ECLI:NL:RBGEL:2014:1982

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 februari 2014
Publicatiedatum
21 maart 2014
Zaaknummer
251034
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van instantie wegens te laat betalen van griffierecht in civiele procedure

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Gelderland, heeft de besloten vennootschap IUSTITIA BV een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die niet bij naam is genoemd in het document. De procedure begon met een dagvaarding en de zaak werd voor het eerst behandeld op 25 september 2013. IUSTITIA was verplicht om het griffierecht binnen vier weken na de datum van de eerste zitting te betalen, met een deadline die op 23 oktober 2013 viel. De advocaat van IUSTITIA, mr. C.W. Reintjes, heeft erkend dat de betaling van het griffierecht te laat is verricht. De gedaagde heeft hierop geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van IUSTITIA en heeft verzocht om veroordeling in de proceskosten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat IUSTITIA geen beroep heeft gedaan op de hardheidsclausule, zoals bedoeld in artikel 127a lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Er was ook geen bewijs dat de vertraging in de betaling te wijten was aan verwarrende informatie van de gerechtelijke administratie. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat de gedaagde, overeenkomstig artikel 127a lid 2 Rv, van deze instantie moet worden ontslagen. IUSTITIA is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.131,50, inclusief griffierecht en advocaatkosten.

Het vonnis is uitgesproken op 5 februari 2014 door mr. R.A. Boon en is openbaar gemaakt. De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde de kosten kan vorderen, ook al is er nog geen definitieve uitspraak in de hoofdzaak gedaan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/251034 / HA ZA 13-642
Vonnis van 5 februari 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IUSTITIA BV,
gevestigd te Duiven,
eiseres,
advocaat mr. C.W. Reintjes te Duiven,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. A. Robustella te Ede.
Partijen zullen hierna Iustitia en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding tevens houdende conclusie van eis in het incident (ex art. 223 Rv)
- de conclusie van antwoord in het incident
- de aktes van beide partijen.
1.2.
Daarna is vonnis bepaald.

2.De motivering van de beslissing

2.1.
Iustitia heeft bij dagvaarding de onderhavige (incidentele) vorderingen tegen [gedaagde] ingesteld. De zaak is op 25 september 2013 voor de eerste maal uitgeroepen ter terechtzitting. Ingevolge art. 3 lid 3 Wet griffierechten burgerlijke zaken diende Iustitia te zorgen dat het door haar verschuldigde griffierecht binnen vier weken nadien zou zijn bijgeschreven op de bankrekening van de rechtbank (het LDCR). Die termijn liep af op 23 oktober 2013.
2.2.
De advocaat van Iustitia, mr. Reijntjes, heeft erkend dat de betaling te laat is verricht. [gedaagde] heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van Iustitia, met veroordeling van laatstgenoemde in de proceskosten.
2.3.
Mr. Reintjes heeft geen beroep gedaan op de hardheidsclausule zoals bedoeld in art. 127a lid 3 Rv. Ook is niet gesteld of gebleken dat het achterwege blijven van de tijdige betaling van het griffierecht is te wijten aan verwarringwekkende informatie van de zijde van de gerechtelijke administratie.
2.4.
De conclusie is dat [gedaagde], overeenkomstig het bepaalde in art. 127a lid 2 Rv, van deze instantie moet worden ontslagen, met veroordeling van Iustitia in de kosten van de procedure. Die kosten kunnen aan de kant van [gedaagde] worden begroot op € 289,50 (0,5 punt liquidatietarief III) voor salaris van de advocaat en op € 842,-- wegens griffierecht.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
ontslaat [gedaagde] van deze instantie,
3.2.
veroordeelt Iustitia in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.131,50,
3.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Boon en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2014.
Coll.: ED