ECLI:NL:RBGEL:2014:2370

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 april 2014
Publicatiedatum
8 april 2014
Zaaknummer
06/880076-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Bijl
  • Kleinrensink
  • J. Janssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door aanmerkelijke onoplettendheid en onvoorzichtigheid van de bestuurder

Op 28 augustus 2011 vond er een verkeersongeval plaats in Vragender, gemeente Oost Gelre, waarbij de verdachte, als bestuurder van een personenauto, de maximale snelheid overschreed en geen voorrang verleende aan een motorfiets. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig heeft gehandeld, wat leidde tot een aanrijding waarbij de bestuurder van de motorfiets en zijn passagier zwaar lichamelijk letsel opliepen. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 750,00 en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. De rechtbank overwoog dat de verdachte onvoldoende aandacht had voor het verkeer en de verkeerssituatie, en dat hij zijn snelheid niet had aangepast aan de omstandigheden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldiging dat hij de maximumsnelheid in ernstige mate had overschreden, maar concludeerde dat zijn gedrag wel degelijk had bijgedragen aan het ongeval. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en de tijdsduur sinds het ongeval, bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/880076-12
Uitspraak: 8 april 2014
tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsman: mr. T. Kocabas, advocaat te Den Haag.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
19 november 2013, 7 januari 2014 en 25 maart 2014.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 augustus 2011, te Vragender, gemeente Oost Gelre, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Winterswijkseweg, ter hoogte van de kruising met de Pastoor Schepersweg,
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig
en/of onachtzaam,
terwijl het zicht op het uit de Pastoor Schepersweg komende verkeer in ernstige, althans in enige mate werd belemmerd door de aldaar aanwezige bebouwing en/of het aldaar geplaatste terras, en/of
terwijl het zicht door de voorruit van verdachtes personenauto in ernstige, althans in enige mate werd belemmerd door een of meerdere aldaar aangebracht(e) object(en), en/of
terwijl het antiblokkeersysteem (ABS) van het door het bestuurde motorrijtuig niet naar behoren werkte,
over die Winterswijkseweg heeft gereden met een snelheid van ongeveer 51 kilometer per uur, althans met een hogere snelheid dan de aldaar toegestane maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, en/of
(daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die weg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
(daarbij) zijn aandacht niet, althans in onvoldoende mate op of bij het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of gehad, en/of
(daarbij) in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, en/of
(daarbij) in strijd met artikel 15 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (een bestuurder van) een hem uit de Pastoor Schepersweg naderend motorrijtuig (motorfiets) geen voorrang heeft verleend, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met voornoemde (bestuurder van een) motorfiets,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
zulks terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij een krachtens de wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden, immers heeft hij de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 30 kilometer met 21 kilometer per uur, in elk geval aanzienlijk overschreden;
art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994
art 6 Wegenverkeerswet 1994
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 28 augustus 2011 te Vragender, gemeente Oost Gelre, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg,
Winterswijkseweg,
terwijl het zicht op het uit de Pastoor Schepersweg komende verkeer in ernstige, althans in enige mate werd belemmerd door de aldaar aanwezige bebouwing en/of het aldaar geplaatste terras, en/of
terwijl het zicht door de voorruit van verdachtes personenauto in ernstige, althans in enige mate werd belemmerd door een of meerdere aldaar aangebracht(e) object(en), en/of
terwijl het antiblokkeersysteem (ABS) van het door het bestuurde motorrijtuig niet naar behoren werkte,
over die Winterswijkseweg heeft gereden met een snelheid van ongeveer 51 kilometer per uur, althans met een hogere snelheid dan de aldaar toegestane maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, en/of
(daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die weg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
(daarbij) zijn aandacht niet, althans in onvoldoende mate op of bij het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of gehad, en/of
(daarbij) in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, en/of
(daarbij) in strijd met artikel 15 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (een bestuurder van) een hem uit de Pastoor Schepersweg naderend motorrijtuig (motorfiets) geen voorrang heeft verleend, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met voornoemde (bestuurder van een) motorfiets,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, waarbij zij verdachte de lichtste vorm van schuld verwijt, namelijk “aanmerkelijke onoplettendheid”. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte geen schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet aan het ongeval heeft. Op de zich in het dossier bevindende foto’s is te zien dat de auto ten tijde van de VerkeersOngevalsAnalyse (hierna Voa) vermoedelijk op een andere plaats stond dan ten tijde van het ongeval. Dit betekent dat de uitkomst van de snelheidsberekening waarschijnlijk niet juist is en verdachte dus niet verweten kan worden dat hij te hard zou hebben gereden. Verdachte is wel betrokken geweest bij het ongeval, maar een enkele overtreding maakt niet dat sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6. Ook een tijdelijke onoplettendheid leidt niet tot die conclusie. Verdachte heeft nog wel geprobeerd te remmen. Hij zag een groep stilstaande motoren en verwachtte niet dat één van hen zou doorrijden. Het zicht van verdachte was beperkt en daarom had hij beter moeten opletten, maar dat gold ook voor de motorrijder, aldus de raadsman.
Beoordeling door de rechtbank
Op 28 augustus 2011 heeft op de kruising Winterswijkseweg – Heelweg – Pastoor Scheepersstraat binnen de bebouwde kom van Vragender, gemeente Oost Gelre, een verkeersongeval tussen een motor en een blauwe Opel Vectra, met het Poolse kenteken [kenteken] plaatsgevonden, welke personenauto bestuurd werd door verdachte [2] .
Bestuurder van de motor was [slachtoffer 1] en zijn echtgenote [slachtoffer 2] zat bij hem achterop. [slachtoffer 1] zag dat zij een gelijkwaardige kruising naderden, met aan weerszijden cafés, waardoor het uitzicht op de kruisende wegen werd beperkt. [slachtoffer 1] is de kruising opgereden, waarna hij plotseling werd aangereden door een van links komende personenauto [3] . [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn ten gevolge van deze aanrijding ten val gekomen en in verband met hun verwondingen naar het ziekenhuis vervoerd. Daar bleek het rechteronderbeen van [slachtoffer 1] op twee plaatsen gebroken te zijn en het rechtsonderbeen van [slachtoffer 2] op drie plaatsen. Zowel het been van [slachtoffer 1], als dat van [slachtoffer 2] is in het ziekenhuis gegipst, waarna [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich hebben laten vervoeren naar Zwitsersland (waar zij wonen), waar zij beide een operatie hebben ondergaan [4] .
Getuige [getuige], die achter [slachtoffer 1] reed, heeft verklaard dat de groep motoren een kruispunt in Vragender naderde waar zich aan weerszijden een café/restaurant bevond, waardoor het uitzicht op de kruisende wegen werd beperkt. Toen [slachtoffer 1] de kruising opreed zag [getuige] van links een blauwe personenauto met hoge snelheid, zeker 50 km/uur, naderen, die vervolgens een aanrijding niet meer kon voorkomen [5] .
Uit het Voa-rapport blijkt dat de toegestane maximum snelheid op het desbetreffende kruispunt (Winterswijkseweg, de Heelweg en de Pastoor Scheepersstraat) 30 km/uur was. Op de gelijkwaardige kruising verleende de bestuurder van de Opel, rijdende op de Winterswijkseweg, geen voorrang aan de van rechts komende motorfiets. Het uitzicht van de bestuurder van de Opel in de richting van waaruit de motorfiets kwam, werd belemmerd door aanwezige bebouwing en het aanwezige terras. Op basis van (de lengte van) het rem-blokkeerspoor van de Opel werd de gereden snelheid van het voertuig aan het begin van het spoor berekend op minimaal 51 km/uur en maximaal 52 km/uur. Indien de bestuurder van de Opel had gereden met de ter plaatse geldende snelheid had het ongeval niet plaatsgevonden. [6]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat het zijn tweede dag in Nederland was en hij om zich aan het heen kijken was omdat hij alles wilde zien, waardoor hij niet zo goed op zijn snelheid heeft gelet. Hij wist wel dat hij op de bewuste plek maximaal 30 km/uur mocht rijden en dat hij op die kruising het verkeer van rechts voorrang moest verlenen. Hij kon de kruising echter niet goed overzien omdat er sierboompjes stonden [7] .
De rechtbank overweegt als volgt. Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, is vereist dat het rijgedrag van verdachte roekeloos dan wel zeer of aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam was. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van roekeloos dan wel zeer onoplettend (grove verkeersfout) verkeersgedrag van verdachte zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken. Wel heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig gehandeld en dat heeft geleid tot het ongeval. Daartoe is het volgende van belang.
