In deze zaak heeft eiseres, een natuurlijke persoon, vier identieke verzoekschriften ingediend bij de Sociale Verzekeringsbank (verweerder) om informatie over het aantal medewerkers dat in 2011 en 2012 in tijdelijke dienstverbanden was aangenomen voor het beoordelen van bezwaarschriften. De verzoeken werden gedaan bij vestigingen in Roermond en Nijmegen. Verweerder heeft op 14 december 2012 informatie verstrekt over 2012 en op 19 maart 2013 over 2011, waarbij een dwangsom van €220 werd vastgesteld wegens het niet tijdig beslissen op de verzoeken. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 11 juni 2013, waarin verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaarde.
De rechtbank heeft zich in deze uitspraak gericht op de vraag of de brief van eiseres van 22 december 2012 kan worden aangemerkt als een ingebrekestelling. De rechtbank oordeelt dat de brief niet voldoet aan de eisen van een ingebrekestelling, omdat deze geen duidelijke aanduiding bevatte van de verzoeken waarop verweerder nog niet had beslist. De rechtbank stelt vast dat eiseres, die blijk gaf van kennis van zaken, had moeten aangeven dat haar brief een ingebrekestelling betrof en had moeten verwijzen naar de specifieke verzoeken. De rechtbank concludeert dat de brief van 22 december 2012 niet als zodanig kan worden aangemerkt.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en ziet zij geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter G.W.B. Heijmans, in aanwezigheid van griffier C.M.A. Groenendaal. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.