie en sturingsmogelijkheden beschikt. De psycholoog adviseert om betrokkene binnen een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel te verplichten om een ambulante psychotherapie te volgen gericht op persoonlijkheidsontwikkeling/autonomieverwerving, met daarnaast het opleggen van een verplichting om de leerstraf Tools4U te volgen, met een verplicht reclasseringscontact voor minimaal een jaar.
In het reclasseringsadvies is vermeld dat het recidiverisico als laag gemiddeld wordt ingeschat. Zonder inzet van de geïndiceerde begeleiding en behandeling, waarin betrokkene onder andere adequate oplossingsvaardigheden worden aangeleerd, is de kans op recidive aanwezig. Op grond van het recidiverisico, de criminogene factoren en de interventies in het verleden is een toezicht op de bijzondere voorwaarden geïndiceerd. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarden van verplicht jeugdreclasseringscontact en deelname aan een cognitieve vaardigheidstraining+ (CoVa+). Betrokkene wordt voorts verplicht zich te laten behandelen aan ambulante behandeling door de geestelijke gezondheidszorg.
De raadsvrouw heeft in een faxbericht van 22 april 2013 aan de rechtbank bericht dat de verdachte de training “Kies voor verandering” heeft afgerond. Een kopie van het bewijs van deelname heeft zij bijgevoegd.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij geen strafbare feiten meer zal plegen en geen foute keuzes meer zal maken. Hij wil een baan gaan zoeken en zich richten op begeleid wonen. Hij heeft voorts verklaard dat hij bereid is zich te houden aan de aanwijzingen die hem worden gegeven door de jeugdreclassering.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het voor het voorkomen van herhaling noodzakelijk is dat verdachte de reeds ingezette behandeling voortzet en afrondt en (daarbij) door de jeugdreclassering verder zal worden begeleid.
Alles overwegende zal de rechtbank verdachte – overeenkomstig de eis van officier van justitie – een jeugddetentie voor de duur van 15 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk opleggen met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Aan de voorwaardelijke jeugddetentie wordt als bijzondere voorwaarde gekoppeld een meldingsgebod en dat verdachte zich dient te gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften van de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt het volgen van een ambulante behandeling en deelneemt aan een CoVa+ training. De rechtbank is van oordeel dat in het belang van verdachte en van de maatschappij een goede behandeling geboden is, zodat zij daarmee rekening heeft gehouden bij de op te leggen straf. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf is gekoppeld een door de rechtbank op te leggen proeftijd van twee jaren.
De rechtbank zal overeenkomstig artikel 77v van het Wetboek van Strafrecht adviseren de jeugddetentie ten uitvoer te leggen in een justitiële jeugdinrichting, ondanks de meerderjarigheid van verdachte.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 3.055,- (€ 555,- aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de gevorderde materiële schadevergoeding op het standpunt gesteld dat de vergoeding voor de kapotte bril ten bedrage van € 360,- dient te worden afgewezen nu op de bijgevoegde nota in de Spaanse taal een datum ontbreekt en meerdere bedragen bij elkaar zijn opgeteld, zodat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vergoeding voor de immateriële schade op het standpunt gesteld dat de verzochte vergoeding dient te worden gematigd.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, voldoende komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden die voor vergoeding in aanmerking komt.
Ten aanzien van het materiële deel van de vordering is de rechtbank van oordeel dat de vergoeding voor telefoonkabels, een pantalon, een overhemd en een bril kan worden toegewezen. Ten aanzien van de vergoeding voor een bril overweegt de rechtbank dat uit de aangifte en uit de verklaring van verdachte zelf is gebleken dat de bril van de benadeelde partij onherstelbaar is beschadigd. De door de benadeelde partij verzochte vergoeding van
€ 360,- is met een nota onderbouwd. Daargelaten de opmerkingen van de raadsvrouw over de nota, acht de rechtbank de vordering voldoende onderbouwd. Het verzochte bedrag van
€ 360,- als vergoeding voor een bril acht de rechtbank alleszins redelijk en billijk.
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij met een wapenstok en een vuurwapen gelijkend voorwerp door verdachte en/of diens medeverdachten is bedreigd, is gekneveld, is geblinddoekt en omver is geduwd. Verdachtes handelen heeft zoals hiervoor reeds is overwogen een grote impact op de benadeelde partij gehad in psychische zin. Dit blijkt genoegzaam uit de aangifte, het schadeonderbouwingsformulier van de benadeelde partij en de schriftelijke slachtofferverklaring van 18 april 2013. Dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden, staat voor de rechtbank derhalve vast. De rechtbank zal de verzochte immateriële schade van € 2.500,- toewijzen. Daarbij heeft de rechtbank de ernst en de intensiteit van de overval in aanmerking genomen en zij heeft mede gelet op min of meer soortgelijke gevallen.
De vordering wordt derhalve toegewezen voor een bedrag van € 3.055,-. Het toe te wijzen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2013.
De verdachte is voor die schade naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal deze vordering hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat indien en voor zover de mededader hebben betaald, verdachte zal zijn bevrijd.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 27, 36f, 77c, 77g, 77h, 77i, 77v, 77x, 77y, 77aa, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
• verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
• verklaart verdachte strafbaar;
• veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
• adviseert dat de jeugddetentie ten uitvoer zal worden gelegd in een justitiële jeugdinrichting;
• bepaalt, dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot 7 (zeven) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende algemene dan wel bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
• legt als algemene voorwaarden op dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
• legt als bijzondere voorwaarden op dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door de jeugdreclassering, voor zover en zolang als dat door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht. Daartoe moet de veroordeelde zich binnen twee werkdagen na afloop van de jeugddetentie bij de jeugdreclassering melden. Hierna moet hij zich gedurende door de reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering gedurende deze periode nodig acht;
- deelneemt aan de gedragsinterventie “Cognitieve vaardigheidstraining+ (CoVa+)”;
- zich ambulant zal doen behandelen bij een instelling in de geestelijke gezondheidszorg. De veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de instelling zullen worden gegeven;
• geeft de jeugdreclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
• beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
• veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[benadeelde partij], van een bedrag van € 3.055,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2013, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
• legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], een bedrag te betalen van € 3.055,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2013, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 40 dagen jeugddetentie zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
• bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
• verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Aldus gewezen door mrs. Cremers, voorzitter, Vos en Van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 mei 2013.
Mr. Van der Hooft is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.