ECLI:NL:RBGEL:2014:1525

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 maart 2014
Publicatiedatum
7 maart 2014
Zaaknummer
ZUT 2014/7
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • Vrendenbarg-Elsbeek
  • Heessels
  • Hovens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in curatelezaak met beschuldigingen van partijdigheid en onjuiste toepassing van wetgeving

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 3 maart 2014 een verzoek tot wraking behandeld van mr. P.A. Huidekoper, kantonrechter, ingediend door een verzoeker die betrokken was bij een curateleprocedure. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de kantonrechter partijdig was en niet op een objectieve manier toezicht hield op de voormalig curator van de curandus. De verzoeker voerde aan dat de kantonrechter een onjuiste interpretatie had gegeven aan de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek en dat er een te nauwe relatie bestond tussen de kantonrechter en de voormalig curator, wat de schijn van partijdigheid zou wekken.

De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de kantonrechter, op basis van zijn aanstelling, vermoed werd onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden waren die dit tegenspraken. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn claims van partijdigheid. De rechtbank merkte op dat de rol van de kantonrechter in curatelezaken verschilt van die in andere procedures, en dat de kantonrechter niet onterecht had gehandeld door de zitting niet onmiddellijk te schorsen na het indienen van het wrakingsverzoek. De rechtbank stelde vast dat er geen objectieve gronden waren voor de vrees van de verzoeker dat de kantonrechter niet onpartijdig was.

De beslissing van de rechtbank was dat het wrakingsverzoek en het verzoek om verschoning van de kantonrechter werden afgewezen. De procedure zou worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige wrakingskamer
Rekestnummer: ZUT 2014/7
Beslissing van 3 maart 2014 van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [plaats, adres],
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. P.A. Huidekoper,
kantonrechter in deze rechtbank.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de wrakingsprocedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift tot wraking van 28 januari 2013, het proces-verbaal van de zitting van 30 januari 2014 en de aanvulling op het wrakingsverzoek van 13 februari 2014;
  • de schriftelijke reactie van mr. P.A. Huidekoper d.d. 11 februari 2014, strekkende tot het afwijzen van het verzoekschrift tot wraking, tevens verzoek om verschoning;
  • het proces-verbaal van de behandeling van het wrakingsverzoek ter terechtzitting van 17 februari 2014.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Ter zitting van 17 februari 2014, waarbij het wrakingsverzoek is behandeld, is verzoeker verschenen. Mr. Huidekoper is eveneens verschenen. Verzoeker heeft aan de hand van een pleitnota zijn standpunt nader toegelicht. Van het overigens ter zitting verhandelde heeft de griffier aantekening gehouden.
2.2
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek, en de toelichting middels de pleitnota en bij de mondelinge behandeling ter zitting - zakelijk weergegeven - het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
2.3
Voormalig curator [curator] (hierna: de voormalige curator) is betrokken in een procedure tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de erfgenamen (waaronder verzoeker) van de, inmiddels overleden, curandus [curandus].
2.4
Verzoeker stelt dat de kantonrechter een onjuiste betekenis heeft toegekend aan de in artikelen 1:372 en 1:373 BW jo. artikel 1:386 BW gebruikte terminologie. Verzoeker betwist met name het oordeel van de kantonrechter dat de periode waarover eindverantwoording aan de erfgenamen moet worden afgelegd alleen de periode is gelegen na de laatste periode waarover rekening en verantwoording is afgelegd.
2.5
Verzoeker stelt dat de kantonrechter ten onrechte van oordeel is dat hij een beperkte rol heeft waar het gaat om de invulling van zijn controlerende en toezichthoudende taak.
2.6
Verzoeker stelt voorts dat de kantonrechter in zijn controlerende en toezichthoudende taak zodanig verwijtbaar is tekort geschoten dat de voormalig curator op onrechtmatige wijze daarvan heeft geprofiteerd. Verzoeker stelt dat de voormalig curator vele tienduizenden euro’s aan het vermogen van de curandus heeft onttrokken en dat de kantonrechter ten onrechte nalaat te oordelen dat sprake is van slecht bewind en de schade daarvan vast te stellen.
2.7
Verzoeker stelt voorts dat tussen de kantonrechter en de voormalige curator sprake is van een hartelijke relatie. Dit blijkt, aldus verzoeker, onder meer uit correspondentie tussen de kantonrechter en de voormalig curator. Zo heeft de kantonrechter de voormalig- curator het advies gegeven om een advocaat in te schakelen ten aanzien van de pachtkwestie. Ook de door de curator in haar correspondentie met de kantonrechter gebruikte bewoordingen “Graag krijg ik aanwijzingen en tijd van u om die vergoedingen nog in te dienen” en “Ik ontmoet u graag weer op de 30e januari”, zouden volgens verzoeker wijzen op een hartelijke verstandhouding tussen de kantonrechter en de voormalig curator. Ter zitting heeft verzoeker aangevoerd dat op enig moment zelfs een succesvolle verkoop van de woning van curandus door de voormalige curator is gewaardeerd met een “staande ovatie” door de kantonrechter.
2.8
Verzoeker stelt voorts dat de zitting op 30 januari 2014 geen doorgang had mogen vinden gelet op het bepaalde in artikel 37 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Verzoeker stelt dat de kantonrechter tijdens die zitting zo ver ging dat hij probeerde het wrakingsverzoek te laten intrekken.

