ECLI:NL:RBGEL:2014:2462

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 april 2014
Publicatiedatum
11 april 2014
Zaaknummer
05/720502-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.M. van Gorp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen omzetting van taakstraf in vervangende hechtenis

De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, heeft op 9 april 2014 uitspraak gedaan in een zaak waarin een 37-jarige beklaagde bezwaar had ingediend tegen de omzetting van 50 uren taakstraf in 25 dagen vervangende hechtenis. Dit bezwaar was ingediend op grond van artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht. De raadsvrouw van de beklaagde, mr. Y. Cenik, stelde dat de kennisgeving van de omzetting niet door een officier van justitie was ondertekend, waardoor de vervangende hechtenis niet ten uitvoer kon worden gelegd. Ze verwees naar een eerdere beslissing van de politierechter in Almelo van 27 februari 2013, waarin werd gesteld dat een niet ondertekende brief van het Centraal Justitieel Incassobureau niet geldig was.

De politierechter oordeelde echter dat de kennisgeving, hoewel niet ondertekend, voldoende duidelijk was en dat de beklaagde op de hoogte was van de herkomst van de stukken. De politierechter verwees naar een schrijven van de directie Wetgeving van het Ministerie van Justitie, waarin werd gesteld dat ondertekening niet noodzakelijk was, zolang de kennisgeving maar duidelijk van het Openbaar Ministerie afkomstig was. De rechtbank concludeerde dat het bezwaar tijdig was ingediend en dat de beklaagde voldoende op de hoogte was gesteld van de omzetting van de taakstraf.

Uiteindelijk werd het bezwaarschrift gegrond verklaard, en werd bepaald dat de beklaagde nog 0 uren werkstraf moest verrichten, aangezien de vervangende hechtenis inmiddels volledig was ondergaan. De uitspraak werd gedaan door politierechter mr. A.M. van Gorp, in aanwezigheid van griffier R.G. van Geenen, en werd openbaar uitgesproken op 9 april 2014.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
politierechter

Parketnummer: 05/720502-12

Beslissing ex artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht van de politierechter naar aanleiding van het op 19 september 2013 ingekomen bezwaarschrift van:

naam: [veroordeelde]

geboren op: [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres: [adres]
plaats: [woonplaats]
strekkende tot bezwaar tegen de omzetting van 50 uren taakstraf in 25 dagen vervangende hechtenis op grond van artikel 22d, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
De politierechter heeft kennis genomen van de processtukken, waaronder het bezwaarschrift voornoemd, de processen-verbaal terechtzitting van 30 oktober 2013 en 8 januari 2014, de kennisgeving omzetting afkomstig van de officier van justitie, welke aan veroordeelde op 10 september 2013 in persoon is betekend en het afloopbericht werkstraf van de Reclassering Nederland, gedateerd 20 augustus 2013.

De procedure

Ter terechtzitting van 26 maart 2014 zijn gehoord:
- de veroordeelde,
- de raadsvrouw van veroordeelde, mr. Y. Cenik, namens mr. H. de Boer, advocaat te Arnhem,
- de officier van justitie.
De raadsvrouw van veroordeelde stelt dat de kennisgeving omzetting taakstraf niet door een officier van justitie is ondertekend en om die reden de, reeds ondergane, vervangende hechtenis niet ten uitvoer kan of kon worden gelegd. Onder verwijzing naar de - bij deze beslissing aangehechte - beslissing van de politierechter te Almelo van 27 februari 2013 (BZ3939) heeft de raadsvrouw van veroordeelde verzocht om het bezwaar gegrond te verklaren, mede bezien in het licht dat haar cliënt bij voorkeur de opgelegde werkstraf had willen voltooien.
De officier van justitie verwijst naar een schrijven van het Centraal Justitieel Incassobureau, Ministerie van Veiligheid en Justitie van 2 oktober 2012, betreffende handtekening omzetting taakstraf en verwijst meer concreet naar de volgende passage:
“In het verleden zijn al eerder vragen gesteld met betrekking tot de ondertekening van de genoemde kennisgeving. In dat kader zijn destijds vragen gesteld aan de directie Wetgeving van het Ministerie van Justitie.
Het standpunt van de directie Wetgeving was dat, nu nergens in de wet of regelgeving expliciet is bepaald dat de kennisgeving door een officier van justitie (of advocaat generaal) daadwerkelijk moet worden ondertekend, dit strikt genomen ook niet noodzakelijk is. … In essentie komt deze deze uitspraak er op neer dat nu de wet het vereiste van ondertekening niet stelt het voldoende is als de dagvaarding vanwege het OM is betekend en voldoende duidelijk is dat het stuk van het OM afkomstig is”. Ter zitting is gebleken dat de werkstraf inmiddels is omgezet in vervangende hechtenis en dat de vervangende hechtenis inmiddels in zijn geheel is geëxecuteerd. Om die reden heeft de officier van justitie geconcludeerd tot gegrondverklaring van het bezwaarschrift en stelt het aantal uren werkstraf op nul.

De beoordeling

De politierechter stelt vast dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en klager kan daarin worden ontvangen.
De raadsvrouw van veroordeelde verwijst in haar pleidooi naar een beslissing van de Rechtbank Oost-Nederland van 27 februari 2013 (BZ3939). De politierechter is van oordeel dat de genoemde uitspraak kennelijk niet ziet op een situatie zoals in onderhavige zaak (doch mogelijk ziet op een arrestatiebevel, een andersoortig bevel of een niet ondertekende beslissing voorstel vervangende hechtenis). Het onderhavige dossier bevat een te Arnhem op 27 augustus 2013 door de officier van justitie getekende beslissing waarin door de officier van justitie de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis wordt bevolen. Laatstgenoemd bevel is middels een uit efficiency overwegingen geautomatiseerd aangemaakte en niet ondertekende brief (kennisgeving) aan de veroordeelde betekend. De verzenddatum van deze brief/kennisgeving is 4 september 2013 en op 10 september 2013 aan veroordeelde betekend. Hierop is door het Centraal Justititeel Incasso Bureau op 19 september 2013 een door veroordeelde opgesteld bezwaarschrift ontvangen. De politierechter is gelet op het vorenstaande van oordeel dat aan veroordeelde voldoende duidelijk is gemaakt dat onderhavige stukken van het Openbaar Ministerie afkomstig waren en deelt in deze het standpunt van de directie Wetgeving van het Ministerie van Justitie zoals omschreven in het schrijven van het Centraal Justitieel Incassobureau van 2 oktober 2012. Het verweer van de raadsvrouw wordt dientengevolge verworpen.
De politierechter is van oordeel dat er op grond van hetgeen in de processtukken is genoemd, hetgeen ter terechtzitting is besproken
en in het bijzonder gelet op het feit dat veroordeelde de vervangende hechtenis inmiddels in zijn geheel heeft ondergaaner redenen aanwezig zijn om het bezwaarschrift van de veroordeelde gegrond te verklaren.
De politierechter zal derhalve beslissen als hierna te melden en neemt daarbij in aanmerking de artikelen 22g en 22h van het Wetboek van Strafrecht.

De beslissing

Verklaart het bezwaarschrift gegrond.
Bepaaltdat door veroordeelde nog 0 [nul] uren werkstraf moet worden verricht.
Aldus beslist door:
mr. A.M. van Gorp, als politierechter,
in tegenwoordigheid van R.G. van Geenen, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 april 2014.