ECLI:NL:RBGEL:2013:CA0056

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
06-880059-11
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Vos
  • C. Cremers
  • A. van der Hooft
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met alcoholgebruik en letsel door roekeloos rijgedrag

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 7 mei 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 5 november 2011 in Winterswijk een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, als bestuurder van een motorrijtuig, reed onder invloed van alcohol en met een te hoge snelheid over de Gribbroekweg. Tijdens het ongeval raakte een inzittende, getuige [getuige], zwaar gewond. De verdachte werd aangeklaagd voor overtredingen van artikel 6 en artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994. De officier van justitie eiste een werkstraf van 40 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 365 dagen, waarvan 246 dagen voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig had gereden, maar sprak hem vrij van roekeloosheid. De rechtbank legde een werkstraf op van 40 uur, met vervangende hechtenis van 20 dagen, en een rijontzegging van 4 maanden. De rechtbank hield rekening met het blanco strafblad van de verdachte en de schadevergoeding die hij had betaald aan de slachtoffers. De uitspraak benadrukt de ernst van het verkeersgedrag van de verdachte en de gevolgen daarvan voor de verkeersveiligheid.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/880059-11
Uitspraak d.d. 7 mei 2013
Tegenspraak
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 april 2013.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 05 november 2011 te Winterswijk, in elk geval in Nederland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede
rijdende over de weg, de Gribbroekweg, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, terwijl hij onder invloed verkeerde van (een aanzienlijke hoeveelheid) alcohol, althans na het gebruik van meer dan de maximaal voor verdachte als
beginnend bestuurder toegestane hoeveelheid alcohol(houdende drank), in elk geval na het gebruik van een (niet onaanzienlijke) hoeveelheid alcohol(houdende drank), en/of
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, en/of
terwijl die Gribbroekweg ter plaatse een bocht naar links maakt, niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die weg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of (daarbij) zijn aandacht niet, althans in onvoldoende mate op of bij het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of gehad, en/of (daarbij) over die Gribbroekweg heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 60 kilometer per uur, in elk geval met een voor de verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid, en/of (daarbij) dat motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad, en/of (vervolgens) de naast die Gribbroekweg gelegen berm in is gereden of gegleden, in elk geval in die berem terecht is gekomen, en/of (vervolgens) door het naast die Gribbroekweg gelegen (gras)veld is gereden en/of gegleden, en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een aan de rand van dat (gras)veld staande boom, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander ([getuige]) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, zulks terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, aangezien verdachte toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,78 milligram, in elk geval hoger dan 0,2 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
art 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994
art 8 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994
art 8 lid 2 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994
art 163 lid 2 Wegenverkeerswet 1994
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 05 november 2011 te Winterswijk, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Gribbroekweg,
terwijl hij onder invloed verkeerde van (een aanzienlijke hoeveelheid) alcohol, althans na het gebruik van meer dan de maximaal voor verdachte als beginnend bestuurder toegestane hoeveelheid alcohol(houdende drank), in elk geval na het gebruik van een (niet onaanzienlijke) hoeveelheid alcohol(houdende drank), en/of terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, en/of terwijl die Gribbroekweg ter plaatse een bocht naar links maakt, niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die weg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of (daarbij) zijn aandacht niet, althans in onvoldoende mate op of bij het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of gehad, en/of
(daarbij) over die Gribbroekweg heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 60 kilometer per uur, in elk geval met een voor de verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid, en/of (daarbij) dat motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad, en/of (vervolgens) de naast die Gribbroekweg gelegen berm in is gereden of gegleden, in elk geval in die berem terecht is gekomen, en/of
(vervolgens) door het naast die Gribbroekweg gelegen (gras)veld is gereden en/of gegleden, en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een aan de
rand van dat (gras)veld staande boom, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
2.
hij op of omstreeks 05 november 2011 te Winterswijk, in elk geval in Nederland,
als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,78 milligram, in elk geval hoger dan 0,2 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en
sedert de datum waarop aan hem/haar voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden;
art 8 lid 3 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Aanleiding van het onderzoek
Op zaterdag 5 november 2011 om 00:49 uur werd de politie in kennis gesteld van een verkeersongeval op de Gribbroekweg in Winterswijk. Ter plaatse gekomen zagen de verbalisanten een zwaar beschadigd voertuig tegen een boom staan. Bij dit voertuig troffen zij vier gewonde personen aan, allen inzittenden van het voertuig. Verdachte was bestuurder van het voertuig. Zijn adem riekte naar inwendig gebruik van alcoholhoudende drank.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde. Voor wat betreft de mate van schuld heeft de officier van justitie betoogd dat geen sprake is geweest van roekeloosheid, maar van aanmerkelijk onvoorzichtig verkeersgedrag. De officier van justitie heeft ten aanzien van het letsel van het slachtoffer [getuige] geconcludeerd dat zwaar lichamelijk letsel niet kan worden bewezen verklaard. Het onderdeel “zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, omdat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan” kan worden bewezen verklaard, aldus de officier van justitie.
De officier van justitie heeft voorts gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Verdachte heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de hem onder 1 primair en subsidiair en 2 tenlastegelegde feiten
Beoordeling door de rechtbank
Feiten 1 en 2
Aangezien de verdachte de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, zal in dit vonnis worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting over de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten een bekennende verklaring afgelegd. Daarnaast zijn de volgende bewijsmiddelen voorhanden, waarvan de inhoud het feit betreft waarop het kennelijk betrekking heeft:
- een proces-verbaal VerkeersOngevalsanalyse ;
- een proces-verbaal aanrijding ;
- een proces-verbaal misdrijf ;
- een rapport alcohol in het verkeer van het Nederlands Forensisch Instituut ;
- processen-verbaal van verhoor van getuige [getuige] ;
- specialistenberichten met betrekking tot [getuige] .
