ECLI:NL:RBGEL:2014:2485

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 maart 2014
Publicatiedatum
14 april 2014
Zaaknummer
C/05/257856 / JE RK 14-112, C/05/260284 / JE RK 14-396 en C/05/256870 / JE RK 14-4
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een voorziening voor pleegzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland op 24 maart 2014 uitspraak gedaan over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2006, die onder toezicht was gesteld. De minderjarige was vanaf haar geboorte op vrijwillige basis opgegroeid bij haar grootouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de verstoorde verhouding tussen de grootouders en de moeder verbeterd is, waardoor de grootouders nu als pleegouders kunnen fungeren. De kinderrechter heeft de termijn van de ondertoezichtstelling verlengd tot 13 maart 2015 en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend in een voorziening voor pleegzorg (netwerk) tot dezelfde datum.

De kinderrechter heeft de belangen van de minderjarige vooropgesteld en vastgesteld dat de grootouders en de moeder bereid zijn om samen te werken in de zorg voor de minderjarige. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat de stichting geen indicatiebesluit heeft genomen, wat de Raad de bevoegdheid geeft om een machtiging te verzoeken op grond van artikel 1:261 vierde lid BW. De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad om een machtiging in een voorziening voor pleegzorg toegewezen, en het verzoek van de stichting om een machtiging ‘per adres’ te verlenen afgewezen.

De beschikking is openbaar uitgesproken en de mogelijkheid tot hoger beroep is aangegeven. De kinderrechter heeft benadrukt dat de zorg voor de minderjarige in het belang van haar ontwikkeling en opvoeding moet zijn, en dat de samenwerking tussen de betrokken partijen essentieel is voor het welzijn van de minderjarige.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/257856 / JE RK 14-112, C/05/260284 / JE RK 14-396 en
C/05/256870 / JE RK 14-4
Datum uitspraak: 24 maart 2014

beschikking van de kinderrechter

in de zaak van

de Stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland, locatie Nijmegen,

hierna te noemen de stichting,
betreffende

[de minderjarige], geboren op [geboortedatum]2006 te [geboorteplaats],

hierna te noemen de minderjarige.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder](de moeder),
wonende te [woonplaats],
[adres],
[de grootouders](de grootouders),
wonende te [woonplaats],
[adres].

Het verdere procesverloop

Gezien de stukken, waaronder:
- de beschikking van de kinderrechter van 12 maart 2014;
- het e-mailbericht met bijlage van de stichting van 20 maart 2014.
Op 24 maart 2014 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord daarbij zijn:
- [ de moeder], bijgestaan door mr. M.M.P. Gerrits, advocaat te Wijchen,
- [ de grootouders], bijgestaan door mr. E.R.T. Tromp, advocaat te Nijmegen,
- een vertegenwoordigster van de Stichting,
- een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming.

