ECLI:NL:RBGEL:2014:1960

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 maart 2014
Publicatiedatum
21 maart 2014
Zaaknummer
05/720225-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Van Apeldoorn
  • mr. Bijl
  • mr. Van der Hooft
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Straatroven en diefstal met geweld in Doetinchem en Gendringen

Op 21 maart 2014 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere straatroven en een diefstal. De verdachte heeft samen met een mededader op 8 mei 2013 in Doetinchem twee slachtoffers gedwongen tot de afgifte van hun mobiele telefoons door middel van geweld en bedreiging. Daarnaast heeft hij in de periode van 17 tot 21 april 2013 in Gendringen een derde slachtoffer gedwongen tot de afgifte van 20 euro. De verdachte heeft ook een mobiele telefoon gestolen uit een kleedkamer op 13 mei 2013. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn verstandelijke beperking en psychische problemen, toerekeningsvatbaar is voor zijn daden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 315 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Tevens is de verdachte ter beschikking gesteld met voorwaarden, waaronder behandeling in een forensische kliniek. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: 05/720225-13
Uitspraak d.d. 21 maart 2014
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats],
verblijvende in [verblijfplaats].
Raadsman mr. M. van Dam, advocaat te Doetinchem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27 september 2013, 17 december 2013 en 7 maart 2014.
De tenlastelegging
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 23 juli 2013. Deze dagvaarding betreft een voorlopige tenlastelegging in de zin van artikel 261 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering.
Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging en na wijziging van de tenlastelegging - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 08 mei 2013 te Doetinchem tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1]
heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (LG L5),
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die
[slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader
- de weg en/of de doorgang van die [slachtoffer 1] blokkeerden en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 1] een vuistslag in het gezicht heeft/hebben gegeven, in elk
geval die [slachtoffer 1] in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft/hebben
gestompt en/of geslagen en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal heeft/hebben gestompt en/of
geslagen en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd en/of medegedeeld: "niet bellen
anders pak ik mijn pistool" althans woorden van gelijke aard of strekking
en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedwongen op de grond te gaan zitten en/of
(vervolgens)
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond zat) die [slachtoffer 1] meermalen, althans
eenmaal heeft/hebben geschopt en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd: "geef je telefoon, anders pak
ik mijn pistool", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 08 mei 2013 te Doetinchem tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2]
heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (LG, P700) ,
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die
[slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader
- de weg en/of de doorgang van die [slachtoffer 2] blokkeerden en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 2] een vuistslag in het gezicht heeft/hebben gegeven, in elk
geval die [slachtoffer 2] in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft/hebben
gestompt en/of geslagen en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen op de grond te gaan zitten en/of
(vervolgens)
- ( terwijl die [slachtoffer 2] op de grond zat) die [slachtoffer 2] meermalen, althans
eenmaal heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd: "maak je zakken leeg",
althans woorden van gelijke aard of strekking;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 17 april 2013 tot en met 21 april 2013 te
Gendringen, gemeente Oude IJsselstreek, en/of te Ulft tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid
geld (20 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan die [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat hij verdachte, en/of zijn mededader
- die [slachtoffer 3] een sjaal om de hals heeft/hebben gedaan en/of (vervolgens)
aangetrokken, in elk geval die [slachtoffer 3] middels een sjaal de adem
heeft/hebben afgesneden en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 3] een sjaal om de hals heeft/hebben gedaan en/of (vervolgens)
aangetrokken, in elk geval die [slachtoffer 3] middels een sjaal de adem
heeft/hebben afgesneden en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd dat hij 20 euro moest betalen en/of
(vervolgens)
- die [slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal (met de knie) in het gezicht
heeft/hebben geschopt, althans die [slachtoffer 3] meerdere, althans één knietje(s)
in het gezicht heeft/hebben gegeven en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal heeft/hebben gestompt en/of
geslagen en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 3] heeft/hebben gedwongen om op de knielen te gaan zitten en/of
(vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd dat hij voor 23 april 20 euro
moet betalen, althans woorden van gelijke aard of strekking;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 17 april 2013 te Gendringen, gemeente Oude IJsselstreek,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]) meermalen, althans
eenmaal heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of meermalen, althans eenmaal
een knietje in het gezicht heeft/hebben gegeven, waardoor voornoemde [slachtoffer 3]
letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 13 mei 2013 te Doetinchem met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Samsung
Galaxi S3), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Aanleiding van het onderzoek
In de namiddag van 8 mei 2013 kregen verbalisanten van Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, District Achterhoek, kennis van twee gewelddadige incidenten in Doetinchem waarbij de slachtoffers telkens hun mobiele telefoon moesten afgeven. Door de politie is vervolgens een opsporingsonderzoek gestart.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 primair en 4 tenlastegelegde. Ter terechtzitting heeft zij de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht zoals in het door haar overgelegde en in het dossier gevoegde requisitoir.
