Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van
wettelijk vertegenwoordigd door C.G.M. de Bruyn,te[woonplaats], eiseres
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 maart 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen E.M.S. de Bruyn, wettelijk vertegenwoordigd door C.G.M. de Bruyn, en de Centrale Administratiekantoor (CAK) over de vaststelling van de eigen bijdrage voor zorg met verblijf. Eiseres, die rolstoelgebonden is en een Wajong-uitkering ontvangt, betwistte de hoogte van de eigen bijdrage die per 1 januari 2013 was vastgesteld op € 871,07 per maand. Eiseres stelde dat de vermogensinkomensbijtelling, die bij de berekening van de eigen bijdrage werd toegepast, inbreuk maakte op haar eigendomsrecht zoals vastgelegd in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
De rechtbank oordeelde dat de wetgever met de vermogensinkomensbijtelling beoogde om een eerlijke bijdrage te vragen van verzekerden met vermogen, en dat deze maatregel niet in strijd was met de wet. De rechtbank concludeerde dat de eigen bijdrage inkomensafhankelijk is en jaarlijks opnieuw wordt berekend, waardoor betrokkenen rekening moeten houden met mogelijke wijzigingen in hun bijdrage. De rechtbank vond dat de wetgever een redelijke afweging had gemaakt tussen de gemeenschapsbelangen en de fundamentele rechten van individuen, en dat er geen sprake was van een onevenredige last voor eiseres.
De rechtbank verwierp ook de stelling van eiseres dat er ongerechtvaardigd onderscheid was tussen haar en andere personen met vermogen, aangezien de vermogensinkomensbijtelling voor iedereen die onder het Bbz valt op dezelfde manier wordt toegepast. De rechtbank concludeerde dat de eigen bijdrage niet met terugwerkende kracht werd opgelegd en dat de CAK niet in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel had gehandeld. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond.