ECLI:NL:RBGEL:2014:1780

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 maart 2014
Publicatiedatum
17 maart 2014
Zaaknummer
AWB-13_1192
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verlenging plaatsing op de Uitwijklijst voor tolk Nederlands-Vietnamees wegens onvoldoende taalbeheersing en bijscholingsverplichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 maart 2014 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiseres, een tolk Nederlands-Vietnamees, en de Minister van Veiligheid en Justitie. Eiseres had verzocht om verlenging van haar plaatsing op de Uitwijklijst, maar dit verzoek werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat eiseres onvoldoende had aangetoond dat zij het Vietnamees op minimaal niveau B2 beheerst, zoals vereist door de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv). Daarnaast voldeed zij niet aan haar bijscholingsverplichting, wat ook een voorwaarde is voor verlenging van de plaatsing op de Uitwijklijst. Eiseres had weliswaar een diploma, maar de diplomawaardering door het Informatiecentrum Diploma Waardering (IcDW) gaf aan dat haar opleiding in Vietnam niet voldeed aan de vereiste normen. De rechtbank overwoog dat de Minister zich op het standpunt had mogen stellen dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij over de vereiste taalcompetenties beschikte. Ook de argumenten van eiseres over haar werkervaring en de omstandigheden rondom haar opleiding werden door de rechtbank niet als voldoende geacht om van het beleid af te wijken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Team bestuursrecht
zaaknummer: AWB 13/1192

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen
[eiseres], eiseres,
en

de Minister van Veiligheid en Justitie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 9 oktober 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres tot verlenging van haar plaatsing op de Uitwijklijst als tolk Nederlands-Vietnamees afgewezen.
Bij besluit van 3 januari 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift en een aanvullend verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2014. Eiseres is verschenen. Verweerder is, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen.

