zaakgegevens 830082 \ PH\276
uitspraak van 6 juni 2013
beschikking op grond van art. 1:362 BW
[verzoeker]
wonende te [plaats]
verzoekende partij/klager
procederend in persoon
[verzoekster]
wonende te [plaats]
verzoekende partij/klaagster
procederend in persoon
Quadrans bureau voor beschermingsbewind
gevestigd te Nijmegen
verwerende partij/beklaagde
gemachtigde H.D. van Quadrans
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 19 juli 2012
- de aanvulling van het verzoekschrift van 27 september 2012
- het verweerschrift van 28 augustus 2012
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 19 november 2012
- akte verwerende partij van 6 december 2012
- akte verwerende partij van 19 maart 2013
2.1. Bij beschikking van de kantonrechter van 2 juli 2012 is het bewind over de goederen van [verzoekster] en [verzoeker] met ingang van 1 augustus 2012 opgeheven.
3. De klachten en het verweer
3.1. Klagers klagen er over dat hun bewindvoerder, te weten, Quadrans;
a.) onvoldoende geld ter beschikking aan klagers stelt;
b.) ten onrechte bewindvoerders kosten ad € 361,65 van de beheerrekening heeft gehaald op het moment dat er ook nog huur, Nuon en verzekeringen betaald moesten worden waardoor daarvoor een te laag saldo resteerde;
c.) dat de schulden door handelen of nalaten van Quadrans onnodig zijn toegenomen, waaronder Vitens, de rekening bedroeg € 79,20 en door niet tijdige betaling is de factuur verhoogd met € 20,00, hoewel volgens klager voldoende saldo aanwezig was;
d.) automatische incasso’s heeft verstrekt aan de Nuon en Ohra om de termijnbetalingen automatisch te kunnen afschrijven, hierdoor ontstond een debetstand na opheffing bewind;
e.) de huur structureel te laat wordt betaald;
f.) de zorgpremie van CZ is verrekend omdat Quadrans deze voorgeschoten zou hebben, hiervan zou geen bewijs zijn;
g.) de zorgpremie over maart 2012 heeft Quadrans niet voldaan aan CZ, hoewel er volgens klagers voldoende saldo aanwezig was.
3.2. Klagers verzoeken de kantonrechter te oordelen dat sprake is van slecht bewind en uit dien hoofde de hoogte van de schade vast te stellen aan de zijde van klagers op € 852, 28 ten laste van Quadrans ten gunste van klagers. Verder verzoeken klagers de kantonrechter Quadrans te veroordelen tot betaling van voornoemd bedrag aan klagers.
3.3. Klagers hebben hun klachten schriftelijk onderbouwd.
3.4. Quadrans heeft verweer gevoerd, waarop de kantonrechter hierna voor zover van belang voor de beoordeling van het geschil, zal ingaan.
4.1. Ten aanzien van klacht onder a.) oordeelt de kantonrechter als volgt.
4.1.1. Klagers stellen dat [naam A] als opvolgend dossierbehandelaar van [naam B] bij Quadrans over minder budget beschikte dan [naam B]. Dat bevreemdt klagers. Bij [naam B] was altijd financiële ruimte wanneer klagers daarom verzochten.
4.1.2. Dit deel van de klacht is onvoldoende onderbouwd waardoor niet is komen vast te staan dat Quadrans verwijtbaar heeft gehandeld. De kantonrechter zal de klacht dan ook ongegrond verklaren.
4.2. Ten aanzien van klacht onder b.) oordeelt de kantonrechter als volgt.
4.2.1. Uit de reactie van de bewindvoerder, welke is onderbouwd met bankrekeningafschriften, blijkt dat de bewindvoerdersvergoeding over de maanden januari 2012 tot en met maart 2012 maandelijks op de beheerrekening in mindering is gebracht. De bijzondere bijstand voor de bewindvoerderskosten over de hiervoor genoemde periode was reeds aangevraagd, maar deze was nog niet toegekend en uitbetaald door de gemeente Doetinchem. Quadrans heeft, om het tekort in het budget van klagers terug te brengen, op 5 april 2012 van de bankrekening van Quadrans een bedrag van € 361,65 (betreffende bewindvoerderskosten) naar de beheerrekening van klagers overgemaakt. Nadat de gemeente Doetinchem de bijzondere bijstand heeft toegekend en gestort op 3 mei 2012 op de beheerrekening , heeft Quadrans op 12 juli 2012 alsnog de bewindvoerderkosten geïncasseerd van de beheerrekening van klagers.