3.Het standpunt van mr. P.A. Huidekoper

Mr. Huidekoper (hierna: de kantonrechter) heeft bij verweerschrift van 11 februari 2014 het verzoek tot wraking gemotiveerd weersproken. Op hetgeen hij heeft aangevoerd zal hierna, indien van belang, nader worden teruggekomen.
De kantonrechter heeft voorts gesteld dat in het dossier zijn handtekeningstempel veelvuldig is gebruikt voor goedkeuringen, wat naar zijn mening de schijn van vooringenomenheid met betrekking tot de goedkeuring van de op dat moment voorliggende eindrekening en verantwoording kan worden gewekt. De kantonrechter heeft voorts gesteld dat indien de wrakingskamer meent dat zulks het geval is, hij verzoekt om hem te verschonen van de beoordeling van de eindrekening en verantwoording in het onderhavig geval.”

4.De beoordeling door de rechtbank

4.1
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 14 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
4.3
De grondslag van het wrakingsverzoek komt er in de kern op neer dat de verweerder juridisch inhoudelijke bezwaren heeft tegen de invulling van het toezicht door de kantonrechter alsmede dat hij bezwaar heeft tegen de persoonlijke opstelling van de kantonrechter jegens de voormalig curator.
4.4
De rol van de kantonrechter in een curatelezaak is een andere dan bijvoorbeeld in een dagvaardingsprocedure, waarbij partijen tegenover elkaar staan en de rechter in beginsel lijdelijk is. In een curatelezaak zijn twee partijen betrokken, die een heel verschillende positie hebben. De ene partij (de curator) neemt beslissingen over geld en goederen en over de verzorging en begeleiding van de curandus. De curator legt, na overlijden van de curandus, rekening en verantwoording af aan diens erfgenamen (artikel 1:373 lid 1 BW). De rekening en verantwoording wordt afgelegd ten overstaan van de kantonrechter maar niet áán de kantonrechter (artikel 1:374 lid 1 BW).
4.5
Door de kantonrechter wordt niet betwist dat hij de jure verantwoordelijk is voor de goedkeuring van de rekening en verantwoording over de jaren 2008-2011, ook al geeft de kantonrechter aan dat de controle de facto plaats vindt op administratief niveau.
4.6
Eventuele gebreken of onjuistheden in de controle die verzoeker beschouwt als nadelig voor hem, zijn evenals een in het nadeel van de verzoeker gedane uitleg van wetsartikelen te beschouwen als rechterlijke beslissingen waarmee verzoeker het niet eens is. Volgens vaste jurisprudentie is het instrument van wraking niet bedoeld om als rechtsmiddel tegen dergelijke beslissingen te worden aangewend. Grond voor wraking bestaat alleen als deze beslissing een feit oplevert waarvoor geen andere redelijke verklaring kan worden gegeven dan dat deze voortvloeit uit vooringenomenheid van de rechter. Uit hetgeen door verzoeker daartoe is aangevoerd kan dat niet worden afgeleid. Voor het oordeel dat de kantonrechter bij de controle van de periodieke rekeningen en verantwoordingen, dan wel het verlenen van machtigingen in verband met het beheer en de uitleg van bepaalde de procedure rakende wetsartikelen partijdig is, dan wel dat de vrees van verzoeker voor partijdigheid van die rechter gerechtvaardigd is, bestaat dan ook geen grond.
4.7
Dat er een hartelijke band zou bestaan tussen de voormalige curator en de kantonrechter is op geen enkele wijze aannemelijk geworden. De kantonrechter heeft in de eerste plaats zulks uitdrukkelijk betwist. Dat er sprake zou zijn van een “staande ovatie” aan het adres van de voormalige curator wordt overigens ook niet ondersteund; volgens de kantonrechter heeft hij de curator hoogstens gefeliciteerd met de verkoop van de woning van de curandus omdat daarbij een opbrengst boven verwachting was behaald. Ook de door de verzoeker aangehaalde zinsneden zijn naar het oordeel van de rechtbank niet te duiden als uitingen die op vooringenomenheid van de kantonrechter wijzen. Dit betrof uitlatingen van de curator en niet van de kantonrechter. Naar het oordeel van de wrakingskamer is verzoeker er niet in geslaagd om aan te tonen dat daadwerkelijk sprake is van een dergelijke verhouding.
4.8
Artikel 37 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat aanstonds na een verzoek tot wraking de behandeling wordt geschorst. Ter zitting van 17 februari 2014 heeft de kantonrechter aangegeven dat hij inderdaad niet direct tot schorsing van de behandeling is overgegaan en de zitting van 30 januari 2014 toch doorgang heeft laten vinden omdat hij zich ervan wilde vergewissen of verzoeker daadwerkelijk het wrakingsverzoek zou doorzetten. Ook al had het voor de hand gelegen dat de kantonrechter de zitting had geannuleerd na ontvangst van het schriftelijke wrakingsverzoek, kan uit de enkele omstandigheid dat zulks niet is gebeurd niet een vooringenomenheid worden afgeleid. Uit het proces-verbaal van 30 januari 2014 is niet gebleken van processuele handelingen die wijzen op een rechterlijke partijdigheid. Uit het proces-verbaal blijkt voorts niet dat de kantonrechter heeft getracht om het wrakingsverzoek te laten intrekken. Ook ter zitting van 17 februari 2014 heeft de kantonrechter de stelling van verzoeker weersproken dat hij hem op andere gedachten heeft willen brengen.
4.9
Overigens zijn geen feiten en/of omstandigheden gesteld dan wel gebleken op grond waarvan geoordeeld moet worden dat er sprake is van vooringenomenheid van de kantonrechter jegens verzoeker. Evenmin kan op grond van objectieve maatstaven worden beoordeeld dat gebleken is van feiten en omstandigheden die verzoeker grond hebben gegeven voor de vrees dat het de kantonrechter aan onpartijdigheid heeft ontbroken.
4.1
Nu verzoeker geen andere gronden die tot toewijzing van het wrakingsverzoek kunnen leiden, heeft aangevoerd, zal het wrakingsverzoek van verzoeker worden afgewezen.
4.11
Om dezelfde redenen die hebben geleid tot afwijzing van het wrakingsverzoek, wijst de rechtbank het verzoek tot verschoning af. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de conclusie kunnen rechtvaardigen dat het de kantonrechter aan de vereiste onpartijdigheid ontbreekt. De omstandigheid dat er in de loop van het toezicht veelvuldig stempels met de handtekening van de kantonrechter zijn gebruikt, is daarvoor onvoldoende.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
wijst het verzoek tot wraking van mr. P.A. Huidekoper af;
5.2
wijst het door mr. P.A. Huidekoper gedane verzoek om verschoning af;
5.3
bepaalt dat de procedure, bij de rechtbank bekend onder kenmerk: 2674167 BH VERZ 14-18, zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment dat het onderhavige wrakingsverzoek werd ingediend.
Deze beslissing is gegeven door mr. Vrendenbarg-Elsbeek, voorzitter, mrs. Heessels en Hovens, rechters en mr. Koster, griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2014.
Mr. Hovens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.