Overwegingen

1.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. De moedertaal van eiseres is Vietnamees. Zij staat sinds 24 oktober 1998 ingeschreven in het bestand van Tolk- en Vertaalcentrum Nederland als tolk in de taal Vietnamees. Zij heeft sinds 1 juni 2004 een eigen bedrijf als tolk en vertaler. Bij besluit van 27 oktober 2009 is eiseres als tolk Nederlands-Vietnamees op de Uitwijklijst geplaatst. Deze plaatsing eindigde op
27 oktober 2012.Op 26 september 2012 heeft zij via het daartoe bestemde formulier een verzoek gedaan tot verlenging van haar plaatsing op de Uitwijklijst. Op 12 juli 2012 heeft het Informatiecentrum Diploma Waardering (IcDW) het middelbare schooldiploma van eiseres, behaald in Vietnam in 1974, aldus gewaardeerd dat het onderwijsniveau vergelijkbaar is met drie jaar van een nominaal vierjarige opleiding binnen het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (hierna: vmbo), theoretische leerweg.
2.
Verweerder heeft aan het bestreden besluit, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij het Vietnamees op ten minste
niveau B2 van het Europese referentiekader voor de Talen (hierna: ERK) beheerst en evenmin dat zij aan haar bijscholingsverplichting heeft voldaan.
3.
Eiseres kan zich hiermee niet verenigen. Op hetgeen zij in dit verband heeft aangevoerd, zal in het navolgende worden ingegaan.
4.
Ingevolge artikel 2, derde lid, van de Wet beëdigde tolken en vertalers (hierna: de Wbtv), kan de Minister een lijst houden waarop de gegevens worden bijgehouden van tolken en vertalers die beschikken over een recente verklaring omtrent het gedrag en die wegens het ontbreken van opleidingen of het ontbreken van onafhankelijke deskundigen die de kennis kunnen toetsen, niet kunnen aantonen te beschikken over de vereiste competenties taalvaardigheid in de bron- of de doeltaal of kennis van de cultuur van het land of gebied van de bron- of doeltaal: de zgn. ‘Uitwijklijst’. De Minister kan een instelling aanwijzen die deze lijst bijhoudt.
5.
Ingevolge artikel 5 van het ten tijde van belang geldende Besluit Uitwijklijst van
22 december 2011 (Staatscourant 2011, nr. 23956), wordt een tolk of vertaler op de Uitwijklijst geplaatst indien hij of zij aantoont:
a. over havo/mbo (niveau 4) werk- en denkniveau te beschikken;
b. de bron- en de doeltaal op minimaal niveau B2 van het ERK te beheersen;
c. minimaal 20 opdrachten als tolk of als vertaler te hebben verricht en
d. minimaal 8 punten te behalen op de competentiematrix die als bijlage bij dit besluit is gevoegd en daarvan onderdeel uitmaakt.
6.
Ingevolge artikel 10 van het Besluit Uitwijklijst wordt een tolk of vertaler voor een periode van nogmaals drie jaar op de Uitwijklijst geplaatst indien hij of zij aantoont:
a. aan de voorwaarden genoemd in artikel 5 te voldoen, dan wel de voorwaarden zoals die gelden ten tijde van het indienen van het verzoek tot verlenging, en
b. aan zijn of haar bijscholingsverplichting, zoals genoemd in de artikelen 5 en 7 van het Besluit permanente educatie Wbtv (hierna: het Besluit PE) te hebben voldaan.
7.
Ingevolge artikel 5 van het Besluit PE moet een tolk of vertaler bij een verzoek tot verlenging van de plaatsing op de Uitwijklijst aantonen dat hij of zij gedurende de drie jaar vanaf datum van plaatsing op de Uitwijklijst de kwaliteit van zijn of haar beroepsuitoefening op het vereiste niveau heeft gehouden doordat hij of zij minstens 48 PE-punten heeft gehaald met scholingsactiviteiten, zoals bedoeld in artikel 1 van dit besluit, ongeacht in welk jaar binnen de periode van plaatsing de PE-punten zijn behaald.
8.
Ingevolge artikel 7 van het Besluit PE moet een tolk of vertaler die vóór 1 januari 2010 op de Uitwijklijst is geplaatst, bij een verzoek tot verlenging van de plaatsing op de Uitwijklijst aantonen dat hij of zij gedurende de drie jaar vanaf de datum van plaatsing op de Uitwijklijst de kwaliteit van zijn of haar beroepsuitoefening op het vereiste niveau heeft gehouden doordat hij of zij minstens 32 PE-punten heeft gehaald met scholingsactiviteiten, zoals bedoeld in artikel 1 van dit besluit, ongeacht in welk jaar binnen de periode van plaatsing de PE-punten zijn behaald.
9.
Niet is in geschil dat eiseres voldoet aan de in artikel 5, aanhef en onder a, c en d genoemde vereisten en dat zij het Nederlands op minimaal niveau B2 van het ERK beheerst.
10.
Het geschil beperkt zich tot de vraag of verweerder aan eiseres heeft mogen tegenwerpen dat zij niet heeft aangetoond het Vietnamees te beheersen op minimaal niveau B2 en dat zij niet aan haar bijscholingsverplichting heeft voldaan.
11.
De rechtbank overweegt dat de doelstelling van de Wbtv is te komen tot een register van tolken die aantoonbaar beschikken over een zeker kwaliteitsniveau. Ook in geval van plaatsing op de Uitwijklijst dient een zekere basiskwaliteit gegarandeerd te zijn, gelet op de belangen die betrokken zijn bij de werkzaamheden als tolk. Bij de toets van het door verweerder in dit kader gevoerde beleid dient de rechtbank terughoudendheid te betrachten, gelet op de aan verweerder toekomende beleidsvrijheid. De door verweerder in het beleid gestelde voorwaarden zijn, zoals ook al meermalen door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) is uitgemaakt, niet als onredelijk aan te merken.
12.
In de bijlage bij het Aanvraagformulier verlenging plaatsing Uitwijklijst, heeft verweerder uiteengezet dat beheersing van een taal op B2-niveau van het ERK kan worden aangetoond op basis van een diploma van een geaccrediteerde opleiding op ten minste havo/mbo 4 niveau waarin het onderwijs in de betreffende taal wordt gegeven, dan wel een getuigschrift of certificaat van een toets van een aangewezen deskundige waaruit het B2-niveau blijkt.
13.
Eiseres heeft aangevoerd dat haar middelbare schooldiploma bij de diplomawaardering ten onrechte is gelijkgesteld met drie jaar vmbo in Nederland. Zij stelt verder dat zij niet vier maar vijf jaren onderwijs heeft gevolgd in Vietnam, maar dat zij door de burgeroorlog in Vietnam geen certificaat voor dat vijfde jaar kon verkrijgen. Dat vijfde schooljaar is vanwege het ontbreken van een certificaat niet meegewogen bij de diplomawaardering, maar het is wel degelijk gevolgd en moet dus worden meegewogen bij de beoordeling van haar diploma. Dat haar opleiding aan het B2 niveau voldoet blijkt ook uit het feit dat eiseres na haar opleiding bij de burgerlijke stand in Vietnam heeft gewerkt, aldus eiseres.