Standpunt van de verdachte
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 4 tenlastegelegde. De raadsman heeft zich met betrekking tot het onder 1, 2 en 3 primair en subsidiair tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat per feit uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1, 2, 3 primair en 4 tenlastegelegde op de hieronder weergegeven wijze wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank grondt haar oordeel op het volgende. [1]
Feit 1
Aangezien verdachte zowel bij de politie [2] als ter terechtzitting [3] duidelijk en ondubbelzinnig een bekennende verklaring heeft afgelegd, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering.
De bewezenverklaring van de mishandeling is gebaseerd op voormelde verklaringen van verdachte en het proces-verbaal van aangifte [4] door [slachtoffer 1].
Feit 2
Aangezien verdachte zowel bij de politie [5] als ter terechtzitting [6] duidelijk en ondubbelzinnig een bekennende verklaring heeft afgelegd, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering.
De bewezenverklaring van de mishandeling is gebaseerd op voormelde verklaringen van verdachte en het proces-verbaal van aangifte [7] door [slachtoffer 2].
Feit 3
[slachtoffer 3] heeft op 7 mei 2013 aangifte [8] gedaan van mishandeling en bedreiging. Uit zijn verklaring komt naar voren dat hij op 17 april 2013 via zijn vriend [betrokkene 1] een berichtje van [medeverdachte] kreeg met het verzoek naar het Kerkplein in Gendringen te komen om iets uit te praten. Daar aangekomen troffen aangever en [betrokkene 1] [medeverdachte] en verdachte aan. Daarna liepen ze gezamenlijk naar het Kernspark in Gendringen. Verdachte trok plotseling een sjaal om aangevers nek en trok die zo stevig aan dat hij geen lucht meer kreeg. Het wurgen met de sjaal duurde zeker 20 seconden. [9] Ook uit de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte] [10] en de getuige [betrokkene 1] [11] komt naar voren dat verdachte de sjaal strak om de nek van aangever trok. Aangever heeft voorts verklaard dat verdachte tegen hem zei dat hij € 10,-- moest betalen aan hem en € 10,-- aan [medeverdachte]. Aangever voelde dat hij bijna stikte. Verdachte zag dat kennelijk ook en trok de sjaal iets minder stevig aan zodat aangever wat meer lucht kon krijgen. Meteen erna kreeg hij van verdachte twee keer een knietje tegen zijn neus en sloeg verdachte met zijn vuisten twee keer hard in het gezicht van aangever. Verdachte vroeg aan [medeverdachte] of hij ook wilde slaan, waarop ook [medeverdachte] hem heeft geslagen. Dit wordt bevestigd door zowel [medeverdachte] [12] zelf, als [betrokkene 1] [13] . Aangever rende weg, maar verdachte haalde aangever in en dwong aangever terug te gaan naar het Kernspark, waar hij van verdachte op zijn knieën moest beloven dat hij de 20 euro vóór 23 april 2013 zou betalen. Nadat aangever dit beloofd had, kreeg hij van verdachte, terwijl hij nog op zijn knieën zat, een trap tegen zijn hoofd. Later, op 21 april 2013, heeft de aangever in Ulft € 20,-- euro aan [medeverdachte] gegeven. [14] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard [15] dat hij een sjaal om de nek van [slachtoffer 3] heeft gedaan, dat hij twee knietjes heeft gegeven en dat hij [slachtoffer 3], toen hij op zijn knieën zat, met een ‘kickboxtrap’ tegen aangevers hoofd schopte. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij aangever ook heel hard sloeg, waarbij hij aangever drie of vier keer met zijn hoofd tegen een plaat sloeg. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij naar aanleiding hiervan uiteindelijk € 10,-- van aangever kreeg via [medeverdachte].
Feit 4
[slachtoffer 4] heeft op 14 mei 2013 aangifte [16] gedaan van diefstal van zijn mobiele telefoon, zijnde een Galaxy SIII. Deze mobiele telefoon is volgens de aangever op maandag 13 mei 2013 tussen 11.00 uur en 12.00 uur weggenomen uit de kleedkamer van een gebouw van het [gebouw] te Doetinchem. [betrokkene 3] heeft op 14 mei 2013 tegenover de politie verklaard [17] dat zij zich op maandag op het [gebouw] bevond en dat [verdachte] naar haar toekwam en zei dat hij een telefoon uit een kleedkamer had gepakt. Dit betrof een Galaxy S3. [gebouw] zag in het telefoonboek van de telefoon de naam “?ik?[slachtoffer 4]” staan. Een paar uur later hoorde zij [slachtoffer 4] tegen de meester zeggen dat zijn telefoon weg was. Ter zitting heeft verdachte verklaard [18] dat hij de bewuste telefoon in het bij de kleedkamer behorende toilet aantrof en dat hij op basis van het hem aangeleerde beginsel ‘Wat je vindt, mag je houden’ besloot om de telefoon niet terug te geven aan de hem bekende eigenaar.
Bewijsoverweging
Van de zijde van verdachte is naar voren gebracht dat voor feit 4 vrijspraak dient te volgen omdat er geen sprake is geweest van diefstal, nu de telefoon in kwestie door verdachte in de woorden van de raadsman als ‘res nullius’ werd beschouwd en derhalve aan niemand toebehoorde.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de omstandigheden waaronder verdachte volgens zijn eigen verklaring de telefoon (een redelijk nieuw model) zou hebben aangetroffen, te weten op het toilet van de kleedkamer tijdens de gymles - geenszins de gedachte wettigen dat van deze mobiele telefoon door de eigenaar afstand zou zijn gedaan. Het ligt dan immers veeleer voor de hand dat iemand die op dat moment gymles had de telefoon per ongeluk op voormelde plek is kwijtgeraakt. Gelet op de verklaringen van verdachte tegenover de politie en de rechtbank heeft hij nooit de intentie gehad om de telefoon aan de rechtmatige eigenaar te (doen) retourneren. Door de telefoon mee naar huis te nemen heeft de verdachte zich een zodanige feitelijke heerschappij over de telefoon verschaft dat de wegneming van het goed op het moment van het wegnemen van de telefoon uit het toilet als voltooid kan gelden en aldus sprake is van diefstal als bedoeld in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 08 mei 2013 te Doetinchem tezamen en in vereniging met een
ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (LG L5), toebehorende aan die [slachtoffer 1],
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, enzijn mededader
- de weg van die [slachtoffer 1] blokkeerden en vervolgens
- die [slachtoffer 1] een vuistslag in het gezicht hebben gegeven en vervolgens
- die [slachtoffer 1] meermalen hebben gestompt en/of geslagen en vervolgens
- tegen die [slachtoffer 1] hebben gezegd: "niet bellen anders pak ik mijn pistool" althans woorden van gelijke aard of strekking en vervolgens
- die [slachtoffer 1] hebben gedwongen op de grond te gaan zitten en vervolgens
- terwijl die [slachtoffer 1] op de grond zat die [slachtoffer 1] meermalen hebben geschopt en vervolgens
- tegen die [slachtoffer 1] hebben gezegd: "geef je telefoon, anders pak
ik mijn pistool", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op 08 mei 2013 te Doetinchem tezamen en in vereniging met een
ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (LG, P700), toebehorende aan die [slachtoffer 2], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin
bestonden dat hij, verdachte, en zijn mededader
- de weg van die [slachtoffer 2] blokkeerden en vervolgens
- die [slachtoffer 2] een vuistslag in het gezicht hebben gegeven en vervolgens
- die [slachtoffer 2] hebben gedwongen op de grond te gaan zitten en vervolgens
- terwijl die [slachtoffer 2] op de grond zat die [slachtoffer 2] hebben geslagen en vervolgens
- tegen die [slachtoffer 2] hebben gezegd: "maak je zakken leeg",
althans woorden van gelijke aard of strekking;
3
primair.
hij in de periode van 17 april 2013 tot en met 21 april 2013 te
Gendringen, gemeente Oude IJsselstreek, en te Ulft tezamen en in vereniging
met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (20 euro), toebehorende aan die [slachtoffer 3], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij verdachte, en zijn mededader
- die [slachtoffer 3] een sjaal om de hals hebben gedaan en die [slachtoffer 3] middels een sjaal de adem hebben afgesneden en vervolgens
- tegen die [slachtoffer 3] hebben gezegd dat hij 20 euro moest betalen en vervolgens
- die [slachtoffer 3] meermalen met de knie in het gezicht hebben geschopt en vervolgens
- die [slachtoffer 3] meermalen hebben geslagen en vervolgens
- die [slachtoffer 3] hebben gedwongen om op de knieën te gaan zitten en vervolgens
- tegen die [slachtoffer 3] hebben gezegd dat hij voor 23 april 20 euro moet betalen, althans woorden van gelijke aard of strekking;
4.
hij op 13 mei 2013 te Doetinchem met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Samsung
Galaxi S3), toebehorende aan [slachtoffer 4];
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:

feit 1, 2 en 3 primair telkens:

afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen

feit 4

diefstal
Strafbaarheid van de verdachte
Het door drs. [psychiater], psychiater, opgemaakte psychiatrische Pro Justitia rapport d.d. 23 augustus 2013 houdt - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende in.
Verdachte is lijdende aan een ziekelijke stoornis in de zin van misbruik van alcohol en misbruik van cannabis. Verdachte is voorts lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van lichte zwakzinnigheid en een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale trekken. Dit gold ook ten tijde van het tenlastegelegde. Er is volgens de psychiater sprake van een gedragspatroon waarbij enerzijds sprake is van een zekere doelgerichtheid vanuit zijn antisociale persoonlijkheidsontwikkeling. Anderzijds speelt zijn cognitief functioneren op een licht zwakzinnig niveau een rol bij diezelfde antisociale persoonlijkheidsontwikkeling (identificatie met criminaliteit vanuit gebrekkige identiteitsontwikkeling, behoefte aan sociaal-maatschappelijke acceptatie) en speelt het een rol bij het verlies aan remming over zijn gedrag (onvoldoende overzien complexe situatie en consequenties van zijn gedrag, impulsiviteit, geringe innerlijke remming vanuit beperkt ontwikkelde gewetensfuncties en empathie). Verdachte is vanuit zijn stoornis in aanzienlijke mate beperkt geweest in de keuzevrijheid van handelen. Zoals eerder beschreven lijkt in klinische zin het middelengebruik een meer indirect effect te hebben in de zin van een verdere expressie van de bestaande bedreigde antisociale persoonlijkheidsontwikkeling.
Geadviseerd wordt om betrokkene voor de hem tenlastegelegde feiten, als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Het door [psycholoog], forensisch psycholoog, opgemaakte psychologisch Pro Justitia rapport d.d. 5 juli 2013 houdt - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende in.
Bij verdachte kan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens worden vastgesteld. Er is sprake van een forse verstandelijke beperking in de zin van lichte zwakzinnigheid en van een zich ontwikkelende antisociale persoonlijkheidsstoornis. Er is tevens sprake van misbruik van verschillende middelen waaronder wiet, cocaïne, xtc en van alcohol. Deze stoornissen waren ook ten tijde van het tenlastegelegde aanwezig.
Bij verdachte is voorts sprake van een gebrekkige gewetensfunctie, impulsiviteit en een gestoorde gedragsregulatie. Daarnaast heeft hij weinig zicht en grip op zijn emoties en gedrag. Tijdens het plegen van de tenlastegelegde feiten hebben deze aspecten een rol gespeeld. Verdachte heeft agressie ingezet om daarmee een bepaald doel te bereiken. Hij is zichzelf vervolgens ook verloren in zijn agressieve gedrag en moest door anderen hierin worden gestopt. Vanwege negatieve opvattingen en antisociale neigingen legitimeert hij het plegen van de tenlastegelegde feiten.
Geadviseerd wordt om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen ten aanzien van het plegen van de tenlastegelegde feiten, indien bewezen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en dus voor de duur van 314 dagen met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Voorts vordert de officier van justitie dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld met daar aan gekoppeld de voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsrapport van 4 maart 2014.
De raadsman heeft aangevoerd dat hij zich aansluit bij de door officier van justitie geëiste straf en maatregel.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met:
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 28 januari 2014;
• een psychiatrisch onderzoek door drs. [psychiater], d.d. 23 augustus 2013;
• een psychologisch onderzoek door [psycholoog], d.d. 5 juli 2013;
• reclasseringsadviezen gedateerd 5 maart 2014, 5 november 2013 en 28 juni 2013, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich samen met iemand anders schuldig gemaakt aan drie straatroven waarbij telefoons en een klein geldbedrag zijn verkregen, waarbij het gebruik van behoorlijk geweld en bedreiging daarmee niet zijn geschuwd. Door zijn handelen heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de - in twee gevallen geheel willekeurig gekozen - jeugdige slachtoffers. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een diefstal.
Verdachte heeft zelf verklaard dat zijn handelen werd ingegeven door ineens opkomende agressie en lijkt zich daarbij te hebben laten leiden door zijn eigen behoefte aan snel en makkelijk geldelijk gewin, zonder zich ook maar enig moment te bekommeren om het leed dat hij de slachtoffers hiermee berokkent.
Voor de slachtoffers is dit een zeer angstige situatie geweest. Dit blijkt uit de door hen afgelegde verklaringen en daarnaast ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 1]. Bekend is dat slachtoffers van dit soort misdrijven vaak jarenlang de psychische gevolgen hiervan met zich dragen. Ook wakkeren dergelijke feiten gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in zijn algemeenheid aan.
In het voordeel van verdachte spreekt dat hij ter zitting heeft aangegeven de verantwoordelijkheid voor de straatroven te nemen.
De rechtbank is van oordeel dat voor dergelijke feiten, zoals door verdachte begaan, in beginsel geen andere straf dan een gevangenisstraf van langere duur op zijn plaats is.
Ten aanzien van de over verdachte opgemaakte persoonsrapportages, hierboven vermeld, overweegt de rechtbank het volgende.
Uit voormeld rapport van psychiater Heinsman, komt onder meer het volgende naar voren:
Bij risicotaxatie komen de verstandelijke beperking en middelengebruik als belangrijkste risicofactoren naar voren, waarbij het gevaar van verdere verharding zonder behandeling niet valt uit te sluiten. Vanuit het niet overzien en vastlopen in sociale situaties lopen ervaren spanning en impulsiviteit snel op, waarmee het risico op herhaling van gewelddadig gedrag verder toeneemt. Zowel gestructureerde als klinische risicotaxatie wijzen zonder behandeling op een hoog risico op recidive. Bij de verdachte is sprake van een langer bestaand patroon van gewelddadig gedrag dat zich in de huidige levensfase (gericht op sociaal-maatschappelijke participatie) vanuit overvraging en middelengebruik lijkt te verscherpen.
Verdachte heeft vanuit zijn verstandelijke beperking vooral behoefte aan een orthopedagogische aanpak in een gestructureerde setting met mogelijkheden tot toezicht. Positief in het onderzoek is dat naar voren komt dat verdachte een positieve respons lijkt te hebben op externe structuur (regels, dagbesteding, duidelijkheid en overzicht) en een niet gebruiken van middelen. Naast een meer coöperatieve houding geeft hij blijk van meer besef van de disfunctionaliteit van zijn gedrag en lijkt de autoriteitsproblematiek (verzet tegen hulpverlening) goed hanteerbaar te zijn.
