hij op 7 juni 2013 te Doetinchem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld dhr. [benadeelde 1] en/of mw. [benadeelde 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan genoemde dhr. [benadeelde 1] en/of mw. [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke bedreiging met geweld heeft bestaan dhr. [benadeelde 1] en/of mw. [benadeelde 2] door die [benadeelde 1] te slaan en/of te dreigen met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 1 juni 2013 te Doetinchem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een geldbedrag van om en nabij 1500 euro, in elk geval enig(e)goed(eren) en/of geld geheel of ten dele toebehorende aan dhr. [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) de woning van die [benadeelde 3] (perceel [adres 2], te Doetinchem) zijn binnengekomen
- die [benadeelde 3] met een handgranaat en/of op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
Aanleiding van het onderzoek
Bij de politie is de volgende CIE-informatie binnengekomen: ‘
[medeverdachte] en [verdachte] zijn betrokken bij een overval op een gezin woonachtig aan de [adres 1] te Doetinchem. Uit angst doen deze slachtoffers geen aangifte.’. Op navraag van de politie hebben [benadeelde 1] en [benadeelde 2] bevestigd dat zij zijn overvallen. Na onderzoek door de politie is verdachte aangehouden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat verdachte enige betrokkenheid bij dit feit had. De slachtoffers hebben de naam van verdachte genoemd. Echter, niet duidelijk is wanneer zij van deze naam vernomen zouden hebben en op basis van welke informatie zij tot deze naam zijn gekomen.
Beoordeling door de rechtbank
Tegenover verbalisanten hebben [benadeelde 1] en [benadeelde 2] bevestigd dat zij op 7 juni 2013 in hun woning aan de [adres 1] te Doetinchem overvallen waren. Op die avond rond 20.15 uur kwamen plotseling twee (Turkse) mannen via de achterdeur in de woning. Van één van de overvallers kreeg [benadeelde 1] een klap in zijn nek, waardoor hij op de grond viel. De overvallers trokken toen zij binnen waren de gordijnen van de woning dicht. Tijdens de overval werd aangebeld door een kennis. [benadeelde 2] moest van één van de overvallers deze kennis afwimpelen. Terwijl één van de overvallers achter de deur stond, heeft [benadeelde 2] deze kennis gevraagd weg te gaan.
De slachtoffers hebben als namen van de overvallers gehoord [verdachte] en [medeverdachte]. Het gezicht van verdachte was bovendien bekend uit de coffeeshop het Rotterdammertje. [medeverdachte] heeft tijdens de overval een vuurwapen getoond. Van [verdachte] heeft [benadeelde 1] meerdere klappen in zijn gezicht gekregen. Onder bedreiging moest [benadeelde 1] geld afgegeven. Een ander geldbedrag is door de overvallers gevonden en meegenomen. Door de overvallers werd duidelijk aangegeven dat ze de politie niet mochten bellen.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij op 7 juni 2013 omstreeks 19.30 uur een afspraak bij [benadeelde 1] en [benadeelde 2] had. Toen hij aldaar aan kwam, werden de gordijnen dichtgetrokken. Op aanbellen en kloppen werd in eerste instantie niet open gedaan (ondanks de afspraak). Op een gegeven moment ging de voordeur toch op een heel klein kiertje open. Door [benadeelde 2] werd gezegd dat [benadeelde 1] niet thuis was, waarop getuige weg ging. Later die avond heeft getuige [benadeelde 2] opgebeld en hoorde hij dat er een overval gaande was op het moment dat hij bij hen voor de deur stond. Toen is getuige wederom naar [benadeelde 1] en [benadeelde 2] gegaan, waar hij zag dat [benadeelde 1] huilde en [benadeelde 2] helemaal overstuur was. [benadeelde 1] zou klappen hebben gekregen van die overvallers, aldus getuige [getuige].
Gelet op de verklaringen van de slachtoffers en de bevestiging daarvan op onderdelen door getuige [getuige] staat voor de rechtbank voldoende vast dat de overval daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
Verdachte heeft in eerste instantie iedere betrokkenheid bij dit feit ontkend.
Blijkens een proces-verbaal van bevindingen is verdachte tijdens het verhoor gevraagd: “
Het gezin dat overvallen is, verklaarde dat beide overvallers [verdachte] en [medeverdachte] waren. Wat is jouw reactie?”Hierop wilde verdachte dat de opname apparatuur zou worden uitgeschakeld, wat ook gebeurde. Verdachte heeft vervolgens onder andere verklaard:
- “
“ik zal nooit zomaar iemand overvallen. Als mensen eerlijk hun centjes verdienen, ga ik daar echt geen geld halen.”en
- “
“Volgens mij was zijn vriendin niet eens thuis, toen wij daar waren.”.
De rechtbank kan deze opmerkingen, gezien de vraagstelling met daarin een expliciete verwijzing naar de namen [verdachte] en [medeverdachte], niet anders begrijpen dan dat verdachte heeft bekend dat sprake was van een overval en dat hij tezamen met [medeverdachte] in die woning aanwezig was.
De betrokkenheid van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] bij de overval in Doetinchem in de avond van 7 juni 2013 wordt ook ondersteund door het navolgende.
De telefoon van medeverdachte [medeverdachte] (eindigend op 281) was op 7 juni 2013 tussen 20.26 en 20.50 uur actief via zendmasten in Doetinchem.
Opvallend is dat de telefoon van verdachte (426) die avond tussen 20.01 en 21.46 uur eveneens in Doetinchem gesignaleerd wordt.
[betrokkene], hoewel geen verdachte in deze zaak, heeft die avond met zijn telefoon (708) zowel met medeverdachte [medeverdachte] als met verdachte meermalen contact onder andere via zendmasten in Doetinchem.
- de verklaringen van de slachtoffers;
- de bevestiging daarvan op onderdelen door de verklaringen van getuige [getuige];
- de verklaringen van verdachte over de aanwezigheid van hem en medeverdachte [medeverdachte] bij die overval;
- de ondersteuning daarvan door de telefoonhistorie,
is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte één van de overvallers in de woning van de slachtoffers is geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: