ECLI:NL:RBGEL:2014:2404

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 april 2014
Publicatiedatum
9 april 2014
Zaaknummer
05/720115-13 en 05/800622-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • P.C. Quak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schadevergoeding wegens ondergane voorlopige hechtenis en de uitleg van het begrip 'zaak' in het Wetboek van Strafvordering

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 april 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot schadevergoeding wegens ondergane voorlopige hechtenis. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M. Schwab, had een verzoekschrift ingediend ter compensatie van de schade die hij had geleden door zijn inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis, met een totaalbedrag van € 12.835,-. De officier van justitie, mr. C. van Zwol, heeft echter betoogd dat de verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat de zaak niet is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. De rechtbank heeft de zaak behandeld in raadkamer op 26 maart 2014, waarbij de verzoeker niet aanwezig was, maar zijn advocaat en de officier van justitie wel.

De rechtbank heeft in haar overwegingen het relevante artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering besproken, dat bepaalt dat een vergoeding kan worden toegekend indien een zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker was veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf in een gevoegde zaak, wat betekent dat de zaak niet zonder oplegging van straf is geëindigd. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de verdediging geen verzoek heeft gedaan om de zaken te splitsen, en dat er rekening is gehouden met de ondergane voorlopige hechtenis bij de strafoplegging.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat de verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek tot schadevergoeding, omdat de zaak niet is geëindigd zonder straf of maatregel. De beslissing is genomen door mr. P.C. Quak, plaatsvervangend kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier mr. M.W.M. Heutinck, en is uitgesproken in openbare raadkamer op 9 april 2014.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/720115-13 en 05/800622-13
Rechtbanknummer : 14/28
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer naar aanleiding van het op 9 januari 2014 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschrift, voor zover betreffende artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering, van:

naam: [verzoeker] (hierna: verzoeker),

geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres]
[woonplaats],
woonplaats kiezende te (1071 VG) Amsterdam aan de Roelof Hartstraat 31 ten kantore van zijn advocaat mr. M. Schwab.

De behandeling in raadkamer

In raadkamer van 26 maart 2014 zijn gehoord:
  • verzoekers advocaat, mr. M. Schwab voornoemd;
  • officier van justitie, mr. C. van Zwol.
Verzoeker is, hoewel daartoe op de juiste wijze opgeroepen, niet verschenen.

De standpunten

Het verzoekschrift strekt tot vergoeding van de door verzoeker geleden schade tot een bedrag van (in totaal) € 12.835,- als gevolg van de ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis en kosten verbonden aan de indiening en behandeling van dit verzoekschrift.
De officier van justitie heeft in raadkamer gepersisteerd bij haar schriftelijke conclusie van 21 februari 2014, waarin het standpunt wordt ingenomen dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot schadevergoeding. Daartoe wordt opgemerkt dat de zaak waarop het verzoek betrekking heeft, niet geëindigd is zonder oplegging van straf of maatregel.

Ontvankelijkheid

Artikel 89, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat, indien een zaak eindigt zonder oplegging van een straf of maatregel of met zodanige oplegging doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten, op verzoek van de gewezen verdachte een vergoeding kan worden toegekend voor de schade die is geleden door de ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis.
De raadkamer overweegt dat de Hoge Raad vaste jurisprudentie heeft ontwikkeld omtrent de uitleg van het begrip “zaak”. Onder “de zaak” wordt verstaan “al datgene waarop het rechtsgeding betrekking had”, terwijl de grenzen van een rechtsgeding mede worden bepaald door voeging en/of splitsing van strafzaken.
Reeds omdat de strafzaken tegen verzoeker onder de parketnummers 05/720115-13 en 05/800622-13 gevoegd zijn behandeld en verzoeker voor het primair ten laste gelegde feit onder parketnummer 05/800622-13 (voor welk feit voorlopige hechtenis is toegelaten) is veroordeeld tot een (voorwaardelijke) werkstraf, kan niet anders worden geconcludeerd dan dat ‘de zaak’ niet zonder oplegging van een straf of maatregel is geëindigd. Verzoeker dient in een dergelijk geval niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Verzoekers advocaat heeft in raadkamer daartegen aangevoerd dat zij ten tijde van de strafprocedure heeft gesteld dat voeging van de zaken met parketnummers 05/720115-13 en 05/800622-13 haar onredelijk voorkomt.
De raadkamer overweegt hieromtrent allereerst dat niet is gebleken dat de verdediging tijdens de behandeling van de zaak enig verzoek heeft gedaan om de zaak te splitsen. Bovendien leidt de raadkamer uit het vonnis d.d. 15 oktober 2013 (pag. 5) af dat de verdediging ter terechtzitting heeft verzocht rekening te houden met de onder parketnummer 05/720115-13 ondergane voorlopige hechtenis, om welke reden de verdediging een voorwaardelijke werkstraf op zijn plaats achtte. Ook de officier van justitie heeft bij de strafeis (een geheel voorwaardelijke werkstraf) rekening gehouden met deze voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft ook volstaan met een voorwaardelijke werkstraf.
Naar het oordeel van de raadkamer bestaat onder deze omstandigheden geen ruimte om, op grond van billijkheid, af te wijken van voornoemde vaste jurisprudentie van de Hoge Raad. De namens verzoeker aangehaalde jurisprudentie van feitenrechters doet hieraan niet af.

Opstellen verzoekschrift en bijwonen zitting

In het verzoekschrift wordt een vergoeding gevraagd voor rechtsbijstandskosten betreffende het indienen van dit verzoekschrift en het bijwonen van de raadkamerzitting. Dit verzoek heeft betrekking op zowel het onderhavige verzoek ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering als een verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering.
Conform vaste rechtspraak van deze raadkamer zal de vergoeding éénmaal toegewezen worden en wel bij aparte beschikking ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering.
De raadkamer zal daarom beslissen als hierna te melden en neemt daarbij de desbetreffende wetsartikelen in aanmerking.

De beslissing

Verklaartverzoeker niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven in raadkamer door mr. P.C. Quak, plaatsvervangend kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.W.M. Heutinck, griffier, en uitgesproken in openbare raadkamer van 9 april 2014.