Gegeven de stoornis, de ernst van het tenlastegelegde, de mate van toerekeningsvatbaarheid, de risicotaxatie en beloop in de tijd wordt in principe voldaan aan de criteria voor het opleggen van een TBS-maatregel. De positieve respons op structuur en onthouding van middelengebruik op zijn gedrag, motivatie en autoriteitsproblematiek maken dat een voorwaardelijk kader met intensief toezicht vanuit de reclassering redelijkerwijs een goede kans van slagen heeft. Geadviseerd wordt dan ook tot een TBS met voorwaarden, waarbij geadviseerd wordt tot het komen van afspraken over het behandeltraject, toezicht op middelengebruik, dagbesteding en vrije tijd (sociaal netwerk). In het gesprek met de psychiater heeft de verdachte aangegeven een voorwaardelijke TBS “niet zo erg” te vinden.
Uit voormeld rapport van forensisch psycholoog Breuker komt onder meer het volgende naar voren:
De kans op herhaling is hoog vanwege veel risicofactoren zoals de aanwezigheid van eerder geweld, van instabiliteit in relaties, problemen met middelengebruik en de aanwezigheid van een verstandelijke beperking en van een zich ontwikkelende antisociale persoonlijkheidsstoornis. Als klinische risicofactoren zijn er de aanwezigheid van gebrek aan zelfinzicht, van negatieve opvattingen en impulsiviteit. Voorts zijn er vrijwel geen beschermende factoren. Ter verkleining van de grote kans op een geweldsrecidive wordt geadviseerd om betrokkene in het kader van een TBS met voorwaarden te plaatsen in een forensische kliniek om de problematiek te stabiliseren en om hem voor te bereiden op doorplaatsing naar een beschermde woonvorm als hij daaraan toe is (bijvoorbeeld bij Trajectum). Na een klinische behandeling wordt buiten de kliniek een intensief en langdurig reclasseringstoezicht noodzakelijk geacht, voor continue bijsturing en correctie op zijn gedrag om daarmee risicovol gedrag zoals geweldsrecidive te voorkomen. Er is controle nodig op middelengebruik en op het contact met een negatief netwerk. Daarnaast is het opleggen van een vast dagprogramma en het realiseren van passend werk noodzakelijk. Vanwege de verstandelijke beperking is de behandelbaarheid middels therapie en/of training erg beperkt. Betrokkene zal vooral baat hebben bij een langdurige, praktische en goed gestructureerde, intensieve woonwerkbegeleiding. Deze zorg kan hem worden geboden in het kader van een TBS met voorwaarden. De mogelijkheid om direct in te grijpen op het moment dat hij neigt zich te onttrekken aan de behandel- en begeleidingsafspraken is daarnaast aanwezig. Deze mogelijkheid kan hem niet worden geboden in een voorwaardelijk strafkader. De verdachte heeft tegenover de psycholoog aangegeven dat hij zich kan vinden in het advies TBS met voorwaarden. Hij is er, aldus de forensisch psycholoog, zelfs blij mee omdat het verdachte duidelijkheid en veiligheid biedt.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 4 maart 2014 2013, waarin wordt geadviseerd verdachte de maatregel van TBS met voorwaarden op te leggen. Daarbij is het, aldus de reclassering, gezien het hoge risico op recidive en gevaar dat direct ontstaat bij het wegvallen van structuur, van belang dat de start van de klinische behandeling in de Forensische Kliniek Ipse de Bruggen te Zwammerdam direct aansluit op de detentie. Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte per 24 maart 2014 bij voormelde kliniek terecht kan.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met de jong volwassen leeftijd van verdachte, welke omstandigheid in zijn geval enigszins als strafmatigend zal worden beschouwd. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat uit het uittreksel justitiële documentatie (strafblad) naar voren komt dat verdachte weliswaar eerder, maar niet voor straatroven is veroordeeld.
De rechtbank stelt verder vast dat de onder 1, 2 en 3 primair bewezen verklaarde feiten misdrijven betreffen als bedoeld in artikel 37a, eerste lid onder 1 van het Wetboek van Strafrecht waarvoor de maatregel van terbeschikkingstelling mogelijk is. Verder eist de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel. Het is gelet op de ernst van de problematiek, de ernst van de feiten en het hoge recidiverisico zowel in het belang van verdachte als van anderen dat verdachte wordt behandeld voor zijn problematiek. Verdachte heeft verklaard dat hij zich graag onder behandeling wil laten stellen binnen een forensische psychiatrische kliniek. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij bereid is de voorwaarden na te leven. Nu voorts voldaan is aan alle wettelijke voorwaarden daartoe, zal de rechtbank een TBS met voorwaarden opleggen. De rechtbank is bovendien van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen en zal op die grond bevelen dat deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Omdat het belangrijk is dat verdachte zo snel mogelijk met zijn behandeling kan beginnen en de behandeling tevens direct moet aansluiten op detentie, zal een gevangenisstraf worden opgelegd, die gelijk is aan de tijd die verdachte tot het vonnis in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Vorderingen tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer 1] te Gaanderen, heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van € 825,-, plus de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde.
