ECLI:NL:RBGEL:2014:2196

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 april 2014
Publicatiedatum
1 april 2014
Zaaknummer
06/600120-01 ( TBS)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Van Lookeren Campagne
  • mr. Beljaars
  • mr. Knoop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een veroordeelde met twee jaar

Op 13 februari 2014 heeft de officier van justitie een vordering ingediend tot verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van een veroordeelde, die oorspronkelijk was opgelegd bij vonnis van 11 september 2001. De rechtbank Gelderland heeft de vordering behandeld op een openbare zitting op 19 maart 2014. De rechtbank heeft de stukken bekeken, waaronder een verlengingsadvies van het FPC de Rooyse Wissel en rapporten van onafhankelijke deskundigen. De rechtbank oordeelt dat de vordering ontvankelijk is, ondanks dat deze niet binnen de wettelijke termijn is ingediend, omdat het belang van de maatschappij bij bescherming zwaarder weegt dan het belang van de terbeschikkinggestelde.

De officier van justitie heeft aangevoerd dat de situatie van de betrokkene is verslechterd, met een verhoogd recidivegevaar door een recent incident. De deskundigen hebben geconcludeerd dat de betrokkene, die lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis en pedofilie, niet in staat is om zelfstandig te functioneren zonder externe controle en begeleiding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veiligheid van anderen eist dat de TBS met twee jaar wordt verlengd, gezien de recente ontwikkelingen en het recidivegevaar.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de termijn van de terbeschikkingstelling van de veroordeelde met twee jaar te verlengen, waarbij de veiligheid van de maatschappij voorop staat. Deze beslissing is genomen door een meervoudige kamer van de rechtbank Gelderland, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 2 april 2014.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/060120-0106/600120-01 ( TBS)
Raadsman: mr. A.H.T. de Haas, advocaat te Harderwijk
Op 13 februari 2014 is ter griffie ingediend een vordering van de officier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland, gedateerd 13 februari 2014, strekkende tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling van:

[veroordeelde],

geboren te[geboortedatum],
verblijvende in het [adres 1],
met twee jaar.
De maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met bevel tot verpleging van overheidswege is opgelegd bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Zutphen van 11 september 2001 en is ingegaan op 24 februari 2002, laatstelijk verlengd bij beslissing van de rechtbank Zutphen van 29 februari 2012.
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 19 maart 2014. Van deze behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
De rechtbank heeft de stukken gezien, waaronder:
  • een verlengingsadvies van het FPC de Rooyse Wissel, gedateerd 20 januari 2014, opgemaakt door drs. [hoofd], hoofd behandeling, prof.dr. [psychiater 1], psychiater, en drs. [directeur], directeur behandeling en zorg en plaatsvervangend hoofd van de inrichting;
  • de wettelijke aantekeningen over de periode van verblijf van betrokkene over de periode van 7 november 2011 tot en met 26 december 2013;
  • twee rapporten van onafhankelijke deskundigen: een rapport van de psychiater dr. [psychiater 2], gedateerd 25 november 2013, en een rapport van de psycholoog/psychotherapeut drs. [psycholoog 1], gedateerd 27 augustus 2013.

Motivering

De vordering is op 13 februari 2014 ter griffie ingediend, derhalve niet binnen de in artikel 509o van het Wetboek van Strafvordering vermelde termijn. De rechtbank had de vordering uiterlijk op 24 januari 2014 moeten hebben ontvangen. De rechtbank acht de vordering niettemin ontvankelijk, nu deze weliswaar te laat, maar wel binnen een redelijke termijn is ingediend en het belang van de maatschappij bij bescherming in dit geval zwaarder moet wegen dan het belang van de terbeschikkinggestelde.
De officier van justitie heeft ter zitting de vordering tot verlenging van de maatregel met twee jaar gehandhaafd. De officier heeft onder meer aangevoerd dat de huidige situatie ten opzichte van de situatie ten tijde van de verlengingszitting in februari 2012 is veranderd: betrokkene wordt verdacht van een soortgelijk delict als het indexdelict, wat wijst op een groot herhalingsgevaar.
De raadsman heeft zich bij de behandeling van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Betrokkene heeft aangegeven naar een longstay-voorziening te willen.
Uit het verlengingsadvies – in samenhang met de wettelijke aantekeningen – en de daarop ter zitting gegeven toelichting door de deskundige [psycholoog 2], psycholoog/psychotherapeut bij het FPC, komt onder meer het volgende naar voren.
In de afgelopen periode heeft zich een aantal incidenten voorgedaan waaronder een ernstig recidiverend incident eind augustus 2013. Op 25 augustus werd de kliniek geïnformeerd over de aanhouding van betrokkene op verdenking van (een poging tot) een zedendelict, hetgeen betrokkene ook tegenover de politie heeft bekend. Sedertdien verblijft hij in afwachting van de strafrechtelijk afdoening in de kliniek. Behandeling in engere zin vindt niet meer plaats. De ernstige terugval is met alle betrokkenen geëvalueerd en besproken met het ministerie.
Door de kliniek is samenvattend geconcludeerd:
“Betrokkene is een cognitief en contactueel zwakke man met een persoonlijkheidsstoornis en weinig identiteit die vanuit een machtspositie en een verwrongen seksualiteitsbeleving tot het indexdelict is gekomen. Het verblijf binnen de kliniek maakt dat de risicofactoren onder controle zijn. Gebleken is dat na een jarenlange behandeling, waarin enige winst geboekt leek te zijn, betrokkene buiten de strakke kliniekstructuur in situaties komt (of zich daarin begeeft) die risicovol zijn en waarin hij gevaarzettend gedrag heeft laten zien. Hij is hierover niet tijdig open. Zo bezien kan niet anders dan geconcludeerd worden dat behandelresultaten teleurstellend zijn. Sterker nog, alles overziend en ook betrokkenes eigen wens daarin meewegend, moet gesteld worden dat er weinig tot geen resultaat meer te verwachten is van welke behandelinspanning dan ook. Betrokkene blijft op sociaal gebied onvaardig en beïnvloedbaar. Groei in sociale vaardigheden en contactname zijn beperkt. Ondanks dat betrokkene theoretisch voldoende kennis heeft, blijkt het in de praktijk brengen hiervan moeilijk. Betrokkene is al met al omgevingsafhankelijk en heeft veel begeleiding en sturing nodig. Betrokkene kan moeilijk inschatten wat verstandig is voor hemzelf en hier vervolgens ook naar handelen. Betrokkene kent een kinderlijk, onrijpe persoonlijkheid met heftige ambivalente gevoelens over afhankelijkheid versus onafhankelijkheid. Hij blijft imponeren als een kwetsbare, snel te ontregelen man die een onvolwassen en redelijk leeg bestaan leidt, waarbij er van introspectie geen sprake lijkt. De hang naar drugs blijft aanwezig en betrokkene vraagt om externe controle en sturing hierin. Gezien de hardnekkige problematiek van betrokkene en zijn beperkte leerbaarheid is de verwachting dat betrokkene altijd aangewezen zal zijn op professionele ondersteuning. Gelet op bovenstaande zal de kliniek, ook in overeenstemming met betrokkenes wens, een longstay plaatsing gaan aanvragen. Naar aanleiding van betrokkenes ongeoorloofde afwezigheid en de analyse daarvan, overwegen wij om de diagnostiek mogelijk te herzien. Mogelijk is er sprake van een diagnose binnen het autismespectrum, iets dat ook in de recente Pro Justitia Rapportage wordt genoemd. Deze heroverweging van de diagnostiek zal plaatsvinden voorafgaand aan de aanvraag voor longstay. De uitkomst van de heroverweging zal ons advies van de huidige maatregel naar alle waarschijnlijk niet wijzigen.
De inschatting- van het recidivegevaar - is dat betrokkene voor altijd aangewezen zal zijn op een vorm van externe controle en toezicht. Gezien betrokkenes blijvende aandachtsgebieden als spanningsopbouw, impulsiviteit, zucht naar middelen en grenzeloosheid, en hulpbehoevendheid daarin mede vanwege zijn beperkte cognitieve vermogens, is de conclusie dat er blijvend uitgegaan dient te worden van een handicapmodel. Daarbij komt nog dat betrokkene benadrukt niet veel meer te willen in de zin van behandeling, anders worden, de risico’s verkleinen.”
Met betrekking tot het recidivegevaar ten aanzien van het TBS indexdelict wordt gesteld dat, in het geval betrokkene zich zonder TBS-maatregel buiten mocht bevinden, dan wel zich mocht onttrekken aan de huidige begeleiding, gezien zijn impulsiviteit en beïnvloedbaarheid, de kans op middelengebruik aanwezig is. Door het gebrek aan structuur en begeleiding zullen spanningen snel oplopen. De kans dat seksuele gevoelens dan omgezet worden in gedrag is groot. Door de combinatie van aanwezigheid en gebruik van middelen en aanwezige seksuele deviatie is de kans aldus groot dat in een dergelijke situatie een herhaling van delictgedrag plaatsvindt. Wanneer betrokkene in delictgedrag vervalt, zal dit op de korte tot middellange termijn zijn, waarbij het gedrag waarschijnlijk zal bestaan uit seksuele handelingen met een jong meisje in de leeftijd van 12 tot 16 jaar.
Geadviseerd wordt een verlenging van de ter beschikkingstelling van twee jaar en continuering van de verpleging van overheidswege.
Door de van de kliniek onafhankelijke deskundigen [psychiater 2] en [psycholoog 1] voornoemd, is eensluidend geadviseerd de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaar.
Uit de beschouwingen en conclusie van de psychiater [psychiater 2] komt naar voren:
“Betrokkene is een man met een problematische jeugd en voorgeschiedenis anderszins bij wie er sprake is van kernpedofilie, van een gemengde persoonlijkheidsstoornis, van een gevoeligheid voor verslaving aan middelen en klaarblijkelijk van ADHD. De diagnostische overwegingen van de kliniek zijn te volgen en de beschrijvende diagnose is naar mening van ondergetekende op zich correct, doch wat - zoals in 2007 reeds gesteld door ondergetekende - toch écht aanscherping behoeft is het door de kliniek onterecht niet classificeren van ‘pedofilie’ als (hoofd)diagnose. Met betrekking tot de behandeling kan ondergetekende niet anders dan constateren dat betrokkene in principe alle gangbare behandelmethodieken onderging passende bij zijn problematiek. Dit heeft er echt niet toe geleid dat zijn pedoseksuele cognities en driften veranderd zijn en ook is er nog steeds onvoldoende zelfcontrole met betrekking tot dit thema, onder andere en met name blijkende uit de recente recidive (mits bewezen geacht). Wel dient opgemerkt te worden dat het psychofarmaca beleid van de kliniek en dan meer concreet het inzetten van libido-remmende medicatie in casu niet volgens gangbare richtlijnen/protocollen is geschied.”
Over het recidivegevaar wordt het volgende door de psychiater overwogen;
“Het volstaat om te constateren dat betrokkene meer dan 12 jaar na zijn TBS-oplegging blijkbaar exact hetzelfde pedoseksuele delict heeft willen plegen als het indexdelict, ondanks alle interventies gedurende het langdurige TBS-traject dat hij reeds onderging. Ondergetekende kan niet anders dan concluderen dat het recidiverisico op pedoseksuele delicten in casu zeer hoog is (gebleken).”
Uit de beschouwingen en conclusie van de psycholoog [psycholoog 1] komt naar voren:
“Qua diagnostiek onderschrijf ik de diagnoses van de kliniek, met toevoeging van een zwaar wegende diagnose: pedofilie. De kliniek beschrijft weliswaar de seksuele problematiek van betrokkene, maar plaatst deze niet in het licht van een parafilie maar in het licht van ontwikkelingsproblematiek en persoonlijkheidsproblematiek. Met deze visie ben ik het oneens, en dit is tevens de mening van de mederapporteur dhr. [psychiater 2], die de pedofilie reeds in zijn rapport van 2007 vaststelde.”
“Gezien de hoge risicotaxatie, het besluit van betrokkene om geen verdere behandeling aan te gaan en het gegeven dat betrokkene het komende jaar geen verlofmogelijkheden heeft, is er geen andere conclusie mogelijk dan te adviseren de TBS te verlengen. Het komende jaar zal dan meer duidelijkheid moeten brengen over het vervolgtraject van betrokkene, afhankelijk van het lopende strafonderzoek, de inschattingen van de kliniek met betrekking tot de behandel(on)mogelijkheden van betrokkene en het standpunt van betrokkene over zijn vervolgtraject.”
Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat de veiligheid van anderen danwel de algemene veiligheid van personen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling, welke maatregel onder meer is opgelegd ter zake van het opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden en feitelijke aanranding van de eerbaarheid, moet worden verlengd met twee jaar. De ontwikkelingen die zich in de afgelopen periode hebben voorgedaan, die in schril contrast staan met de situatie ten tijde van de verlengingszitting op 15 februari 2012, maken dat vanuit het veiligheidsperspectief een dergelijke verlengingstermijn is geïndiceerd.

Beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van [veroordeelde] voornoemd met twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. Van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. Beljaars en mr. Knoop, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 april 2014.