14.
Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat eiseres haar stelling dat zij het Vietnamees ten minste op niveau B2 beheerst niet met stukken heeft onderbouwd. Uit de omstandigheden dat zij geen bewijs heeft van het vijfde jaar onderwijs in Vietnam vanwege de burgeroorlog en dat zij in Vietnam bij de burgerlijke stand werkzaam was, volgt niet dat zij heeft aangetoond dat zij het Vietnamees op ten minste niveau B2 beheerst.
15.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij beschikt over taalcompetenties in het Vietnamees op niveau B2. Daarbij neemt de rechtbank allereerst in aanmerking dat de diplomawaardering van het diploma van eiseres is verricht door het IcDW. Uit de diplomawaardering blijkt dat binnen de structuur voor Internationale Diplomawaardering de expertisecentra voor internationale diplomawaardering Nuffic en de Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) samenwerken. Deze expertisecentra mogen deskundig worden geacht op het gebied van internationale diplomawaardering en verweerder mag daarom in beginsel afgaan op de door hen gegeven waardering. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de door de IcDW verrichte waardering op onzorgvuldige of onjuiste wijze tot stand is gekomen. Eiseres heeft de diplomawaardering ook niet met een deskundigenbericht of anderszins onderbouwd bestreden.
Derhalve heeft verweerder van de diplomawaardering mogen uitgaan, waaruit volgt dat de in Vietnam gevolgde opleiding vergelijkbaar is met drie jaar van een nominaal vierjarige opleiding binnen het vmbo. Hiermee voldoet eiseres niet aan het vereiste B2-niveau.
Vervolgens heeft verweerder in de stelling van eiseres dat zij door de burgeroorlog geen certificaat van een vijfde onderwijsjaar in Vietnam kan overleggen, geen grond hoeven te zien voor het oordeel dat eiseres wel heeft aangetoond het Vietnamees te beheersen op niveau B2. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat eiseres het volgen van het vijfde jaar onderwijs niet heeft kunnen onderbouwen. Indien niettemin zou worden aangenomen dat eiseres wel een extra jaar onderwijs in Vietnam heeft gevolgd, acht de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat eiseres daarmee heeft aangetoond te beschikken over het vereiste havo/mbo 4 niveau, nu de daaraan voorafgaande opleiding in Vietnam immers is gewaardeerd op een niveau dat overeenkomt met drie jaar vmbo. Het verschil met het vereiste havo/mbo 4 niveau is te groot om met een jaar extra onderwijs te overbruggen.
Evenmin heeft eiseres stukken overgelegd waaruit volgt dat zij beschikt over de door haar gestelde werkervaring bij de burgerlijke stand in Vietnam, zodat haar stelling dat op grond daarvan kan worden aangenomen dat zij door deze werkervaring het Vietnamees op niveau B2 beheerst, reeds daarom faalt.
16.
Ten aanzien van haar bijscholingsverplichting stelt eiseres dat zij op
27 oktober 2012, de datum waarop haar plaatsing op de Uitwijklijst verstreek en zij aan de vereisten voor verlenging diende te voldoen, over alle 32 PE-punten zou hebben beschikt, indien de docent voor de opleiding van zaterdag 20 oktober 2012 zich niet ziek had gemeld.
17.
Niet in geschil is dat eiseres op 27 oktober 2012 niet beschikte over het vereiste aantal van 32 PE-punten, zodat zij niet overeenkomstig artikel 7 van het Besluit PE heeft aangetoond dat zij gedurende de drie jaar vanaf de datum van plaatsing op de Uitwijklijst de kwaliteit van haar beroepsuitoefening op het vereiste niveau heeft gehouden. Derhalve komt eiseres ook op grond van artikel 10 van het Besluit Uitwijklijst niet voor verlenging van de plaatsing op de Uitwijklijst in aanmerking. Hetgeen eiseres heeft aangevoerd kan in zoverre niet leiden tot het daarmee beoogde resultaat.
18.
De rechtbank ziet zich, gezien hetgeen eiseres met betrekking tot haar opleiding, werkervaring en permanente educatie heeft aangevoerd, vervolgens voor de vraag gesteld of verweerder wegens bijzondere omstandigheden gebruik had moeten maken van zijn inherente afwijkingsbevoegdheid van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) om van de beleidsregels af te wijken.
19.
Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling, zie onder meer de uitspraak van 16 februari 2005, LJN: AS6225, wordt een dergelijk bijzonder geval slechts aangenomen voor een omstandigheid die bij het opstellen van het beleid niet in dat beleid is verdisconteerd en waarin strikte navolging van de beleidsregel zou leiden tot een uitkomst die verweerder niet geacht kan worden te hebben beoogd.
20.
De rechtbank is van oordeel dat de ziekte van de docent en de gestelde werkzaamheden van eiseres in Vietnam geen bijzondere omstandigheden zijn die verweerder aanleiding hadden behoren te geven af te wijken van het bepaalde in de artikelen 5 en 10 van het Besluit Uitwijklijst. De omstandigheid dat eiseres jarenlang werkzaam is als tolk, is geen bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 4:84 van de Awb. Deze omstandigheid moet worden geacht bij de vaststelling van het voormelde beleid te zijn betrokken, nu één van de vereisten van dat beleid is dat eiseres ten minste 20 opdrachten als tolk moet hebben uitgevoerd. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheid dat eiseres in 2009 wel op de Uitwijklijst is geplaatst, verweerder niet noopt tot toewijzing van de aanvraag, nu bij de toewijzing in 2009 niet kenbaar is getoetst of eiseres voldoet aan de nu gestelde vereisten en plaatsing op de Uitwijklijst bovendien een tijdelijk karakter heeft, zoals ook blijkt uit het besluit van 27 oktober 2009.
21.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Vogel, voorzitter, en mr. G.W.B. Heijmans en
mr. R.J.B. Schutgens, leden, in aanwezigheid van mr. N.J.H. Klomp, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.