Feit 1 primair
Op basis van de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van roekeloos verkeersgedrag van verdachte, zodat hij hiervan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel, dat het handelen van verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig was en dat dit als onoplettend moet worden aangemerkt.
Letsel van de gewonde
Getuige [getuige], inzittende van de auto van de verdachte, heeft op 11 maart 2012 verklaard dat hij als gevolg van het ongeval een grote hoofdwond en een hersenschudding heeft gehad en dat hij drie weken niet naar school kon en niet heeft kunnen werken als leerling timmerman. Verder heeft hij verklaard dat hij vijf weken niet kon sporten. Gelet op de aard en ernst van dit letsel en de duur van genezing is geen sprake van zwaar lichamelijk letsel. Wel is er sprake van zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, zodat dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden bewezen verklaard.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 05 november 2011 te Winterswijk, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Gribbroekweg, aanmerkelijk, onvoorzichtig, terwijl hij onder invloed verkeerde van meer dan de maximaal voor verdachte als beginnend bestuurder toegestane hoeveelheid alcohol(houdende drank) en terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en werd gehinderd, en terwijl die Gribbroekweg ter plaatse een bocht naar links maakt, in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die weg heeft gelet of is blijven letten en (daarbij) zijn aandacht in onvoldoende mate op de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of gehad, en (daarbij) over die Gribbroekweg heeft gereden met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 60 kilometer per uur, en (daarbij) dat motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad, en (vervolgens) de naast die Gribbroekweg gelegen berm in is gereden of gegleden, en (vervolgens) door het naast die Gribbroekweg gelegen (gras)veld is gereden en/of gegleden, en (vervolgens) is gebotst tegen een aan de rand van dat (gras)veld staande boom, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander ([getuige]) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, zulks terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, aangezien verdachte toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,78
milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste aal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden.
2.
hij op 05 november 2011 te Winterswijk, als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid,
aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,78 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en
sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zodanig lichamelijk letsel wordt toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale omstandigheden is ontstaan en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, derde lid, sub b, van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 2: Overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994;
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, indien deze straf niet naar behoren wordt verricht te vervangen door 20 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 365 dagen, waarvan 246 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft bij zijn strafeis rekening gehouden met het blanco strafblad van de verdachte, het relatief grote tijdsverloop tussen de pleegdatum en de zittingsdatum, de omstandigheid dat verdachte ter terechtzitting is verschenen en zich van zijn goede kant heeft laten zien door de aanzienlijke materiële schade die hij heeft veroorzaakt, zelf te hebben geregeld met de gedupeerden.
De verdachte heeft geen strafmaatverweer gevoerd. Hij heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de geëiste werkstraf. Ten aanzien van de geëiste rijontzegging heeft de verdachte aangevoerd dat hij in het examenjaar van de MBO opleiding veehouderij in Doetinchem zit en zijn rijbewijs nodig heeft om zijn stage te kunnen afronden. Als hij geen stage kan lopen, dan mag de verdachte geen examen doen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft als beginnend bestuurder onder invloed van alcohol en met een te hoge snelheid een verkeersongeval met de auto (van zijn vader) veroorzaakt ten gevolge waarvan een ander, [getuige], gewond is geraakt. De rechtbank rekent verdachte aan dat hij door zijn verkeersgedrag de veiligheid van anderen ernstig in gevaar heeft gebracht.
De rechtbank houdt voorts rekening met het feit dat verdachte, blijkens een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 29 maart 2013, niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) noemen als richtlijn voor onder meer lichamelijk letsel, tijdelijke ziekte, alcoholgebruik en een aanmerkelijke verkeersfout een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken met een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 9 maanden. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in deze echter niet aangewezen. Nog afgezien van de vaststelling dat verdachte geen relevante justitiële documentatie heeft, moet in zijn voordeel worden meegerekend dat hij de schade van de auto van zijn vader volledig heeft vergoed door € 11.000,- aan zijn vader te betalen, voor welk geld hij hard gewerkt heeft. Ook heeft hij de materiële schade van de inzittenden vergoed dan wel de inzittenden aangeboden een vergoeding te betalen. Ten slotte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat niet is gebleken dat de verdachte na de pleegdatum voor een verkeersovertreding met politie en/of justitie in aanraking is geweest en zijn oprecht overkomende verklaring dat hij geen alcohol meer drinkt als hij gaat autorijden.
Alles overwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste werkstraf voor de duur van 40 uur passend en geboden. Daarnaast dient aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid te worden opgelegd. Verdachte heeft immers een verkeersfout begaan, door aanmerkelijk onvoorzichtig te rijden. De rechtbank volgt de officier van justitie niet in zijn standpunt dat naast de duur dat het rijbewijs reeds is ingehouden is geweest een
voorwaardelijke rijontzegging op te leggen. De verdachte heeft laten zien het onverantwoordelijke van zijn gedrag in te zien en zijn leven in die zin heeft gebeterd. De rechtbank zal daarom aan de verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van 4 maanden, met aftrek van de tijd die zijn rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen:
- 22c, 22d, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en
- 6, 8, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Beslissing
De rechtbank:
• verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het
een ongeval betreft waardoor een ander zodanig lichamelijk letsel wordt
toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale omstandigheden is ontstaan en terwijl de
schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, derde lid,
sub b, van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 2: Overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
• verklaart verdachte strafbaar;
• veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 40 (veertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 (twintig) dagen;
• ontzegt verdachte ten aanzien van het onder 1 primair 2 bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 (vier) maanden;
• bepaalt, dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor -tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Vos, voorzitter, Cremers en Van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van Mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 mei 2013.
Mr. Van der Hooft is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.