ECLI:NL:RBGEL:2014:1792

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 maart 2014
Publicatiedatum
18 maart 2014
Zaaknummer
05/780031-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. G. Gilhuis
  • mr. A. van Lookeren Campagne
  • mr. M. van Santen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor moord op 21-jarige vrouw door verdachte met voorbedachten rade

Op 18 maart 2014 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 25-jarige verdachte, die werd beschuldigd van de moord op een 21-jarige vrouw. De verdachte heeft bekend dat hij het slachtoffer op 25 mei 2013 om het leven heeft gebracht door haar met een riem te wurgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na kalm beraad en rustig overleg, de daad heeft gepleegd. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte als betrouwbaar beoordeeld, omdat deze consistent en gedetailleerd waren en ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de moord heeft plaatsgevonden, waaronder de relatie tussen de verdachte en het slachtoffer, en de psychische toestand van de verdachte.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan moord en hem vrijgesproken van de tweede tenlastelegging, die betrekking had op verkrachting. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat het slachtoffer nog in leven was op het moment van de seksuele handelingen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaar en ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, gezien zijn gebrekkige ontwikkeling van geestvermogens en de kans op herhaling. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 11.680,96 toegewezen aan de benadeelde partij, de moeder van het slachtoffer, en de wettelijke rente vanaf de datum van de vordering.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de verdachte niet alleen het leven van het slachtoffer heeft ontnomen, maar ook onnoemelijk leed heeft veroorzaakt bij de nabestaanden. De rechtbank heeft de ernst van de daad en de impact op de samenleving in haar beslissing meegenomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: 05/780031-13
Uitspraak d.d.: 18 maart 2014
tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

naam: [verdachte],

geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres 1],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
raadsman : mr. H.O. den Otter, advocaat te Arnhem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek (laatstelijk) op de terechtzitting van 4 maart 2014. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. H.O. den Otter, advocaat te Arnhem.
De benadeelde partij [benadeelde] is ter terechtzitting verschenen.
De officier van justitie heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 mei 2013 te Zutphen opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, [slachtoffer] een riem (een draagriem van een tas) om haar hals gedraaid/gedaan en (daarbij) aan die riem getrokken, althans haar met die riem en/of (vervolgens) met zijn hand(en) gewurgd, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
2.
hij op of omstreeks 25 mei 2013 te Zutphen door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
-zijn hand en/of zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gestoken, en/of
-zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gestoken,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
-een mes heeft gepakt en/of heeft getoond, en/of
-een draagriem om de hals van die [slachtoffer] heeft gedraaid/gedaan en/of
(daarbij) aan die riem heeft getrokken en/of die [slachtoffer] met die riem, althans met zijn hand(en) heeft gewurgd, en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding van het onderzoek
Op 25 mei 2014 omstreeks 20:50 uur heeft de politie een 112-melding gekregen van enige buurtbewoners van de [adres 2] te Zutphen. Deze buurtbewoners hebben op die avond een vrouw in dit perceel hard horen schreeuwen en gillen. Tevens hebben zij geluiden gehoord van spullen die omvielen en een hond die blafte. Enige momenten later heeft een getuige een persoon, in het zwart gekleed en met een capuchon op, uit die woning zien komen, welke persoon vervolgens wegfietste.
Nadat de ter plaatse gekomen politieagenten de deur van de woning hebben geforceerd, hebben zij het levenloze lichaam van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) op een bed aangetroffen.
Naar aanleiding van de resultaten van het opsporingsonderzoek is verdachte ter zake van het tenlastegelegde aangehouden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de moord op [slachtoffer], door haar na kalm beraad en rustig overleg met een riem te wurgen.
Verdachte dient van het onder feit 2 tenlastegelegde te worden vrijgesproken. Dit, omdat niet buiten iedere twijfel kan worden gesteld dat het geconstateerde letsel aan de geslachtsdelen is veroorzaakt door verkrachting en omdat niet bewezen kan worden dat [slachtoffer] op het moment van de seksuele handelingen nog in leven was.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag. Er was evenwel geen sprake van voorbedachte raad, maar van handelen vanuit een hevige gemoedsopwelling. Uit de rapportages omtrent de persoon van verdachte kan worden geconcludeerd dat verdachte eenvoudigweg niet in staat is om een bepaald plan te maken, dan wel planmatig te handelen. Een contra-indicatie voor het aannemen van voorbedachte raad is juist dat verdachte die dag naar [slachtoffer] ging om te proberen haar met cadeaus te paaien in de hoop dat de relatie met haar weer zou opbloeien, hij een hele tijd bij haar was en dat hij uiteindelijk in een staat van verwarring heeft gehandeld.
Verdachte dient van feit 2 vrijgesproken te worden, nu niet bewezen kan worden dat [slachtoffer] in leven was op het moment dat verdachte seksuele handelingen met haar verrichtte, aldus de verdediging.
Beoordeling door de rechtbank ten aanzien van feit 1
Verdachte heeft tegenover de politie en ter terechtzitting (bekennende) verklaringen afgelegd. Kort samengevat en zakelijk weergegeven heeft hij onder meer verklaard dat:
- hij op 25 mei 2013 bij [slachtoffer] aanwezig was, waarbij hij een zwart T-shirt, zwarte broek, zwarte schoenen en een zwarte jas met capuchon aanhad; [2]
- hij een riem meegenomen had, die in zijn jaszak zat. Deze riem bevatte haakjes en kwam van een zwarte Rockstar tas met aan de zijkant een ‘vorm van R’ uit zijn woning; [3]
  • [slachtoffer] op enig moment op die dag op de bank zat, terwijl zij een Japanse of Koreaanse serie aan het kijken was;
  • hij, terwijl hij enige tijd met de riem in zijn handen achter die bank stond, de riem om de nek van [slachtoffer] heeft gedaan en deze riem vervolgens hard heeft aangetrokken. [slachtoffer] heeft zich verzet en heeft hard geschreeuwd. Bij deze handelingen heeft verdachte tevens zijn handen/duimen om de keel van [slachtoffer] gedrukt;
- hij, toen hij dacht dat [slachtoffer] overleden zou zijn, haar op het bed heeft gelegd; [5]
- hij vervolgens seksuele handelingen met [slachtoffer] heeft verricht, bestaande uit het betasten van haar lichaam en het binnendringen van de vagina van [slachtoffer] met zijn vingers en zijn penis.
De rechtbank acht deze verklaringen van verdachte betrouwbaar, nu deze consistent en gedetailleerd zijn en nu deze verklaringen in voldoende mate worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Sectie
Bij pathologisch onderzoek aan het lichaam van [slachtoffer] is gebleken dat de bevindingen van de sectie passen bij een overlijden door verstikking door omsnoerend geweld aan de hals (en mogelijk ook samendrukkend dan wel belemmerend geweld aan de mond). [6]
De riem
Het levenloze lichaam van [slachtoffer] is die bewuste avond door verbalisanten op het bed in de woning aangetroffen. [7] Om de hals van [slachtoffer] bevond zich een zwarte kunststof draagband met aan beide uiteinden een kunststof sluiting. Waargenomen werd dat een deel van haar haren zich onder en tussen de band bevond. Dit kon, volgens de verbalisanten, duiden op een verwurging van het slachtoffer met die draagband. [8]
Op de riem (door het NFI genoemd: een hengsel) zijn humane biologische sporen aangetroffen, welke bemonsterd zijn en waarop vergelijkend DNA-onderzoek is verricht. De DNA-profielen van meerdere bemonsteringen van die riem komen overeen met een mengprofiel van het DNA van verdachte en dat van [slachtoffer], waarbij de kans dat het DNA-profiel van een willekeurige gekozen persoon matcht met dit DNA-mengprofiel is berekend op kleiner dan 1 op 1 miljard. [9]
Op de slaapkamer van verdachte is een zwarte draagtas, voorzien van het logo in de vorm van een “ster” en de letter “R”, aangetroffen. De draagriem die daar kennelijk bij hoort, is niet in de slaapkamer aangetroffen. [10] Verdachte heeft aangegeven dat de riem, waarover hij heeft verklaard, van deze tas is afgehaald. [11]
Schreeuwen door [slachtoffer] en donker geklede jongen
Buren van [slachtoffer] hebben verklaard dat zij op die avond een meisje hebben horen schreeuwen, dan wel een doodskrijs van een persoon hebben gehoord. Tevens heeft één van deze buren een jongen, gekleed in donkere kleding en een capuchon op, zien wegfietsen. [12]
Verplaatsing naar het bed
Bij sporenonderzoek in de woning hebben de verbalisanten gerelateerd dat de aangetroffen voorwerpen op de vloer een indruk maakten van gewelddadige bewegingen vanaf de zitbank, langs de salontafel in de richting van het bed. [13]
Seksuele handelingen
Uit sporenonderzoek aan het lichaam van [slachtoffer] zijn bij haar (kleine) schaamlippen spermacellen aangetroffen. [14] Het DNA-profiel gevonden in een bemonstering van de kleine schaamlippen van [slachtoffer] komt overeen met een mengprofiel van het DNA van verdachte gemengd met het DNA van [slachtoffer], waarbij de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-mengprofiel, is berekend op kleiner dan 1 op 1 miljard. [15]
Gelet op de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door haar met een riem te wurgen.
Voorbedachte raad
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (zie bijvoorbeeld HR 28 februari 2012, LJN BR2342) moet voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachten raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezenverklaren van voorbedachten raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld. Daarbij verdient opmerking dat de enkele omstandigheid dat niet is komen vast te staan dat is gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, niet toereikend is om daaraan de gevolgtrekking te verbinden dat sprake is van voorbedachte raad.
Voor zover hier van belang heeft verdachte als volgt verklaard.
Verdachte heeft een relatie gehad met [slachtoffer]. Van vrienden hoorde verdachte dat [slachtoffer] vreemd zou gaan. Toen hij haar hiermee confronteerde, werd [slachtoffer] boos en heeft de relatie een paar dagen later, maar in elk geval in november/december 2012, uitgemaakt. Vervolgens heeft verdachte op (WhatsApp- en Skype-)accounts van [slachtoffer] ingebroken, waarbij hij zag dat zij contact had met een andere jongen. Hier werd verdachte verdrietig en somber van en vanaf ongeveer januari 2013 ontstond de gedachte bij verdachte dat hij [slachtoffer] wilde vermoorden. [16]
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij in elk geval vanaf april 2013 de gedachte had dat [slachtoffer] dood moest. [17]
Twee dagen of één dag vóór zaterdag 25 mei 2013 heeft verdachte het idee opgevat om [slachtoffer] met de riem (die hij al in april van de tas heeft gehaald) te wurgen. Toen hij naar [slachtoffer] toe ging (om een kamerscherm te brengen) heeft hij de riem in zijn jaszak gedaan, waarbij hij eraan dacht om haar met die riem te wurgen. [18]
Terwijl verdachte bij [slachtoffer] was (en zij series aan het kijken was), wilde verdachte op zijn telefoon kijken, waarbij hij de riem weer in zijn jaszak voelde en de nare gedachte (dat hij [slachtoffer] zou vermoorden) weer bij hem boven kwam. [19] Vervolgens ging hij naar de badkamer, waar hij aan de ene kant dacht weg te gaan en aan de andere kant de nare gedachte weer had. Terwijl hij de riem voelde, dacht hij
“ga ik het doen of ga ik het niet doen”. [20]
Tien minuten nadat hij van het toilet af kwam, heeft verdachte de riem uit zijn jas gepakt, hield deze met twee handen vast (zodanig dat [slachtoffer] de riem niet zag), waarbij hij de riem om elke hand had gewikkeld, en ging (stap voor stap) richting de bank en [slachtoffer]. Vervolgens heeft verdachte ongeveer een half uur achter de bank gestaan en gedacht of hij het wel zou doen, waarbij hij een stap richting [slachtoffer] zette, of het toch niet zou doen, waarbij hij een stap terug zette. [21]
Vervolgens heeft verdachte
onverwachtsde riem om [slachtoffer] gedaan [22] en gehandeld zoals hierboven omschreven, aldus de verklaringen van verdachte.
Uit de omstandigheden dat verdachte:
  • reeds in januari 2013 of in elk geval april 2013 de gedachte had dat hij [slachtoffer] wilde doden;
  • twee dagen of één dag voorafgaand aan 25 mei 2013 hiervoor het moordwapen had uitgekozen (de riem) en dit wapen daadwerkelijk voor dat doel bij zich stak;
  • de gedachte ([slachtoffer] te doden) in de woning van [slachtoffer] wederom kreeg terwijl hij de riem voelde;
  • in de badkamer heeft overwogen zijn gedachte ten uitvoer te leggen;
  • vervolgens na enige minuten de riem heeft gepakt en deze riem om zijn handen heeft gewikkeld (en verborgen heeft gehouden voor [slachtoffer]);
  • vervolgens nogmaals ongeveer een half uur zijn genomen/te nemen besluit heeft heroverwogen,
stelt de rechtbank vast dat verdachte op diverse momenten en over een langere periode de gelegenheid heeft gehad en ook daadwerkelijk heeft benut om zich te beraden over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad (het doden van [slachtoffer]).
