In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 18 februari 2014 uitspraak gedaan over de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, die eerder was opgelegd aan de veroordeelde. De veroordeelde, geboren op 14 juni 1985 in de Sovjetunie, heeft vanaf 19 oktober 2012 een inreisverbod voor Nederland. Voor deze datum heeft hij zijn afspraken met de reclassering niet nagekomen en heeft hij sinds 19 september 2012 geen contact meer gehad met de reclassering. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf toegewezen, ondanks het verstrijken van tijd. De rechtbank oordeelt dat het niet nakomen van de afspraken met de reclassering losstaat van het inreisverbod. De raadsman van de veroordeelde heeft betoogd dat het inreisverbod en het tijdsverloop belemmeringen vormen voor de tenuitvoerlegging, maar de rechtbank heeft dit niet gevolgd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht niet heeft nageleefd en dat er geen aanleiding is voor gedeeltelijke tenuitvoerlegging. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken.