ECLI:NL:RBGEL:2014:1526

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 maart 2014
Publicatiedatum
7 maart 2014
Zaaknummer
ZUT 2014/8
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • M. Vrendenbarg-Elsbeek
  • A. Heessels
  • J. Hovens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure

Op 3 maart 2014 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, het verzoek tot wraking van mr. W.M. Eijkelestam, kantonrechter, afgewezen. Het verzoeker, die op 3 februari 2014 een wrakingsverzoek indiende, stelde dat hij tijdens de zitting niet de gelegenheid had gekregen om zijn pleitnota te overhandigen en dat hij niet of nauwelijks de kans had gekregen om het woord te voeren. De kantonrechter heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat het niet gebruikelijk is om pleitaantekeningen direct na aanvang van de zitting te overhandigen en dat verzoeker op een later moment wel de gelegenheid heeft gekregen om zijn standpunt toe te lichten, maar dit niet heeft gedaan.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de inhoud van het proces-verbaal van de zitting van 3 februari 2014 niet ondersteunt dat verzoeker geen redelijke mogelijkheid heeft gehad om zijn standpunt naar voren te brengen. De rechtbank benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. In dit geval zijn er geen feiten of omstandigheden gebleken die wijzen op vooringenomenheid van de kantonrechter.

De rechtbank concludeert dat verzoeker geen andere gronden heeft aangevoerd die tot toewijzing van het wrakingsverzoek kunnen leiden. Daarom wordt het verzoek tot wraking afgewezen en wordt bepaald dat de procedure, bekend onder kenmerk 2446944 BR 13-638, zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige wrakingskamer
Rekestnummer: ZUT 2014/8
Beslissing van 3 maart 2014 van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [plaats, adres],
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. W.M. Eijkelestam,
kantonrechter in deze rechtbank.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de wrakingsprocedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift tot wraking van verzoeker d.d. 3 februari 2014 per e-mailbericht ingekomen bij J.M. van Oostveen-Out, juridisch medewerker bij deze rechtbank;
  • de schriftelijke reactie van mr. W.M. Eijkelestam d.d. 10 februari 2014, strekkende tot het afwijzen van het verzoekschrift tot wraking;
  • het proces-verbaal ter terechtzitting van 3 februari 2014 met nummer 2446944 BR 13-638.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Ter zitting van 17 februari 2014, alwaar het wrakingsverzoek is behandeld, is verzoeker, hoewel behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering niet verschenen. De rechter is na bericht van verhindering evenmin verschenen.
2.2
De verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek het volgende ten grondslag gelegd:
De kantonrechter heeft hem tijdens de zitting geen gelegenheid gekregen zijn pleitnota te overhandigen. Verzoeker stelt voorts dat hij niet of nauwelijks de mogelijkheid gekregen om het woord te voeren.

3.Het standpunt van mr. W.M. Eijkelestam

Mr. W.M. Eijkelestam (hierna: de kantonrechter) heeft bij verweerschrift van 10 februari 2014 het verzoek tot wraking gemotiveerd weersproken. Op hetgeen hij heeft aangevoerd zal hierna, indien van belang, nader worden teruggekomen.

4.De beoordeling door de rechtbank

4.1
Ingevolge artikel 12a van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften is titel IV van het Vierde boek van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing. Ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan op verzoek van een partij een rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 14 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
4.3
De inhoud van het proces-verbaal van de zitting van 3 februari 2014 laat zien dat de kantonrechter heeft gereageerd op hetgeen verzoeker naar voren bracht. Uit het proces-verbaal komt in samenhang met de inhoud van het verweerschrift van de kantonrechter naar voren dat de door verzoeker opgemaakte pleitnota kennelijk niet is overhandigd aan de kantonrechter. De kantonrechter stelt in zijn verweerschrift dat het in dergelijke zaken niet de bedoeling is om meteen na aanvang van de zitting pleitaantekeningen te overleggen en dat dat zakelijk weergegeven ook aan verzoeker is kenbaar gemaakt. De kantonrechter stelt voorts dat verzoeker evenwel op een later moment wel in de gelegenheid is gesteld om op zijn pleitaantekeningen terug te komen, doch dat verzoeker dat niet meer heeft gedaan.
4.4
De stelling van verzoeker dat hij door de kantonrechter tijdens de zitting niet of nauwelijks in de gelegenheid is gesteld zijn standpunt toe te lichten, wordt niet gestaafd door de inhoud van het proces-verbaal van de zitting. Niet gezegd kan worden dat verzoeker geen redelijke mogelijkheid heeft gehad zijn standpunt naar voren te brengen. Dat verzoeker wellicht nog een meer uitgebreide toelichting had willen geven doet aan die vaststelling niet af
4.5
Overigens zijn geen feiten en/of omstandigheden gesteld dan wel gebleken op grond waarvan geoordeeld moet worden dat er sprake is van vooringenomenheid van de kantonrechter jegens verzoeker. Evenmin kan op grond van objectieve maatstaven worden beoordeeld dat gebleken is van feiten en omstandigheden die verzoeker grond hebben gegeven voor de vrees dat het de kantonrechter aan onpartijdigheid heeft ontbroken.
4.6
Nu verzoeker geen andere gronden heeft aangevoerd die tot toewijzing van het wrakingsverzoek kunnen leiden zal het wrakingsverzoek van verzoeker worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
wijst het verzoek tot wraking van mr. W.M. Eijkelestam af;
5.2
bepaalt dat de procedure, bij de rechtbank bekend onder kenmerk: 2446944 BR 13-638, zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment dat het onderhavige wrakingsverzoek werd ingediend.
Deze beslissing is gegeven door mr. Vrendenbarg-Elsbeek, voorzitter, mrs. Heessels en Hovens, rechters en mr. Koster, griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2014.
Mr. Hovens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.