Uit de verklaringen van verdachte kan niet worden afgeleid dat verdachte zijn uiteindelijke beslissing heeft genomen in een hevige gemoedsopwelling. Hierbij heeft de rechtbank gelet op: het tevoren genomen besluit, de heroverweging daarvan (terwijl hij het moordwapen in zijn handen hield) en de omstandigheid dat verdachte geen andere reden voor het daadwerkelijk nemen van zijn besluit naar voren heeft gebracht.
Het verweer dat verdachte niet planmatig zou kunnen handelen, volgt de rechtbank niet. De uitgebrachte rapportages bieden onvoldoende aanknopingspunten voor juistheid van deze stelling. Voorts heeft verdachte, naar het oordeel van de rechtbank, daadwerkelijk planmatig gehandeld. Immers, hij wilde [slachtoffer] voor zich winnen en nam hiervoor cadeaus (waaronder een via Marktplaats aangeschaft kamerscherm) mee. Om deze cadeaus te kunnen kopen, heeft hij spullen van zichzelf verkocht. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij hoopte haar hiermee weer voor zich te winnen. [23] Schijnbaar heeft verdachte met een afwijzing door [slachtoffer] rekening gehouden, omdat hij tevens een riem als moordwapen meenam.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad, zodat het onder 1 impliciet primair tenlastegelegde kan worden bewezen verklaard.
Beoordeling door de rechtbank ten aanzien van feit 2
Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 2 tenlastegelegde.
Volgens het rapport van de sectie op het lichaam van [slachtoffer] is het geconstateerde (geringe) letsel aan de geslachtsdelen van [slachtoffer] bij leven opgelopen en kan niet worden vastgesteld dat het letsel is opgelopen ten tijde van abnormale of niet gewenste seksuele handelingen. Deze conclusies kunnen niet bijdragen aan bewijs voor het onder feit 2 tenlastegelegde.
Verdachte heeft verklaard dat hij seksuele handelingen heeft verricht met het lichaam van [slachtoffer] op het moment dat zij dood was. Deze verklaringen hoeven niet in tegenspraak te zijn met de bevindingen uit de sectie. Nu voorts geen bewijsmiddelen aanwezig zijn waaruit kan blijken dat [slachtoffer] in leven was op het moment dat verdachte de seksuele handelingen verrichtte, kan het onder 2 tenlastegelegde niet worden bewezen en dient verdachte te worden vrijgesproken van dit feit. Het verrichten van seksuele handelingen door verdachte na het overlijden van [slachtoffer] kan immers, hoe verwerpelijk deze handelingen ook zijn, niet leiden tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde verkrachting (bij leven).
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 25 mei 2013 te Zutphen opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, [slachtoffer] een riem (een draagriem van een tas) om haar hals gedraaid/gedaan en (daarbij) aan die riem getrokken, en (vervolgens) met zijn hand(en) gewurgd, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
moord

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren en dat verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging wordt opgelegd.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat, mede wegens de door hem bepleite vrijspraak van de tenlastegelegde moord en gelet op opgelegde straffen in andere rechtszaken, kan worden volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren in combinatie met de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het ernstigste levensdelict in ons strafrecht: moord. Hij heeft de pas 21-jarige [slachtoffer] het leven ontnomen door haar te wurgen. Verdachte kon niet accepteren dat zij geen relatie meer met hem wilde hebben en dat [slachtoffer] vriendschappelijke contacten met andere jongens had. Verdachte is door het uitgaan van deze relatie in een sombere spiraal terechtgekomen waarbij bij hem de gedachte is ontstaan dat [slachtoffer] dood moest. Verdachte heeft er, zonder dat met anderen te bespreken, maandenlang over nagedacht om [slachtoffer] te doden. Toen hij op 25 mei 2013 bij haar was, omdat hij een kamerscherm voor haar nieuwe woning kwam brengen, heeft hij zijn voornemen ten uitvoer gebracht. Het moment dat verdachte voor [slachtoffer] totaal onverwacht deze verwurging heeft ingezet moet voor haar buitengewoon angstaanjagend zijn geweest. De laatste momenten van haar leven zullen voor [slachtoffer] huiveringwekkend zijn geweest.
