Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
naam: [verzoeker] (hierna: verzoeker),
De behandeling in raadkamer
- verzoekers advocaat, mr. M. Schwab voornoemd;
- officier van justitie, mr. C. van Zwol.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 april 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot schadevergoeding wegens ondergane voorlopige hechtenis. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M. Schwab, had een verzoekschrift ingediend ter compensatie van de schade die hij had geleden door zijn inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis, met een totaalbedrag van € 12.835,-. De officier van justitie, mr. C. van Zwol, heeft echter betoogd dat de verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat de zaak niet is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. De rechtbank heeft de zaak behandeld in raadkamer op 26 maart 2014, waarbij de verzoeker niet aanwezig was, maar zijn advocaat en de officier van justitie wel.
De rechtbank heeft in haar overwegingen het relevante artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering besproken, dat bepaalt dat een vergoeding kan worden toegekend indien een zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker was veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf in een gevoegde zaak, wat betekent dat de zaak niet zonder oplegging van straf is geëindigd. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de verdediging geen verzoek heeft gedaan om de zaken te splitsen, en dat er rekening is gehouden met de ondergane voorlopige hechtenis bij de strafoplegging.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat de verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek tot schadevergoeding, omdat de zaak niet is geëindigd zonder straf of maatregel. De beslissing is genomen door mr. P.C. Quak, plaatsvervangend kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier mr. M.W.M. Heutinck, en is uitgesproken in openbare raadkamer op 9 april 2014.