ECLI:NL:RBGEL:2014:2038

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 maart 2014
Publicatiedatum
25 maart 2014
Zaaknummer
AWB-13_7635
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-verschoonbare termijnoverschrijding bij indienen beroepschrift in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft eiser, wonende te Doornspijk, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat op 17 oktober 2013 is genomen. De rechtbank Gelderland heeft de zaak behandeld op 7 maart 2014, waarbij eiser in persoon aanwezig was, terwijl de verweerder zich niet heeft laten vertegenwoordigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift, die volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zes weken bedraagt, op 28 november 2013 verstreken was. Eiser heeft het beroepschrift gedateerd op 29 november 2013 ingediend, wat betekent dat hij de termijn heeft overschreden.

Eiser heeft als reden voor de termijnoverschrijding aangevoerd dat hij eerst de uitslag van een MRI-scan van zijn knie wilde afwachten voordat hij het beroepschrift indiende. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat deze reden niet voldoende is om de termijnoverschrijding te verontschuldigen. De termijn voor het indienen van het beroep was duidelijk vermeld in het besluit, en eiser had de mogelijkheid om beroep in te stellen op andere gronden, zelfs in afwachting van verdere medische informatie. Door te wachten heeft eiser het risico genomen dat hij de termijn zou overschrijden, wat voor zijn rekening komt.

De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en geen termen gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Penning, rechter, in tegenwoordigheid van H.J. Papilaja - Muskita, griffier. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team bestuursrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer: AWB 13/7635
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)van
inzake
[eiser], eiser,
wonende te Doornspijk,
tegen
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

1.Aanduiding bestreden besluit

Besluit van verweerder van 17 oktober 2013.

2.Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 17 oktober 2013.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 7 maart 2014. Eiser is aldaar in persoon verschenen. Verweerder heeft zich niet doen vertegenwoordigen.

3.Overwegingen

Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken, welke termijn ingevolge artikel 6:8 van de Awb aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
De beslissing op bezwaar wordt ingevolge artikel 7:12, tweede lid, van de Awb, bekendgemaakt door toezending of uitreiking aan degenen tot wie zij is gericht.
In artikel 6:9, eerste en tweede lid, van de Awb is bepaald dat een beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen en bij verzending per post, indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de hiervoor genoemde termijn ingediend beroepschrift, niet-ontvankelijkverklaring daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Het bestreden besluit is verzonden op 17 oktober 2013.
Gelet hierop diende het beroepschrift uiterlijk op 28 november 2013 te zijn ingediend.
Het beroepschrift is gedateerd op 29 november 2013 en ter griffie van de rechtbank op die datum (digitaal) ingekomen.
Eiser heeft dus de voor het instellen van het beroep gestelde termijn niet in acht genomen.
Eiser heeft als verontschuldiging voor de overschrijding van de beroepstermijn aangevoerd dat hij niet eerder een beroepschrift kon indienen, omdat hij eerst de uitslag van de MRI-scan van zijn knie heeft afgewacht.
De rechtbank komt op grond van hetgeen door eiser is aangevoerd niet tot de conclusie dat de termijnoverschrijding verontschuldigbaar is. De termijn waarbinnen eiser beroep had dienen in te stellen, staat met zoveel woorden in het besluit vermeld. Eiser had desgewenst beroep kunnen in stellen op nader aan te voeren gronden, eventueel in afwachting van nadere medische informatie. Doordat af te wachten heeft eiser het risico genomen dat de beroepstermijn is overschreden. Dat dient voor rekening van eiser te komen.
Het beroep moet dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank acht geen termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank tot de volgende beslissing.

4.Beslissing

De rechtbank
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Penning, rechter, in tegenwoordigheid van
H.J. Papilaja - Muskita, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op .
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Verzonden op: