ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1690

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
AWB 13/655
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering toevoeging voor rechtsbijstand bij schadevergoeding door gemeente

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 21 mei 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, die een cafetaria exploiteren, en het Bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van 15 oktober 2012, waarin hen een toevoeging voor rechtsbijstand werd geweigerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het rechtsbelang van de aanvraag betrekking heeft op de uitoefening van een zelfstandig beroep, maar dat de voortzetting van het bedrijf niet afhankelijk is van het resultaat van de aangevraagde rechtsbijstand. De rechtbank heeft de financiële situatie van eisers beoordeeld, waarbij werd opgemerkt dat hoewel eisers in 2012 een inkomen van € 2.000 per maand hadden, hun hoge woonlasten hen in een financieel moeilijke positie brachten. De rechtbank concludeert dat de winst van het bedrijf over de jaren 2006 tot en met 2012 positief was en dat er geen aannemelijke reden is om te veronderstellen dat de voortzetting van het bedrijf afhankelijk is van de rechtsbijstand. Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat eisers een rechtsbijstandsverzekering hebben, maar dat deze niet adequaat functioneert. De rechtbank heeft hen geadviseerd om opnieuw contact op te nemen met de verzekeraar. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eisers ongegrond verklaard, zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Team bestuursrecht
zaaknummer: AWB 13/655
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 [eiser I]de zaak tussen
[eisers], wonende te Enschede, eisers,
en
het Bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 oktober 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd om [eiser I] een toevoeging te verlenen.
Bij besluit van 24 december 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2013. Eisers zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door S. Kuipers en M.C.Y. van den Broek, werkzaam bij de Raad voor Rechtsbijstand.
Overwegingen
1. Eisers exploiteren in de vorm van een vennootschap onder firma een cafetaria aan [adres]. In de omgeving van het cafetaria zijn woningen gesloopt. Eisers stellen dat zij daarvoor omzet derven. Een toevoeging is gevraagd met als doel het verkrijgen van schadevergoeding van de gemeente Enschede en woningcorporatie Domijn.
2. Artikel 12, lid 2, aanhef en onder e, onder 1, van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) luidt als volgt:
“Rechtsbijstand wordt niet verleend indien:
e. het rechtsbelang waarop de aanvraag betrekking heeft, de uitoefening van een zelfstandig beroep of bedrijf betreft, tenzij:
1º. voortzetting van het beroep of bedrijf voorzover het niet in de vorm van een rechtspersoon wordt gevoerd, afhankelijk is van het resultaat van de aangevraagde rechtsbijstand, of”
Tussen partijen is niet in geschil dat het rechtsbelang waarop de aanvraag om toevoeging betrekking heeft de uitoefening van een bedrijf betreft. Partijen verschillen van mening over de vraag of de voortzetting van het bedrijf afhankelijk is van het resultaat van de aangevraagde rechtsbijstand.
3. Uit de financiële stukken die door eisers in bezwaar en in beroep zijn ingebracht blijkt dat het resultaat (inkomsten minus kosten) over de jaren 2006 t/m 2012, en de winst (resultaat minus financieringskosten) over 2009 t/m 2012 als volgt waren:
Jaar Resultaat Winst
2006 61.000
2007 57.000
2008 68.000
2009 65.000 47.000
2010 38.000 21.000
2011 54.000 37.000
2012 45.000 27.000
De winst over de jaren 2006 t/m 2008 blijkt niet uit de stukken.
De rechtbank stelt vast dat er een positief resultaat over al deze jaren was en dat er ook nog een substantiële winst is gemaakt.
Ter zitting hebben eisers uiteengezet dat zij in 2012 weliswaar nog € 2.000 per maand hebben verdiend, maar dat de lasten voor het eigen huis al € 1.600 per maand zijn, zodat zij er financieel toch erg slecht voor staan.
De rechtbank is van oordeel dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen de financiële positie van het bedrijf en die van eisers in privé. Voor de aankoop van het bedrijf hebben eisers een hypothecaire lening gesloten van € 200.000. Ná aftrek van de financieringskosten voor die lening bedroeg de winst € 2.250 per maand in 2012. Op basis van deze gegevens is niet aannemelijk dat de voortzetting van het bedrijf afhankelijk is van het resultaat van de aangevraagde rechtsbijstand. Dat eisers privé kennelijk hoge woonlasten hebben maakt dat niet anders.
4. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
5. Ten overvloede overweegt de rechtbank het volgende.
Ter zitting is gebleken dat eisers voor het bedrijf een rechtsbijstandsverzekering hebben en dat zij daarop een beroep hebben gedaan, maar dat de verzekeraar niets doet, stukken kwijt is, niet reageert, en eisers van het kastje naar de muur stuurt. De vertegenwoordigers van verweerder hebben ter zitting gesteld dat de Wrb geen vangnet is voor een slechte verzekering.
Zoals ter zitting ook al meegedeeld, geeft de rechtbank eisers in overweging om nogmaals de verzekeraar te benaderen. Daarbij merkt de rechtbank nadrukkelijk op dat zij natuurlijk niet kan beoordelen of eisers aanspraak kunnen maken op verlening van rechtsbijstand door de verzekeraar. Dat zal afhankelijk zijn van de polisvoorwaarden.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C.E. Marechal, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op .
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 21 mei 2013.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.