Uit het Voa-rapport volgt dat verdachte op 28 augustus 2011 ongeveer 51 kilometer per uur over de Winterswijkseweg heeft gereden, waar de toegestane maximumsnelheid 30 kilometer per uur is, terwijl het ongeval niet had plaatsgevonden als verdachte had gereden met het ter plaatse geldende maximum van 30 km/uur. Anders dan de raadsman ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de gehanteerde berekeningen te twijfelen, omdat voor de berekening niet de stand van de auto op de foto’s maar het op de weg aangetroffen remspoor is gebruikt.
Naar zijn eigen verklaring was verdachte tijdens het rijden afgeleid door de omgeving. Verdachte heeft zijn aandacht onvoldoende op de weg en op de overige verkeersdeelnemers gehad. Daarbij komt dat de kruising met de Pastoor Scheepersstraat blijkens het Voa-rapport
en de verklaring van [getuige] door de aanwezigheid van bebouwing en terrassen onoverzichtelijk was en verdachtes zicht daardoor in enige mate werd belemmerd. Verdachte heeft ook verklaard dat hij de kruising niet goed kon overzien. Van hem mocht in een dergelijke onoverzichtelijke situatie dan ook worden verwacht dat hij zijn snelheid had gematigd en de kruising met meer voorzichtigheid had genaderd dan hij heeft gedaan, temeer nu hij wist dat hij een voorrangskruising naderde en hij dus voorrang diende te verlenen aan van rechts komend verkeer.
Verdachte heeft vervolgens in strijd met artikel 15 van het Regelement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geen voorrang verleend aan de van rechts komende motorfiets met daarop [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], terwijl hij in strijd met artikel 19 van dit Regelement zijn snelheid niet zodanig had geregeld dat hij in staat was zijn auto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was.
Geconcludeerd kan worden dat verdachte de maximale snelheid heeft overschreden, daarnaast zijn snelheid niet heeft aangepast aan de omstandigheden ter plaatse en ten onrechte geen voorrang heeft verleend, terwijl zijn zicht ter plaatse in enige mate werd belemmerd door bebouwing en terras. Gelet op die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het ongeval te wijten is aan de aanmerkelijke onoplettendheid en onvoorzichtigheid van verdachte.
De rechtbank acht niet bewezen dat het zicht door de voorruit van verdachtes auto werd belemmerd door een object dat aan de binnenspiegel hing, nu onvoldoende is gebleken dat dit (kleine) object ook voor dusdanige belemmering van het zicht heeft gezorgd dat gezegd kan worden dat deze belemmering op enigerlei wijze heeft bijgedragen aan het veroorzaken van het ongeval.
Naar het oordeel van de rechtbank kan evenmin worden bewezen dat de omstandigheid dat het ABS-systeem van verdachtes auto niet functioneerde heeft bijgedragen aan het gebeuren van het ongeval. De rechtbank overweegt in dit verband dat, hoewel in het Voa-rapport is vermeld dat het ongeval mogelijk niet had plaatsgevonden indien het ABS van het remsysteem van de Opel wel goed had gefunctioneerd, in een mutatierapport is geconcludeerd dat het ongeval ook had plaatsgevonden als het ABS-systeem wel had gewerkt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van dat deel van de tenlastelegging waarin hem wordt verweten dat het ongeval (mede) is veroorzaakt doordat hij de maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden. Verdachte heeft zich weliswaar niet aan de maximumsnelheid gehouden, maar naar het oordeel van de rechtbank was die overschrijding niet zodanig dat gesproken kan worden van een overschrijding ‘in ernstige mate’. De in de tenlastelegging opgenomen subsidiaire variant “aanzienlijk”, is eveneens niet van toepassing, omdat dit een gradatie betreft die artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994 niet kent.
Over het letsel van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is het volgende bekend. [slachtoffer 1] heeft verklaard zijn rechteronderbeen op twee plekken te hebben gebroken [8] . In de geneeskundige verklaring van [arts] is vermeld dat [slachtoffer 1] op 28 augustus 2011 een pijnlijk en gezwollen rechteronderbeen had, met standsafwijking en een schaafwond. Op de röntgenfoto was te zien dat sprake was van een complexe onderbeenbreuk, vlak bij de rechterenkel, en van een operatie-indicatie. De geschatte duur van de genezing bedroeg op dat moment 6 tot 12 maanden [9] .
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat haar linkerenkel op drie plekken gebroken was [10] . In de geneeskundige verklaring is door [arts] aangegeven dat [slachtoffer 2] op 28 augustus 2011 een gezwollen linkerenkel had met standsafwijking. Op de röntgenfoto was een complexe enkelfractuur te zien aan de linkerenkel. Er was sprake van een operatie-indicatie en de geschatte duur van de genezing bedroeg 6-12 maanden [11] . De rechtbank is van oordeel dat het letsel van zowel [slachtoffer 1] als Goor naar algemeen spraakgebruik is te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 28 augustus 2011 te Vragender, gemeente Oost Gelre, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Winterswijkseweg, ter hoogte van de kruising met de Pastoor Scheepersstraat,
aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig,
terwijl het zicht op het uit de Pastoor Scheepersstraat komende verkeer in enige mate werd belemmerd door de aldaar aanwezige bebouwing en het aldaar geplaatste terras, en
over die Winterswijkseweg heeft gereden met een snelheid van ongeveer 51 kilometer per uur, en
daarbij in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die weg en het overige verkeer heeft gelet en is blijven letten, en
daarbij zijn aandacht in onvoldoende mate op of bij het overige verkeer en de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en gehad, en
daarbij in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, en
daarbij in strijd met artikel 15 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (een bestuurder van) een hem uit de Pastoor Scheepersstraat naderend motorrijtuig (motorfiets) geen voorrang heeft verleend, en
vervolgens in aanrijding is gekomen met voornoemde motorfiets,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met een proeftijd van twee jaar, gevorderd en daarnaast een boete van € 750,00, te vervangen door 15 dagen hechtenis. Zij heeft tevens een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, met een proeftijd van twee jaar, gevorderd.
De raadsman heeft betoogd dat kan worden volstaan met een boete. Verdachte heeft zijn rijbewijs nodig, met name omdat hij zijn dochter met de auto naar haar werk moet brengen en halen. Bovendien is verdachte niet eerder met justitie in aanraking geweest en heeft het ongeval al 2,5 jaar geleden plaatsgevonden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 28 augustus 2011 door onoplettend en onvoorzichtig rijden een ongeluk veroorzaakt, als gevolg waarvan bij twee slachtoffers zwaar lichamelijk letsel is ontstaan, waar zij in ieder geval geruime tijd de gevolgen van hebben ondervonden. Verdachte had beter moeten opletten, voorrang moeten verlenen en zich moeten houden aan de geldende maximumsnelheid.
De rechtbank weegt mee dat verdachte een blanco strafblad heeft en niet kan worden aangemerkt als een (notoire) wegpiraat. Ook heeft verdachte spijt betuigd en heeft hij pogingen ondernomen om in contact te treden met de slachtoffers. Gelet hierop acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals geëist door de officier van justitie, niet passend. Daarbij wijst de rechtbank ook nog op het tijdsverloop sinds het incident op 28 augustus 2011. Het heeft ongeveer tweeëneenhalf jaar geduurd voordat verdachte bericht ontving dat hij bij de rechtbank moest komen, welk tijdsverloop niet aan verdachte is te wijten en wat ervoor heeft gezorgd dat verdachte al die tijd in onzekerheid over de afloop van deze zaak heeft gezeten.
Alles overwegende zal de rechtbank verdachte een geldboete van € 750,00 opleggen, bij niet betaling te vervangen door 15 dagen hechtenis. Daarnaast legt de rechtbank verdachte een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaar. Een ontzegging van een dergelijke duur is met name ook generaal preventief bedoeld; in de persoonlijke omstandigheden van verdachte wordt aanleiding gezien deze straf voorwaardelijk op te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;

 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
geldboetevan
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro),bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis;
 ontzegt verdachte de
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
6 (zes) maanden;
 bepaalt, dat deze bijkomende straf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een
proeftijd van 2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mrs. Bijl, voorzitter, Kleinrensink en Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Korevaar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 april 2014.
Mr. Janssen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0644 2011120312, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, team Aalten, gesloten en ondertekend op 1 september 2011.
2.Proces-verbaal aanrijding, pagina 11 en de verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter zitting van 25 maart 2014
3.Proces-verbaal van verhoor benadeelde, pagina’s 32 en 33
4.Proces-verbaal van verhoor benadeelde pagina 33
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina’s 23 en 24
6.Proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse, pagina 67
7.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 25 maart 2014
8.Proces-verbaal van verhoor benadeelde, pagina 33
9.Geneeskundige verklaring met betrekking tot [slachtoffer 1], pagina 38
10.Proces-verbaal van verhoor benadeelde, pagina 35
11.Geneeskundige verklaring met betrekking tot [slachtoffer 2], pagina 41