Verdachte heeft niet alleen [slachtoffer] het leven ontnomen, maar ook haar nabestaanden een onvoorstelbaar en immens leed toegebracht, van welk leed de moeder van [slachtoffer] door uitoefening van haar spreekrecht ter terechtzitting de rechtbank deelgenoot heeft gemaakt.
Extra grievend acht de rechtbank dat verdachte, nadat hij [slachtoffer] had gewurgd, haar lichaam op haar bed heeft gelegd en seksuele handelingen met haar heeft verricht, terwijl zij reeds overleden was. Ten nadele van verdachte houdt de rechtbank er voorts rekening mee dat verdachte, voordat hij de woning van [slachtoffer] verliet, het gas in die woning heeft opengedraaid en is weggegaan, waardoor een mogelijk gevaarlijke situatie voor anderen kon ontstaan.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit is naar het oordeel van de rechtbank enkel een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend.
Uit de over verdachte uitgebrachte Pro Justitia tripelrapportage door de deskundigen drs. [psycholoog], psycholoog, en drs. [psychiater], psychiater, blijkt dat bij verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, tot uitdrukking komend in een schizoïde persoonlijkheidsstoornis met daarnaast ontwijkende en afhankelijke kenmerken. Voorts is er sprake van verbale zwakbegaafdheid met ernstige beperkingen op het gebied van taalontwikkeling en taalfuncties. Dit maakt dat verdachte sociaal, emotioneel en maatschappelijk ernstig beperkt is en niet in staat is om zelfstandig te kunnen functioneren.
Gezien zijn pathologie is verdachte vooral kwetsbaar in intieme relaties waar hij ook op geen enkele manier handen en voeten aan kan geven. Hij begrijpt de ander en zichzelf niet waardoor problemen ontstaan die hij vervolgens wegduwt en uit de weg gaat. Hij kan niet veel anders dan de ander proberen aan zich te binden door anderen als het ware te kopen met goederen en diensten waarbij hij zichzelf totaal wegcijfert. De boosheid die hierbij ontstaat kan betrokkene ook niet ervaren en wordt verdrongen. Hierdoor komt betrokkene in de problematische relatie met het slachtoffer steeds meer op scherp te staan zonder dat hij dit zelf beseft. Hij voelt zich gebruikt als duidelijk wordt dat de relatie met [slachtoffer], van wie hij zich sterk afhankelijk heeft gemaakt, definitief beëindigd is. In zijn hoofd ontstaat de gedachte dat zij moet verdwijnen en hij kan zich hier niet meer van losmaken. Hij kan door zijn beperkte taalfuncties en daarmee ook beperkingen op het gebied van verbaliseren en mentaliseren dat denkbeeld ook onvoldoende corrigeren en beïnvloeden waardoor het hem steeds meer in zijn greep krijgt, niet in het laatst omdat hij zich de afgelopen jaren sterk afhankelijk van haar heeft gemaakt. Tevens zijn gevoelens van frustratie en boosheid in hoge mate verdrongen (ontwijkende kenmerken), waardoor deze zich hebben kunnen ophopen. In een ultieme poging om haar voor zich te winnen bezoekt hij haar en neemt hij een aantal spullen voor haar mee. Als hij in zijn beleving onvoldoende respons krijgt, nemen gevoelens van boosheid en wraak meer ruimte in. Het lukt betrokkene niet meer deze te beheersen waarop het tenlastegelegde plaatsvindt. Naar de mening van rapporteurs heeft de pathologie van verdachte hier een grote rol in gespeeld en is hij door die pathologie in mindere mate dan de gemiddelde mens in staat geweest zijn wil in vrijheid te bepalen. De rapporteurs hebben daarom geadviseerd verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De rechtbank zal dit overnemen.
Uit de trippelrapportage blijkt dat als verdachte niet wordt behandeld voor zijn ernstige pathologie en beperkingen de kans groot is dat het tenlastegelegde opnieuw werkelijkheid zou kunnen worden. Om de kans op herhaling tot aanvaardbare proporties terug te brengen is het noodzakelijk dat verdachte behandeld wordt voor zijn pathologie. Omdat verdachte zeer moeilijk te doorgronden is – zowel voor zichzelf als zijn omgeving – verdient de beveiliging van de maatschappij tijdens de behandeling grote aandacht. Om die reden zien rapporteurs niets in behandeling in voorwaardelijke sfeer, omdat daarmee onvoldoende garanties zijn dat de behandeling wordt afgemaakt en dat er voldoende toezicht en controle is om de maatschappij te beveiligen. De rapporteurs adviseren daarom een behandeling in het kader van een terbeschikkingstelling met dwangverpleging van overheidswege.
