Uitspraak
Het verloop van de procedure
verzoek van de officier van justitie
2.Het verzoekDe officier van justitie verzoekt om [verweerster] in staat van faillissement te verklaren.
3.Het verweer
De beoordeling
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 11 maart 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot faillietverklaring van een verweerster, ingediend door de officier van justitie. Het verzoek was gebaseerd op artikel 1, lid 2 van de Faillissementswet, dat het openbaar ministerie de bevoegdheid geeft om een faillietverklaring te verzoeken om redenen van openbaar belang. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat het openbaar belang niet voldoende was aangetoond.
De procedure begon met een verzoek van de officier van justitie, dat op 3 februari 2014 ter griffie was ingediend. De rechtbank heeft verschillende documenten van de officier van justitie in overweging genomen, waaronder een brief met bijlagen en een e-mail. Tijdens de behandeling van het verzoekschrift op 11 maart 2014 heeft de rechtbank de argumenten van zowel de officier van justitie als de verweerster gehoord.
De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat het centrum van de voornaamste belangen van de verweerster zich in een andere lidstaat bevond, waardoor de Nederlandse rechter bevoegd was. De officier van justitie had aangevoerd dat het openbaar belang zich manifesteerde in het belang van diverse failliete boedels waaraan het vermogen van de verweerster was onttrokken, en in het belang van waarheidsvinding in een strafrechtelijk onderzoek tegen de verweerster. De rechtbank vond echter dat deze argumenten niet voldoende waren om het verzoek te rechtvaardigen.
De rechtbank concludeerde dat het openbaar ministerie niet had aangetoond dat de belangen van de crediteuren werden overstegen door het openbaar belang. De rechtbank wees het verzoek tot faillietverklaring af, met de overweging dat het aan de curatoren van de failliete boedels was om actie te ondernemen en dat het faillissement van de verweerster niet noodzakelijk was voor het strafrechtelijk onderzoek. De beslissing werd genomen door mr. P.F.A. Bierbooms, in tegenwoordigheid van de griffier.