ECLI:NL:RBGEL:2014:1824

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 maart 2014
Publicatiedatum
19 maart 2014
Zaaknummer
05/841964-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Beljaars
  • mr. Gerbranda
  • mr. Cremers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en bedreiging door verdachte in Terborg

Op 19 maart 2014 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 november 2013 in Terborg zijn zus en haar vriend heeft mishandeld en politiemensen heeft bedreigd. De verdachte, die onder invloed van alcohol was, ging naar de woning van zijn zus om verhaal te halen omdat zij hem geen geld wilde geven. Tijdens deze confrontatie heeft hij zijn zus meermalen geslagen en geschopt, wat leidde tot letsel en pijn. Ook heeft hij haar vriend bedreigd met een mes, waarbij hij dreigende woorden heeft geuit. De politie werd ingeschakeld en trof de verdachte aan met twee messen in zijn handen, waarbij hij ook hen bedreigde. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de politie als betrouwbaar beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mishandeling en bedreiging. De rechtbank achtte de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar vanwege een psychische stoornis en alcoholproblematiek. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een behandelverplichting. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en de verplichting tot behandeling voor zijn gedragsstoornis en alcoholverslaving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]05/841964-13
Uitspraak d.d. 19 maart 2014
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboortedatum],
wonende te [adres 1],
momenteel gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [adres 1].
Raadsman mr. A. Taner, advocaat te Lelystad.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 maart 2014.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 november 2013 te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek,
opzettelijk mishandelend zijn, verdachtes, zus, althans een persoon (te weten
[slachtoffer 1]), meermalen, althans eenmaal, op/tegen haar lichaam heeft
geslagen en/of gestompt en/of meermalen, althans eenmaal, op/tegen haar
(scheen)be(e)n(en) heeft geschopt en/of getrapt, waardoor deze letsel heeft
bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 19 november 2013 te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
dat opzet die [slachtoffer 2] op/tegen zijn (achter)hoofd/nek heeft geslagen en/of
(vervolgens) de capuchon van de door die [slachtoffer 2] gedragen jas heeft
vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens)(met kracht) aan die
capuchon/jas heeft gerukt en/of getrokken en/of gedraaid en/of (daarbij) de
keel/luchtpijp van die [slachtoffer 2] heeft dichtgedrukt en/of dichtgedrukt heeft
gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 19 november 2013 te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), op/tegen zijn
(achter)hoofd/nek heeft geslagen en/of (vervolgens) de capuchon van de door
die [slachtoffer 2] gedragen jas heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
(vervolgens)(met kracht) aan die capuchon/jas heeft gerukt en/of getrokken
en/of gedraaid en/of (daarbij) de keel/luchtpijp van die [slachtoffer 2] heeft
dichtgedrukt en/of dichtgedrukt heeft gehouden, waardoor deze letsel heeft
bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 19 november 2013 te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek,
één of meer opsporingsambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met
zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend één of meer
messen en/of een schaar, in elk geval één of meer scherpe en/of puntige
voorwerp(en), met de punt gericht op die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in elk
geval duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], heeft
vastgehouden en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "kom dan,
dan steek ik jullie kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding tot het onderzoek
Op 18 november 2013 omstreeks 22.45 uur kreeg de politie via de regionale meldkamer de melding binnen dat er op het adres [adres 2], gemeente Oude IJsselstreek, ene [verdachte] helemaal gek was geworden, alles in elkaar trapte en zijn zus zou hebben geslagen. De politie is daarop ter plaatse gegaan.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde. Door de officier is vrijspraak gevorderd ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde wegens onvoldoende bewijs. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 primair en subsidiair tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ter terechtzitting heeft de raadsman het standpunt van de verdediging toegelicht.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachte heeft verklaard [2] dat hij op de bewuste avond naar de woning van [slachtoffer 1], zijn zus, in Terborg is gegaan, dat hij in het halletje en de woning is geweest en dat hij geen gehoor heeft gegeven aan haar verzoek om weg te gaan. Hij heeft verklaard tijdens de woordenwisseling aan de capuchon van [slachtoffer 2] te hebben getrokken en, toen de politie ter plaatse kwam, met een mes boven aan de trap te hebben gestaan en in zijn boosheid ook wat tegen de politiemensen te hebben geroepen. Het zou kunnen dat hij heeft geroepen: “Kom dan, dan steek ik jullie kapot”. Wat hij precies heeft geroepen, weet verdachte niet meer.
[slachtoffer 1] heeft aangifte [3] gedaan van mishandeling door verdachte op 18 november 2013. Zij is door hem geslagen en geschopt en voelde pijn. Zij was die avond samen met haar vriend [slachtoffer 2] in haar woning aan de [adres 2]. Verdachte is haar woning binnengelopen. Hij richtte zijn agressie aanvankelijk op haar spullen en haar vriend. Haar vriend heeft de politie gebeld en verdachte werd hierdoor nog bozer en agressiever. Zij stond voor verdachte en haar vriend stond achter haar. Zij stond tussen beiden in en probeerde door haar beide handpalmen tegen de borstkas van verdachte te houden, hem op afstand te houden. Zij zag dat verdachte met zijn linkerhand langs haar gezicht stak. Zij heeft daarop zijn rechterhand vastgepakt om te voorkomen dat hij haar vriend, die achter haar stond, zou aanvliegen. Zij hoorde verdachte zeggen dat zij hem los moest laten maar deed dat niet. Zij voelde dat zij meerdere malen tegen beide schenen werd geschopt. Zij voelde een hevige pijn. Tijdens de situatie in de hal heeft verdachte haar vervolgens meerdere malen geslagen op haar borstkas en bovenarmen. Later voelde zij haar armen pijn doen. Zij zag dat verdachte de capuchon van haar vriend vast had en dat hij probeerde deze naar zich toe te trekken. Toen hoorde zij de bel, kennelijk de politie. Zij hoorde verdachte roepen: “Daar zul je de politie hebben. Ik trap ze een voor een naar beneden” en “Ik ga een mes pakken”. Zij zag dat haar vriend naar beneden liep om de politie binnen te laten. Zij zag dat verdachte naar de woonkamer liep en op het moment dat twee politiemannen naar boven kwamen, vanuit de woonkamer terugkwam de hal in. Zij zag dat de politieman zijn wapen trok en op verdachte richtte en herhaalde malen riep: “[verdachte], laat vallen dat mes”.
Bij de rechter-commissaris heeft aangeefster haar verklaring gehandhaafd [4] en heeft in aanvulling daarop onder meer nog verklaard dat, toen zij tussen verdachte en haar vriend in stond, zij zag dat de hand van verdachte over haar schouder ging richting haar vriend en dat zij vriend hoorde reageren met “au”. Zij hoorde de trui van haar vriend kraken en omdat hij zei dat verdachte zijn capuchon moest loslaten, ging zij er vanuit dat verdachte de capuchon van haar vriend vasthield. Zelf had zij de dag erop pijn.
[slachtoffer 2] heeft eveneens aangifte [5] gedaan tegen verdachte wegens mishandeling. Hij heeft in verband hiermee verklaard dat hij de meldkamer van de politie heeft gebeld en dat hij zag dat zijn vriendin, nadat zij van verdachte een klap had gekregen, door hem meerdere keren tegen haar been werd geschopt. Hij hoorde verdachte nog zeggen - doelend op de politie - dat hij ze allemaal van de trap zou gooien. Terwijl hij richting badkamer wilde lopen voelde hij ineens een stekende pijn op zijn achterhoofd/nek en zag dat hij door verdachte bij zijn capuchon werd gepakt. Hij kon zich uiteindelijk lostrekken en vlak daarna werd er aangebeld. Aangever is daarop naar beneden gegaan en heeft de deur opengedaan voor de politie. Voordat hij naar beneden liep hoorde hij verdachte nog zeggen dat hij een mes ging pakken. Tegen de agenten heeft hij gezegd dat ze helemaal boven in het appartementencomplex moesten zijn en dat verdachte een mes had.
Bij de rechter-commissaris heeft aangever [slachtoffer 2] zijn verklaring gehandhaafd [6] en heeft in aanvulling daarop onder meer nog verklaard dat zijn vriendin tussen hem en verdachte in stond en dat hij door verdachte met een hand werd vastgehouden bij zijn capuchon en dat zijn vriendin de andere hand van verdachte vast hield. Verder heeft hij verklaard dat hij heeft gezien dat, nadat verdachte zijn vriendin had geschopt, hij haar tegen de borst en nek sloeg.
Uit het proces-verbaal van bevindingen [7] van de verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] komt naar voren dat zij op 18 november 2013 omstreeks 22.45 uur via de regionale meldkamer de melding kregen dat op het adres [adres 2], gemeente Oude IJsselstreek, ene [verdachte] helemaal gek was geworden, alles in elkaar trapte en zijn zus zou hebben geslagen. Zij zijn daarop ter plaatse gegaan. Bij het pand werd opengedaan door een jongeman die zichtbaar in paniek was. Hij schreeuwde dat zijn vriendin nog boven was en dat [verdachte] twee messen in zijn handen had. Verbalisant [slachtoffer 3] was er ambtshalve van op de hoogte dat [verdachte] een alcoholprobleem heeft. Verbalisanten zijn daarop via de wenteltrap naar boven gegaan en op de bovenste verdieping aangekomen, zag verbalisant [slachtoffer 3] de hem bekende [verdachte] met twee messen in zijn handen staan. Hij zag dat [verdachte] zichtbaar opgefokt was. Het waren twee grote messen, de een had hij onderhands vast en de ander bovenhands, en hij hield de messen dreigend in hun – beide verbalisanten – richting. Zij hoorden hem roepen: “Kom dan, dan steek ik jullie kapot”.
Door verbalisant [slachtoffer 3] is aangifte [8] gedaan van bedreiging met de dood. Beide verbalisanten hadden zich bekend gemaakt als politie en hij hoorde verdachte duidelijk roepen: “Kom dan, dan steek ik jullie kapot”. Verdachte had twee grote messen in zijn handen en hield die dreigend naar hen toe. Aangever zag dat verdachte hen met grote dreigende ogen aankeek en dat hij, terwijl hij dat riep, een stap naar voren zette. Aangever dacht op dat moment dat verdachte de daad bij het woord zou voegen en dat hij hen daadwerkelijk wilde neersteken.
De rechtbank heeft de situatie die zich op de 18e en 19e november 2013 ter plaatse heeft voorgedaan, beoordeeld in het licht van de hectische, spannende situatie, waarin verdachte ongevraagd langskwam bij zijn zus en zich in woord en gebaar in de, niet al te ruim bemeten, woning opgefokt en agressief gedroeg en waarin de gebeurtenissen elkaar in snel tempo opvolgden. Tevens heeft de rechtbank bij haar beoordeling betrokken dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard boos te zijn geweest, alcohol te hebben gedronken en zich achteraf niet precies te kunnen herinneren wat hij tegen de politie heeft geroepen en het door de politie op hem gerichte wapen niet te hebben waargenomen.
Tegen die achtergrond passeert de rechtbank verdachtes opmerkingen ter zitting dat het niet zo is gegaan als aangevers (zijn zus en haar vriend) hebben verklaard. De rechtbank acht de door de verdediging opgemerkte verschillen in de verklaringen van aangevers over het slaan en/of schoppen door verdachte en de plek waar dit zou hebben plaatsgevonden (woonkamer of halletje), niet dermate inconsistent dat deze verklaringen daarom als onbetrouwbaar terzijde zouden moeten worden geschoven. Integendeel, in grote lijnen en op belangrijke onderdelen (bijvoorbeeld het schoppen van aangeefster) komen die verklaringen overeen en ondersteunen zij elkaar.
De raadsman heeft verder aangevoerd dat het onder 2 ten laste gelegde enkel is gebaseerd op de verklaring van aangever [slachtoffer 2]. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de waarnemingen van aangeefster, die verdachte een beweging ziet maken over haar schouder richting aangever en aangever vervolgens “au” hoort roepen [9] , tevens als bewijs dienen zodat artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering aan een bewezenverklaring van dit feit niet in de weg staat. Verder merkt zij op dat voor het oordeel dat aangevers door het handelen van verdachte pijn hebben ondervonden, medische verklaringen die dit ondersteunen, niet noodzakelijk zijn.
De rechtbank komt op grond van het vorenstaande tot een bewezenverklaring van het onder 1, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde.
De rechtbank acht gezien de relatief korte tijd waarbinnen het onder 2 primair tenlastegelegde geweld heeft moeten plaatsvinden, onvoldoende bewijs voorhanden voor de ten laste gelegde opzet, ook niet in voorwaardelijke zin. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de gebezigde bewijsmiddelen geldt dat elk bewijsmiddel is gehanteerd voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair en 3 laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij omstreeks 19 november 2013 te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek,
opzettelijk mishandelend zijn, verdachtes, zus, te weten
[slachtoffer 1], meermalen op/tegen haar lichaam heeft
geslagen en/of gestompt en meermalen op/tegen haar
(scheen)been heeft geschopt en/of getrapt, waardoor deze
pijn heeft ondervonden;
2
subsidiair.
hij omstreeks 19 november 2013 te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), op/tegen zijn
(achter)hoofd/nek heeft geslagen en de capuchon van de door
die [slachtoffer 2] gedragen jas heeft vastgepakt en/of vastgehouden en met kracht aan die capuchon/jas heeft gerukt en/of getrokken
en/of gedraaid en (daarbij) de keel/luchtpijp van die [slachtoffer 2] heeft
dichtgedrukt en/of dichtgedrukt heeft gehouden, waardoor deze
pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 19 november 2013 te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek,
opsporingsambtenaren, te weten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend één of meer
messen met de punt gericht op die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], in elk
geval duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], heeft
vastgehouden en deze dreigend de woorden toegevoegd: "kom dan,
dan steek ik jullie kapot
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert de navolgende strafbare feiten op:
1.
mishandeling;
2
subsidiair: mishandeling;
3.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een rapport uitgebracht door psycholoog drs. [psycholoog 1], gedateerd 13 februari 2014. Uit de bevindingen en de daaruit voortvloeiende conclusie van de deskundige komt naar voren dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde lijdende was aan een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De rechtbank neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake het door haar bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden waarvan een gedeelte van vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geformuleerd, namelijk een meldplicht en een ambulante behandeling.
Bij de strafmaat heeft de officier onder meer laten meewegen de ernst van de feiten, de impact daarvan op de betrokkenen en de bevindingen en conclusie van de psycholoog en de reclassering.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, voor zover de rechtbank tot enige bewezenverklaring zou komen, volstaan kan worden met het opleggen van een gevangenisstraf gelijk aan de duur die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. In dat verband heeft de raadsman ter terechtzitting verzocht het bevel voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang op te heffen. Voor het geval de rechtbank mocht menen dat niet kan worden volstaan met een gevangenisstraf van een dergelijke duur, zou de rechtbank daarnaast een onvoorwaardelijke werkstraf op kunnen leggen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is op de late avond van 18 november 2013, gefrustreerd en verbolgen over het feit dat zijn zus hem geen geld wilde geven, naar de woning van zijn zus in Terborg gegaan om verhaal te halen. Hij was onder invloed van alcohol en heeft in boosheid verzwolgen, zijn agressie gebotvierd op zijn zus en haar vriend, juist in een omgeving – de eigen woning – waar zij zich veilig moeten kunnen voelen. Verdachte weet dat hij onder de ontremmende invloed van alcohol makkelijk in agressie kan vervallen. Uit de verklaringen van de zus en haar vriend blijkt dat de mate van agressie diepe indruk op hen heeft gemaakt en zij ook nu nog, zoals blijkt uit een brief van de zus van 27 februari 2014 (abusievelijk gedateerd 27 maart 2014), angstig zijn voor wat hen te wachten staat als verdachte weer vrij komt. Dat zij erg aangedaan waren door wat hen die avond/nacht is overkomen komt ook naar voren uit het relaas van de verbalisanten die naar aanleiding van de melding ter plaatse zijn gegaan en aldaar werden geconfronteerd met een bijzonder agressieve verdachte.
Verdachte heeft weliswaar erkend dat hij boos en agressief was, maar hij zoekt – zoals de officier terecht heeft opgemerkt – de negativiteit voor zijn actie niet bij zichzelf maar bij anderen.
Verdachte liep blijkens zijn strafblad ten tijde van het plegen van de onderhavige feiten in twee proeftijden, te weten 110 uren werkstraf in verband met vernielingen, bedreiging, belediging (PR Arnhem 18 februari 2013) en 20 uren werkstraf in verband met vernieling en meerdere bedreigingen tegen het leven gericht (huiselijk geweld) (PR Arnhem 15 januari 2013). Met het plegen van de onderhavige feiten lijkt verdachte zich weinig gelegen te laten liggen aan eerdere veroordelingen. Ook uit de bevindingen van psycholoog [psycholoog 2]blijkt dat verdachte naar eigen zeggen soms “schijt” heeft aan wat de gevolgen van zijn handelen zijn en min of meer kiest voor de confrontatie en de agressie.
Uit de bevindingen van de psycholoog blijkt verder onder meer dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline, narcistische, antisociale en afhankelijk trekken. Daarnaast is ook sprake van problematisch alcoholgebruik en problemen op belangrijke levensterreinen zoals sociale problemen, problemen in het gezin van herkomst en financiële- en werkproblemen. Positief is te benoemen dat er geen sprake is van een ernstige psychische stoornis of psychopathie. Voor dit moment geldt dat er sprake is van enig gebrek aan zelfinzicht. Verdachte is behoorlijk bewust bezig met zichzelf, maar herkent zijn eigen dynamiek nog onvoldoende om te komen tot beheersing van zijn gedrag. Er is sprake van enige neiging tot negatieve opvattingen. Tevens is er sprake van impulsiviteit, en het in mindere mate reageren op behandeling. Positief te benoemen is dat er geen sprake is van actieve psychotische symptomen.
