Op 3 maart 2014 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, het verzoek tot wraking van mr. W.M. Eijkelestam, kantonrechter, afgewezen. Het verzoeker, die op 3 februari 2014 een wrakingsverzoek indiende, stelde dat hij tijdens de zitting niet de gelegenheid had gekregen om zijn pleitnota te overhandigen en dat hij niet of nauwelijks de kans had gekregen om het woord te voeren. De kantonrechter heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat het niet gebruikelijk is om pleitaantekeningen direct na aanvang van de zitting te overhandigen en dat verzoeker op een later moment wel de gelegenheid heeft gekregen om zijn standpunt toe te lichten, maar dit niet heeft gedaan.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de inhoud van het proces-verbaal van de zitting van 3 februari 2014 niet ondersteunt dat verzoeker geen redelijke mogelijkheid heeft gehad om zijn standpunt naar voren te brengen. De rechtbank benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. In dit geval zijn er geen feiten of omstandigheden gebleken die wijzen op vooringenomenheid van de kantonrechter.
De rechtbank concludeert dat verzoeker geen andere gronden heeft aangevoerd die tot toewijzing van het wrakingsverzoek kunnen leiden. Daarom wordt het verzoek tot wraking afgewezen en wordt bepaald dat de procedure, bekend onder kenmerk 2446944 BR 13-638, zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van indienen van het wrakingsverzoek.