ECLI:NL:RBGEL:2013:CA2705

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
05/800455-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Van Apeldoorn
  • mr. Van Lookeren Campagne
  • mr. Van Santen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging ISD-maatregel aan veelpleger met verslavingsproblematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 11 juni 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan winkeldiefstal en lokaalvredebreuk. De verdachte, een 32-jarige man met een langdurige verslavingsproblematiek en psychische problemen, werd beschuldigd van het stelen van twee blikken bier en het wederrechtelijk vertoeven in een supermarkt waar hem eerder de toegang was ontzegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een zeer actieve veelpleger was, met een hoog recidiverisico, en dat eerdere ambulante begeleidingsmogelijkheden zonder resultaat waren gebleven. Gezien de afwijzende houding van de verdachte ten opzichte van verdere interventie, achtte de rechtbank een langdurig intensief klinisch traject binnen het kader van een ISD-maatregel noodzakelijk. De rechtbank legde de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren op, waarbij werd gewezen op de ernst van de feiten en de lange hulpverleningsgeschiedenis van de verdachte. De rechtbank verklaarde de verdachte strafbaar en legde de maatregel op, met inachtneming van de artikelen 38m, 38n, 57, 138 en 310 van het Wetboek van Strafrecht. De benadeelde partij Gall & Gall werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte van het tweede feit werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
team strafrecht
zittingsplaats Zutphen
meervoudige kamer
parketnummer: 05/800455-13
uitspraak d.d.: 11 juni 2013
tegenspraak - dip
raadsman: mr. drs. Kloppenberg, advocaat te Drempt
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder bekend GBA-adres,
postadres: [postadres],
verblijvende in [PI].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 mei 2013.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 februari 2013 in de gemeente Doetinchem met het oogmerk
van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee, althans een aantal,
blikken bier (merk Finkbrau), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan Lidl, filiaal gevestigd aan de [adres], en/of [naam1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 18 februari 2013 in de gemeente Doetinchem met het oogmerk
van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fles cognac (merk
Courvoisier), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Gall
& Gall, filiaal gevestigd aan [adres] , en/of [naam2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 19 februari 2013, in de gemeente Doetinchem
wederrechtelijk is binnengedrongen en/of heeft vertoefd in een besloten lokaal
en/of erf, (supermarkt), gelegen aan de [adres], en
in gebruik bij Lidl, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte,
welke wederrechtelijkheid hieruit bestond dat hem, verdachte, op 21 maart
2012 (schriftelijk) voor één (1) jaar (eindigend op 21 maart 2013) de
toegang tot voornoemde supermarkt was ontzegd;
art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Bij de meldkamer van de politie komt op 19 februari 2013 de melding binnen dat bij de Lidl te Doetinchem een winkeldief is aangehouden. Onderzoek wees volgens de politie uit dat verdachte, gezien het signalement van de dader, ook als verdachte kon worden aangemerkt van een winkeldiefstal bij Gall&Gall op 18 februari 2013.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Ten aanzien van feit 1 heeft verdachte gesteld, dat hij de blikjes bier bij de kassa op de band heeft gezet en wilde betalen, maar dat bleek dat hij onvoldoende geld bij zich had. Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld, dat niet bewezen kan worden dat verdachte dit feit heeft gepleegd omdat verdachte niet in de winkel is aangehouden, hij nooit stekelig haar heeft gehad en dat hij na het plegen van een (winkel)diefstal nog nooit hard is weggelopen, maar de plaats delict altijd rustig heeft verlaten.
Beoordeling door de rechtbank
Vrijspraak feit 2:
Verdachte ontkent dit feit gepleegd te hebben. Hij is niet op heterdaad aangehouden, maar naar aanleiding van een signalement van een (Somalische) man op basis waarvan een verbalisant de verdachte meende te herkennen van het plegen van openbare dronkenschap een dag daarvoor. Er heeft geen (foto)confrontatie met de aangever van de winkeldiefstal plaatsgevonden.
De rechtbank acht onvoldoende bewijs aanwezig om wettig en overtuigend bewezen te achten dat de verdachte feit 2 heeft gepleegd.