Gelet op de bovenvermelde rapportage zal de rechtbank terzake van het bewezenverklaarde, zijnde een misdrijf gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, aan verdachte, naast een gevangenisstraf, opleggen de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. Aan de voorwaarden vermeld in de artikelen 37a, eerste lid, en 37b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is voldaan.
Nu aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege zal worden opgelegd, zal de rechtbank daarbij (in matigende zin) rekening houden bij de op te leggen gevangenisstraf. Immers, wanneer een maatregel van terbeschikkingstelling tot verpleging van overheidswege wordt opgelegd, is van belang dat binnen afzienbare tijd een aanvang met deze noodzakelijke verpleging van overheidswege kan worden genomen. Daarbij is echter wel van belang dat de hoogte van de op te leggen straf zich nog verhoudt tot de ernst van het bewezenverklaarde feit. Dat zou naar het oordeel van de rechtbank niet het geval zijn als de door de raadsman bepleite duur van de op te leggen gevangenisstraf zou worden gevolgd.
De rechtbank acht de eis van de officier van justitie in het licht van de bovengenoemde omstandigheden passend en geboden en zal verdachte daarom naast de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) jaren opleggen
De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 11.680,96.
De standpunten van de partijen
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, waarbij de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De vordering van [benadeelde] is niet betwist door verdachte en komt de rechtbank, wegens voldoende onderbouwing, gegrond voor. De rechtbank zal de vordering dan ook in haar geheel toewijzen.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 6 februari 2014, de datum van de vordering.
Ten aanzien van het beslag
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het op een aantal goederen rustende beslag kan worden opgeheven en dat de goederen aan verdachte kunnen worden teruggegeven.
De verdediging heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de rechtbank het beslag opheffen en de teruggave gelasten van:
  • 1 zwarte tas, merk rockstar;
  • 2 souches van een zwarte tas;
  • 1 zwarte jas, merk Carhartt;
  • Zwart schoeisel, merk Vans, maat US 9.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 37a, 37b en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan;
  • spreekt verdachte vrij van het onder feit 2 tenlastegelegde;
  • verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
  • verklaart verdachte strafbaar;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht;
  • gelast dat veroordeelde
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde], van een bedrag van € 11.680,96 (zegge: elfduizend zeshonderd tachtig euro en zesennegentig eurocent) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2014, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde] € 11.680,96 (zegge: elfduizend zeshonderd tachtig euro en zesennegentig eurocent) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2014, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 93 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • beveelt de teruggave van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, te weten:
  • 1 zwarte tas, merk rockstar;
  • 2 souches van een zwarte tas;
  • 1 zwarte jas, merk Carhartt;
  • Zwart schoeisel, merk Vans, maat US 9.
Aldus gewezen door mr. Gilhuis (voorzitter), mr. Van Lookeren Campagne en mr. Van Santen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Aalders, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 maart 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer 2013067919, Regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland, TGO Neuse, gesloten en ondertekend op 23 juli 2013.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 40.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 41 en p. 52.
4.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 4 maart 2014 en proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 46.
5.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 4 maart 2014.
6.Een schriftelijk bescheid, zijnde een rapport van pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, opgesteld op 4 september 2013 door P.M.I. van Driessche, arts en patholoog van het NFI, p. 8 van 16.
7.Proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 1728.
8.Proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 1731.
9.Een schriftelijk bescheid, zijnde een rapport van Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek, p. 1956.
10.Proces-verbaal van sporenonderzoek doorzoeking, p. 1829 en 1830.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 53.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], p. 174.
13.Proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 1728.
14.Een schriftelijk bescheid, zijnde een rapport van Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek, p. 1951.
15.Een schriftelijk bescheid, zijnde een rapport van Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek, p. 1957.
16.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 4 maart 2014
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 54
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 53
19.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 4 maart 2014 en proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 42.
20.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 4 maart 2014.
21.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 4 maart 2014.
22.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 44.
23.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 4 maart 2014.