De benadeelde partij [slachtoffer 2], vertegenwoordigd door [gemachtigde 1] te Gendringen, heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van € 550,-, plus de wettelijke rente gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde.
De benadeelde partij [slachtoffer 3], vertegenwoordigd door [gemachtigde 2] te Ulft, heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van € 770,-, plus de wettelijke rente gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder feit 3 primair en subsidiair ten laste gelegde.
De benadeelde partij [slachtoffer 4], vertegenwoordigd door [gemachtigde 3] te Halle, heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van € 89,10, plus de wettelijke rente gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder feit 4 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vier vorderingen, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente telkens met oplegging van de schadevergoedings- maatregel en telkens met toepassing van de zogenaamde hoofdelijkheidsclausule. De officier van justitie heeft met betrekking tot de toewijzing van de immateriële schade verzocht aan te sluiten bij hetgeen in het vonnis van de medeverdachte [medeverdachte] is overwogen en beslist.
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank ten aanzien van de gevorderde immateriële schade verzocht uit te gaan van het bedrag in de strafzaak tegen de medeverdachte, te weten € 500,--. De raadsman verzoekt de vordering van [slachtoffer 1] met betrekking tot de materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren, subsidiair af te wijzen omdat deze onvoldoende is onderbouwd. De raadsman refereert zich met betrekking tot de door [slachtoffer 3] gevorderde materiële schade. De raadsman heeft in verband met de bepleite vrijspraak ten slotte de rechtbank verzocht de vordering van Velthorst niet-ontvankelijk te verklaren.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] als gevolg van het onder respectievelijk 1, 2, 3 primair en 4 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade hebben geleden.
De rechtbank zal de door [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] verzochte materiële schade toewijzen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de verzochte immateriële schade van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] naar redelijkheid en billijkheid kan worden geschat op een bedrag van telkens € 500,--.
De vordering van [slachtoffer 1] wordt derhalve toegewezen tot een bedrag van
€ 575,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2013.
De vordering van [slachtoffer 2] wordt derhalve toegewezen tot een bedrag van € 500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2013.
De vordering van [slachtoffer 3] wordt derhalve toegewezen tot een bedrag van € 520,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 april 2013.
De vordering van [slachtoffer 4] wordt derhalve toegewezen tot een bedrag van € 89,10 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2013.
De benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zullen voor het overige niet-ontvankelijk verklaard worden in hun vorderingen.
De verdachte is voor de schade – naar burgerlijk recht – aansprakelijk.