Feit 1 en 3:
Aangeefster [naam1] heeft verklaard2 dat zij op 19 februari 2013 als caissière werkzaam was bij de Lidl in Doetinchem. In de rij bij de kassa stond een man die zij herkende van een eerdere winkeldiefstal in 2012, waarvoor deze man toen een winkelverbod heeft gekregen.3 Deze man bood bij de kassa een blik bier merk Finkbrau aan ter betaling. Tevens zag zij dat deze man in zijn jaszak een voorwerp had zitten met dezelfde vorm als het blik bier dat hij in zijn handen had. Toen zij vroeg of hij ook het blik in zijn jas wilde afrekenen, hoorde zij hem zeggen dat hij dat niet wilde, omdat hij het geld er niet voor had. Vervolgens liep de man met de twee blikken bier in zijn handen de kassa voorbij, richting uitgang.
Winkelsurveillant [naam3] heeft verklaard4 dat hij op 19 februari 2013 in de Lidl te Doetinchem heeft gezien, dat de hem bekende "[verdachte]" bij de kassa een blik bier aanbood om te betalen. Hij hoorde de caissière zeggen dat [verdachte] nog een blik bier in zijn jas had zitten. Hij zag dat [verdachte] hier niet op reageerde en aanstalten maakte om weg te lopen. Dit heeft hij kunnen voorkomen en hij heeft [verdachte] met hulp van de vestigingsmanager in het kantoortje laten plaatsnemen in afwachting van de politie. In het kantoortje zag hij dat [verdachte] in zijn linker- en rechterjaszak een blik bier had verstopt. Deze blikken bier had [verdachte] niet bij de kassa aangeboden om te betalen.
Verdachte heeft bij de politie verklaard5 dat hij drie blikjes bier wilde betalen bij de kassa en dat hij genoeg geld bij zich had. Hij was de winkel nog niet uit, dus hij heeft niets weggenomen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard6 dat hij drie blikjes bier bij de kassa op de band heeft gezet, maar dat hij maar genoeg geld bleek te hebben om één blikje te betalen.
De rechtbank houdt verdachte aan zijn verklaring bij de politie en acht mede op grond van de verklaringen van [naam1] en [naam3] alsmede de winkelontzegging de feiten 1 en 3 bewezen, waarbij elk bewijsmiddel is gebruikt ten aanzien van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 19 februari 2013 in de gemeente Doetinchem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee blikken bier (merk Finkbrau), toebehorende aan Lidl, filiaal gevestigd aan de [adres];
3.
hij op 19 februari 2013, in de gemeente Doetinchem wederrechtelijk heeft vertoefd in een besloten lokaal, supermarkt, gelegen aan de [adres], en in gebruik bij Lidl, welke wederrechtelijkheid hieruit bestond dat hem, verdachte, op 21 maart 2012 (schriftelijk) voor één (1) jaar (eindigend op 21 maart 2013) de toegang tot voormelde supermarkt was ontzegd.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
feit 1: diefstal
feit 3: in het besloten lokaal, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk aldaar vertoeven.
Strafbaarheid van de verdachte
Beroep op psychische overmacht
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman een beroep gedaan op psychische overmacht: zijn cliënt wist niet meer dat hem schriftelijk de toegang tot de winkel van de Lidl in de [adres] in Doetinchem was ontzegd.
De rechtbank verwerpt dit verweer (reeds) omdat de daaraan ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden, zo al aannemelijk geworden, nog niet de conclusie kunnen dragen dat sprake is geweest van een handelen onder invloed van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) wordt opgelegd voor de duur van twee jaren.
De raadsman heeft betoogd dat de vordering tot oplegging van de ISD-maatregel moet worden afgewezen en dat verdachte onmiddellijk in vrijheid dient te worden gesteld.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de ISD-maatregel niet wordt onderbouwd door een rapport van een deskundige en/of RISc-rapportage. Verder heeft de raadsman onder verwijzing naar een arrest van het hof Den Haag (LJN: BA1229) gesteld dat het opleggen van de ISD-maatregel in dit geval in strijd zou zijn met het bepaalde in artikel 38m, eerste lid, aanhef onder 3, van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft bij de beslissing over de maatregel gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van de reclasseringrapporten van Tactus verslavingszorg van 21 februari en 22 april 2013 is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal en lokaalvredebreuk. Hij heeft hiermee voor overlast gezorgd. Uit voormelde reclasseringsrapporten komt naar voren dat verdachte te boek staat als een zeer actieve veelpleger. Er is sprake van een actueel reclasseringstoezicht vanuit de reclassering van het Leger des Heils, waarbij verdachte zich onbegeleidbaar opstelde en de ambulante beïnvloedingsmogelijkheden minimaal zijn gebleken.
Dit heeft geleid tot een negatieve terugmelding. Uit de rapporten komt verder naar voren dat de verdachte een 32-jarige man is met een langdurige verslaving in combinatie met de nodige psychische problemen zoals die in augustus 2010 zijn geconstateerd. Destijds werd er gesproken van een mogelijk getraumatiseerde man met schizofrenie en een alcohol- en drugsverslaving, waarbij sprake is van beperkt zelfinzicht, aangetaste wilsfuncties, beperkte empathische en gewetensfuncties, agressieve impulsdoorbraken, psychotische kenmerken en achteruitgang in zijn intellectueel functioneren (op zwakbegaafd niveau). Zijn langdurige verslavingsproblematiek in combinatie met de psychische problemen hebben vanaf 1998 geleid tot veelvuldig contact met politie en justitie.
Verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats, geen dagbesteding en het ontbreekt hem aan een sociaal ondersteunend netwerk. Gezien de ernst van de problematiek op vrijwel alle leefgebieden wordt het recidiverisico (op basis van de beschikbare informatie) als hoog ingeschat. Meermalen is door de reclassering getracht in een justitieel kader te interveniëren met het oog op het beperken van de kans op recidive. Verdachte heeft hier weinig van geprofiteerd, waardoor er geen duurzame gedragsverandering heeft plaatsgevonden. De reclassering ziet, mede gezien de houding van verdachte en het niet willen meewerken aan enig onderzoek, geen aanknopingspunten voor behandeling en begeleiding in een ander strafrechtelijk kader. Een langdurig intensief klinisch traject (met een plan van aanpak in drie fasen en) met een eveneens intensief nazorgtraject binnen het justitiële kader van een ISD-maatregel wordt dan ook wenselijk en noodzakelijk geoordeeld.
Aan alle voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt, is voldaan. De bewezen verklaarde diefstal is een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit de justitiële documentatie van 26 april 2013 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het plegen van de onderhavige diefstal meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld. De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangegeven dat de opgelegde straffen zijn geëxecuteerd en dat er voldoende capaciteit is om verdachte in een ISD-inrichting op te nemen.
Gelet op al het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van de ISD-maatregel wenselijk en noodzakelijk is en dat gelet ook op de lange hulpverleningsgeschiedenis en de hardnekkige recidive van verdachte op het terrein van (met name) de vermogenscriminaliteit, dit ultimum remedium nu moet worden ingezet. Eerdere veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. Naar het oordeel van de rechtbank eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel.
De tijd die verdachte heeft doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis zal, nu dit niet in overeenstemming is met de aard van de maatregel, niet in mindering worden gebracht op de duur van de maatregel.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij Gall & Gall heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 166,93, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 15,93 en niet-ontvankelijkverklaring voor het overige.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding nu hij vrijspraak heeft bepleit dient te worden afgewezen of dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering. Subsidiair heeft hij gesteld dat de gevorderde post van € 151,- niet voor vergoeding in aanmerking komt en meer subsidiair dat op grond van het schadeverhaalformulier (p. 36 van het proces-verbaal) [naam3] aansprakelijk is voor de schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij Gall & Gall niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu verdachte van dit feit wordt vrijgesproken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 57, 138, 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en feit 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
feit 1: diefstal
feit 3: in het besloten lokaal, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk aldaar vertoeven
* verklaart verdachte strafbaar;
* legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren;
* verklaart de benadeelde partij Gall & Gall niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door:
mr. Van Apeldoorn, voorzitter,
mr. Van Lookeren Campagne en mr. Van Santen , rechters,
in tegenwoordigheid van De Badts, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 juni 2013.
Mr. Van Santen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0641 2013023159-10, Regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland, district Achterhoek, team Doetinchem, gesloten en ondertekend op 21 februari 2013.
2 Proces-verbaal van aangifte, p. 21-22.
3 Schriftelijke ontzegging toegang bedrijf, p. 25.
4 Proces-verbaal verhoor getuige, p. 26-27.
5 Proces-verbaal verhoor verdachte, p.28.
6 Proces-verbaal ter terechtzitting van 28 mei 2013.