4.2.2. De kantonrechter is van oordeel dat de bewindvoerder in beginsel gerechtigd is om maandelijks 1/12e deel van de jaarbeloning te innen. De bewindvoerder heeft darbij een gerechtvaardigd belang, omdat daarbij zijn bedrijfslasten veelal ook maandelijks opeisbaar worden. In het belang van rechthebbende heeft de bewindvoerder (een deel van) de reeds in het bewuste boekjaar geïnde beloning beschikbaar geteld voor de betaling van leefgeld. Naderhand heeft de bewindvoerder het beschikbare bedrag weer teruggeboekt naar zijn rekening, nadat de gemeente de bijzondere bijstand voor de beloning van de bewindvoerder op de beheerrekening van rechthebbende had gestort. Hoewel een bewindvoerder geen kruisposten en/of een rekening-courant verhouding mag laten ont-/ bestaan tussen de bewindvoerder en rechthebbende kan dat onder bepaalde omstandigheden niet als een te kort schieten in de zorg van een goed bewindvoerder worden opgevat. Met name is dat niet het geval in die de bewindvoerder daarmee voorkomt dat geen leefgeld kan worden uitbetaald.
Dit onderdeel van de klacht is daarom ongegrond.
4.2.3. Het feit dat na inning van de bewindvoerderskosten in juli 2012 onvoldoende saldo resteerde om rekeningen van onder meer de Nuon en de Ohra te kunnen voldoen heeft te maken met een te kort aan inkomsten. Dit laatste is de bewindvoerder niet te verwijten, nu het bewind per 1 augustus 2012 werd opgeheven door de kantonrechter te Nijmegen, mocht de bewindvoerder de verschuldigde bewindvoerderskosten innen van de beheerrekening van klagers. Dit deel van de klacht wordt dan ook ongegrond verklaard.
4.3. Ten aanzien van klacht onder c.) oordeelt de kantonrechter als volgt.
Uit de stukken is gebleken dat klagers een aantal maanden geen WWB uitkering hebben ontvangen als gevolg van een 100% maatregel opgelegd door de gemeente Doetinchem.
De consequentie daarvan was dat diverse vaste lasten niet betaald konden worden.
De bewindvoerder heeft succesvol bezwaar aangetekend, waarna de gemeente Doetinchem de maatregels deels heeft opgeheven en nadere voorwaarden gesteld aan de besteding van de vrijgekomen gelden zoals blijkt uit het schrijven van de BAC van 28 augustus 2012.
Echter, de kantonrechter leest in dezelfde brief van het BAC aan Quadrans dat de vordering van Vitens € 132,52 bedraagt. De klacht gaat over een lager bedrag, te weten € 99,20, over de periode mei tot en met juni 2012. Dit betreft een latere periode dan waar het BAC over schrijft. De kantonrechter is van oordeel dat gelet op de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, Quadrans de klacht onvoldoende heeft weersproken. De klacht zal daarom gegrond worden verklaard. De kantonrechter oordeelt voorts dat de kosten ad € 20,00 die door Vitens in rekening zijn gebracht bij klagers wegens niet tijdige betaling op grond van artikel 1:362 BW ten laste van Quadrans dienen te worden gebracht.
4.4. Ten aanzien van de klacht onder d.) oordeelt de kantonrechter als volgt.
Het verstrekken van een automatische incasso betreffende betalingen die met een vaste regelmaat moeten worden betaald, betreft een bevoegdheid van de bewindvoerder.
De bewindvoerder dient te beoordelen of in de desbetreffende situatie automatische incasso een goed instrument is. Echter, Quadrans heeft schriftelijk betwist dat automatische incasso’s zijn verstrekt gedurende het bewind en/of na opheffing van het bewind. Thans is niet na te gaan of de klacht feitelijk juist is, echter, het betreft een bevoegdheid van bewindvoerder die hij kan gebruiken. De kantonrechter zal deze klacht dan ook ongegrond verklaren.
4.5. Ten aanzien van de klacht onder e.) oordeelt de kantonrechter als volgt.
Vaststaat dat de huur telkens voor de eerste van de maand voldaan moet zijn aan de verhuurder. Uit de door beide partijen ingediende bankafschriften blijkt dat de huur telkenmale na de eerste van de maand werd voldaan. Quadrans voert aan dat de WBB uitkering achteraf wordt betaald en daarom geen gelden aanwezig waren om tijdig de huur te betalen. De huur werd telkens betaald op het moment dat WBB uitkering op de beheerrekening werd ontvangen. Ook voert Quadrans aan dat er geen ruimte in het budget om dit tekort in te lopen. Gelet op de beperkte inkomsten van klagers, het feit dat de huur weliswaar te laat, maar wel werd voldaan, is de kantonrechter van oordeel dat dit geen sprake is van verwijtbaar handelen door de bewindvoerder. De klacht zal dan ook ongegrond worden verklaard.
4.6. Ten aanzien van de klacht onder f.) oordeelt de kantonrechter als volgt.
Quadrans heeft aangevoerd dat wegens een budgettekort aan de zijde van klagers geen mogelijkheid bestond eenmalig de CZ premie ten behoeve van de ziektekostenverzekering te voldoen. Hierop heeft Quadrans besloten dit bedrag voor te schieten, al dus de bewindvoerder. Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is geweest kan niet worden vastgesteld dat Quadrans daadwerkelijk een bedrag van € 215, 60 in maart op de beheerrekening van klagers heeft gestort. Wel stelt de kantonrechter vast , op grond van de door partijen afzonderlijk ingediende kopieën van de bankrekeningafschriften van de beheerrekening, dat op 12 juli 2012 een bedrag van € 215,66 is afschreven van de beheerrekening van klagers. Quadrans heeft erkend dat zij voormeld bedrag wegens voorschot hebben afschreven van de beheerrekening van klagers. De kantonrechter is, mede gelet op het gegeven oordeel onder klacht onder b.) van oordeel dat de bewindvoerder geen kruisposten mag laten ontstaan tussen de bewindvoerder en rechthebbende. Het laten bestaan kruisposten of een rekening-courantverhouding tussen bewindvoerder en rechthebbenden, is conform de geldende regels niet toegestaan. Het vermogen van rechthebbenden dient te allen tijde afgescheiden zijn van de bewindvoerder, ongeacht de goede bedoelingen van de bewindvoerder. Nu blijkens de stukken wel gelden zijn afgeschreven, maar niet blijkt dat er gelden zijn gestort ten behoeve van klagers zoals Quadrans in haar verweer heeft aangevoerd, is de kantonrechter dan ook van oordeel dat sprake is van een gegronde klacht. De kantonrechter stelt derhalve slecht bewind vast en voorts dat klagers schade hebben geleden. De kantonrechter stelt de schade vast op een bedrag van € 215,66 en deze schade komt ten laste van Quadrans, nu zij aansprakelijk is voor de geleden schade op grond van artikel 1:362 BW.
4.7. Ten aanzien van de klacht g.) oordeelt de kantonrechter als volgt.
Uit de door klagers ingediende stukken ter onderbouwing van hun klacht, blijkt dat in de maand maart 2012 geen betaling is verricht van de zorgpremie aan CZ. Ook uit het overzicht dat Quadrans heeft ingediend vermeld geen betaling aan CZ wegens zorgpremie in de maand maart 2012. Quadrans heeft in algemene bewoordingen aangevoerd dat een aantal maanden de WWB uitkering niet is betaald wegens een 100% maatregel opgelegd door de gemeente Doetinchem waardoor een aantal vaste lasten niet konden worden voldaan.
De kantonrechter is van oordeel dat het verweer onvoldoende concreet is geformuleerd waardoor, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet kan worden vastgesteld wat de oorzaak is van het niet betalen van de zorgpremie aan CZ in de maand maart 2012.
De kantonrechter verklaart de klacht dan ook gegrond. Nu klagers echter geen onderbouwing van de door hen gestelde geleden schade hebben ingediend, kan de kantonrechter daarom niet vaststellen of klagers schade hebben geleden en zo ja, hoe hoog deze schade is.
4.8. Partijen worden beide voor een deel in het ongelijk gesteld en moeten daarom ieder hun eigen kosten dragen.
5.1. verklaart klacht a.) ongegrond;
5.2. verklaart klacht b) ongegrond;
5.3. verklaart klacht c.) gegrond;
5.4. veroordeelt Quadrans om aan [verzoekers] te betalen een bedrag van
€ 20,00;
5.5. verklaart klacht d.) ongegrond;
5.6. verklaart klacht e.) ongegrond;
5.7. verklaart klacht f.) gegrond;
5.8. veroordeelt Quadrans om aan [verzoekers] te betalen een bedrag van
€ 215,66;
5.9. verklaart klacht g.) gegrond;
5.10. compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.11. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.12. wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. P.A. Huidekoper en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2013.