Ten aanzien van de toekomst hebben plannen volgens de psycholoog een matige kans van slagen. Verdachte heeft zeker mogelijkheden in maatschappelijk en sociaal opzicht, echter dan zal hij wel aan de slag moeten met zijn problematiek en meer controle over zijn gedrag moeten verkrijgen. De kans is groot dat hij wordt blootgesteld aan destabiliserende invloeden zoals sociale druk, tegenslag en blootstelling aan middelen.
De kans dat verdachte mee zal werken aan een behandeling wordt door de onderzoeker als groot ingeschat, maar de kans op vroegtijdig afhaken of onvoldoende resultaat wordt, gezien de dynamiek van betrokkene, ook reëel geacht. Op basis hiervan wordt het recidiverisico op korte en langere termijn als matig tot hoog ingeschat.
Geadviseerd wordt verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde een ambulante behandeling en een verplicht reclasseringstoezicht waarbij hij zich moet voegen naar de aanwijzingen van de reclassering. Binnen deze verplichte psychotherapeutische behandeling moet een integrale benadering
worden gekozen van de pathologie waar niet enkel wordt gekozen voor aanpak van de
persoonlijkheids- en agressieregulatie problematiek, maar waar met name aandacht is voor de persoonlijkheidsdynamiek in samenhang met het problematische alcoholgebruik. De
behandeling dient dan ook bij voorkeur te worden gegeven vanuit een polikliniek
gespecialiseerd in verslaving in combinatie met persoonlijkheidsproblematiek.
Door de reclassering is geadviseerd een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden:
• Meldplicht (bij de verslavingsreclassering / IrisZorg);
• Behandelverplichting – Ambulante behandeling.
De rechtbank acht een strafoplegging in de lijn zoals door de officier van justitie gevorderd op zich passend en geboden. Gelet op de ernst van problematiek en de indruk die verdachte ter terechtzitting heeft gemaakt, acht de rechtbank voor het voorwaardelijk strafdeel een proeftijd van drie jaar aangewezen. De rechtbank zal gezien de persoonlijke omstandigheden en het belang van een spoedige behandeling bepalen dat het onvoorwaardelijke strafdeel van de geëiste straf één maand minder bedraagt. De rechtbank veroordeelt verdachte derhalve tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de periode welke verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Ter terechtzitting van 5 maart 2014 heeft de rechtbank al afwijzend beslist op het verzoek tot opheffing van het bevel voorlopige hechtenis op basis van artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart
niet bewezen, dat verdachte het
onder 2 primair ten laste gelegdeheeft begaan en
spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart
bewezendat verdachte
het onder 1, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegdeheeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
1.
mishandeling;
2
subsidiair: mishandeling;
3.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd,
en verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van tien maanden;
 bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een
gedeelte van vijf maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op de grond dat veroordeelde vóór het einde van een
proeftijd van drie jarende navolgende algemene dan wel bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
 legt op als
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
1.
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2.
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3.
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 legt op als
bijzondere voorwaarden:
meldingsgebod
De veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de verslavingsreclassering
hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere
voorwaarde. Hij moet zich gedurende de door de verslavingsreclassering bepaalde periode blijven melden zo frequent als deze instelling dat gedurende deze periode nodig acht.
behandelverplichting – ambulante behandeling
De veroordeelde wordt verplicht om zich te laten behandelen voor zijn gedragsstoornis
NAO en zijn alcoholverslaving bij IrisZorg - Ambulante therapeutische behandeling
of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering,
waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van
die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
 beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mr. Beljaars, voorzitter, mrs. Gerbranda en Cremers, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 maart 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit delen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het (stam)proces-verbaal van de politie Noord en Oost-Gelderland, Team Recherche Achterhoek, gesloten en ondertekend op 20 november 2013 door verbalisant brigadier [verbalisant] (voor zover niet anders is vermeld)
2.Verklaring verdachte ter terechtzitting
3.Aangifte [slachtoffer 1], doorgenummerde dossierpag. 57, 58, 59 en 60
4.Proces-verbaal getuigenverhoor [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris op 13 februari 2014 pag. 5, 6 en 7
5.Aangifte [slachtoffer 2], doorgenummerde dossierpag. 65, 66 en 67
6.Proces-verbaal getuigenverhoor [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris op 13 februari 2014 pag. 2 en 3
7.Relaas en bevindingen verbalisanten [slachtoffer 3] en[slachtoffer 4], doorgenummerde dossierpag. 32
8.Aangifte [slachtoffer 3], doorgenummerde dossierpag. 29 en 30
9.Proces-verbaal getuigenverhoor [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris op 13 februari 2014 pag. 5, 6 en 7