De rechtbank zal deze vorderingen hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat indien en voor zover de mededader heeft betaald, verdachte zal zijn bevrijd. Daarnaast zal de rechtbank ten aanzien van alle vorderingen de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14d, 27, 36f, 37a, 38, 38a, 57, 310, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 primair en 4 tenlastegelegde heeft begaan;
  • verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
feit 1, 2 en 3 primair telkens
afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen
feit 4
diefstal
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 315 (driehonderdenvijftien) dagen;
 beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht;
Met betrekking tot feit 1, 2 en 3 primair
 Gelast dat veroordeelde ter beschikking wordt gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit of zich in situaties begeeft die voor hem risicovol zijn en/of zijn resocialisatie in gevaar brengt;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- zich niet buiten de Nederlandse grenzen zal begeven.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich direct aansluitend aan de detentie, nadat hij door middel van justitieel vervoer daar naartoe is gebracht, zal laten opnemen en zal verblijven in Forensische (SGLVG-) Kliniek Ipse de Bruggen of een andere door of namens de reclassering aan te wijzen klinische behandelinstelling en zijn medewerking zal verlenen aan het voor hem opgestelde behandelprogramma en dat veroordeelde niet zonder toestemming van de reclassering en de behandelinstelling van woonadres zal veranderen;
- zich zal houden aan de voorwaarden en afspraken hem gesteld door of namens Ipse de Bruggen of een andere door of namens de reclassering aan te wijzen behandelinstelling;
- bereid is zijn dagelijks functioneren bespreekbaar te maken, zich begeleidbaar zal opstellen en inzicht zal geven in zijn belevingswereld;
- mee zal werken aan de totstandkoming van een signaleringsplan;
- de medicatie zal gebruiken die hem door zijn behandelend arts/psychiater in het kader van zijn behandeling wordt voorgeschreven;
- zijn medewerking verleent aan het vervolgtraject dat aan dient te sluiten op de klinische behandeling, ook als dit inhoudt: ambulante of deeltijd behandeling of verblijf in een instelling voor (24-uurs) begeleid wonen en het zich houden aan het (dag-) programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering opstelt;
- zich zal houden aan de afspraken en aanwijzingen ten aanzien van het gebruik van alcohol en drugs, zoals die door hem door Ipse de Bruggen c.q. een andere betrokken instelling en de reclassering worden opgelegd. Dit geldt ook als dit inhoudt een totaal verbod op het gebruik van alcohol en/of drugs;
- zal meewerken aan controles gericht op de naleving van afspraken en aanwijzingen die gelden ten aanzien van het gebruik van alcohol en drugs;
- bereid zal zijn derden bij zijn behandeling te betrekken;
- de reclassering toestemming zal geven tot het raadplegen van referenten en dat hij tevens zal toestaan dat omtrent hem afstemming plaatsvindt tussen Ipse de Bruggen c.q. een andere betrokken instelling en de reclassering;
- vooraf melding zal maken van geplande bezoeken aan en contacten met zijn familie, bekenden en/of vrienden;
- zich zal conformeren aan de verlofafspraken die in samenspraak met de reclassering, Ipse de Bruggen c.q. een andere betrokken instelling tot stand komen;
- zonder toestemming van de reclassering en de behandelende c.q. begeleidende instelling niet elders zal overnachten,
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de op grond van artikel 38 van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Met betrekking tot feit 1

Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
  • Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 1], te betalen
  • € 575,-- (vijfhonderdvijfenzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
  • Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen € 575,-- (vijfhonderdvijfenzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 11 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, verdachte daarvan zal zijn bevrijd;
Met betrekking tot feit 2

Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
  • Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 2], te betalen € 500,-- (vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
  • Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], te betalen € 500,-- (vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, verdachte daarvan zal zijn bevrijd;
Met betrekking tot feit 3

Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
  • Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 3], te betalen
  • € 520,-- (vijfhonderdtwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 april 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
  • Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], te betalen € 520,-- (vijfhonderdentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 april 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, verdachte daarvan zal zijn bevrijd;
Met betrekking tot feit 4

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
  • Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 4], te betalen € 89,10 (negenentachtig euro en tien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], te betalen € 89,10 (negenentachtig euro en tien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Aldus gewezen door mr. Van Apeldoorn, voorzitter, mr. Bijl en mr. Van der Hooft in tegenwoordigheid van mr. Koster, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 maart 2014.
Mr. Van der Hooft is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreffen dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij dossier proces-verbaal, dossiernummer 2013060223, Politie Oost Gelderland, Team Recherche Achterhoek, gesloten en ondertekend op 10 juni 2013.
2.Proces-verbaal verhoor verdachte, pag. 354
3.Proces-verbaal terechtzitting van 7 maart 2014
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], pag. 235-238
5.Proces-verbaal verhoor verdachte, pag. 570
6.Proces-verbaal terechtzitting 7 maart 2014
7.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], pag. 453-457
8.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3], p. 658
9.Idem, p. 659
10.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte], p. 671
11.Proces-verbaal verhoor getuige E. [betrokkene 1], p. 662
12.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte], p. 671
13.Proces-verbaal verhoor getuige E. [betrokkene 1], p. 662
14.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 3], p. 659
15.Proces-verbaal ter terechtzitting van 7 februari 2014
16.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4], p. 678-680
17.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 701
18.Proces-verbaal terechtzitting 7 maart 2014