De verdere beoordeling

Bij beschikking van 13 maart 2013 is de minderjarige onder toezicht gesteld tot
13 maart 2014.
Bij voormelde beschikking van de kinderrechter van 20 januari 2014 is de beslissing op het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een verblijf accommodatie zorgaanbieder 24-uurs voor de duur van de ondertoezichtstelling (lopend tot 13 maart 2014) aangehouden tot de zitting van 24 maart 2014 teneinde het onderhavige verzoek tezamen met de verlengingsverzoeken van de stichting in het kader van de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing pleegzorg te behandelen.
Ter overbrugging van de korte periode tussen het expireren van de termijn en de geplande zitting van 24 maart 2014 heeft de kinderrechter bij beschikking van 12 maart 2014 de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd en tevens een machtiging verleend de minderjarige uit huis te plaatsen per adres bij de grootouders tot uiterlijk 13 april 2014 (kenmerk: C/05/257856 / JE RK 14-112 en C/05/260284 / JE RK 14-396).
De machtiging uithuisplaatsing verblijf accommodatie zorgaanbieder 24-uurs
Ter zitting heeft de zittingsvertegenwoordigster van de stichting naar voren gebracht dat het verzoek verblijf accommodatie zorgaanbieder 24-uurs niet meer actueel is nu de onderlinge verhouding tussen de moeder en de grootouders is verbeterd. De moeder accepteert de plaatsing van [de minderjarige] bij de grootouders als pleegouders en zij accepteren dat de moeder een substantiële rol in het leven van [de minderjarige] vervult. De moeder en grootouders hebben een gesprek gehad met een systeemtherapeut van Entréa en zijn beiden de gemaakte afspraken over de verdeling van de zorg over [de minderjarige] nagekomen.
De kinderrechter heeft ter zitting geconstateerd dat zowel de moeder als de grootouders de belangen van [de minderjarige] voorop hebben gezet en bereid zijn elkaar te respecteren in de rol die ze ieder vervullen in het leven van [de minderjarige]. Daarbij plegen zij weer overleg over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
Op basis van hetgeen namens de stichting naar voren is gebracht begrijpt de kinderrechter dat het verzoek verblijf accommodatie zorgaanbieder 24-uurs als ingetrokken kan worden beschouwd.
Verlenging ondertoezichtstelling
De kinderrechter stelt vast dat door de moeder en de grootouders geen verweer is gevoerd tegen het verzoek van de stichting tot verlenging van de ondertoezichtstelling.
Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is de kinderrechter van oordeel dat in het belang van de minderjarige de termijn van de ondertoezichtstelling met een jaar dient te worden verlengd, nu de gronden voor de ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn (artikel 1:256 lid 2 Burgerlijk Wetboek).
Hoewel de verhouding tussen de moeder en grootouders verbeterd is, is ondersteuning door de gezinsvoogd om deze koers te behouden gewenst. Niet uit te sluiten is, dat zich een situatie voordoet waarin opnieuw hulpverlening in de vorm van systeemtherapie noodzakelijk is.
De machtiging uithuisplaatsing bij de grootouders
De stichting heeft een verzoek gedaan tot plaatsing van [de minderjarige] per adres bij de grootouders voor de duur van de ondertoezichtstelling. De motivering hiervan is dat geen indicatiebesluit genomen kan worden inhoudende een voorziening voor pleegzorg, omdat de grootouders geen predikaat ‘netwerkpleeggezin’ hebben gekregen. Eén van de beoordelingscriteria is namelijk dat een netwerkpleeggezin ruimte dient te bieden voor de ouder-kindrelatie. Gelet op de verstoorde verhoudingen voldeden de grootouders niet aan deze voorwaarde. Ter zitting is door de gezinsvoogd naar voren gebracht, dat een nieuwe beoordeling wellicht nu tot een andere conclusie zou kunnen leiden.
De vertegenwoordiger van de Raad heeft echter ter zitting verzocht een machtiging te verlenen tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg (netwerk) bij de grootouders, voor de duur van de ondertoezichtstelling. Alle belanghebbenden kunnen zich vinden in het verzoek.
De kinderrechter van oordeel dat, gelet op het bepaalde in artikel 1:261 lid 1 juncto lid 4 Burgerlijk Wetboek, de verlenging van de uithuisplaatsing van de minderjarige in een voorziening voor pleegzorg (netwerk) noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding.
De Raad is bevoegd een machtiging te verzoeken op grond van artikel 1:261 vierde lid BW, indien de stichting geen indicatiebesluit neemt.
Een jaar geleden is [de minderjarige] onder toezicht gesteld met een machtiging uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg om te waarborgen dat de verblijfplaats bij haar grootouders gecontinueerd zou kunnen worden. Zij is immers vanaf haar geboorte op vrijwillige basis in hun gezin opgegroeid en aan hen en haar twee jaar oudere tante gehecht. Het doel van de ondertoezichtstelling was om de verstoorde verhouding tussen de moeder en grootouders te helpen verbeteren en om het contact uit te breiden tussen de moeder en [de minderjarige].
Mede op basis van de rapportage van de Raad is toen de beslissing genomen dat de grootouders een verantwoord perspectief biedend pleeggezin zouden kunnen blijven voor [de minderjarige]. Naar het oordeel van de kinderrechter dient het niet zo te zijn dat dan vervolgens door een zorgaanbieder opnieuw getoetst wordt of deze verblijfplaats verantwoord is.
In deze zaak hebben de belanghebbenden gelukkig een keer ten goede gemaakt en is het verblijf bij de grootouders en het contact met de moeder niet meer ter discussie. De plaatsing op een neutrale plek is daarom voor de stichting ook niet meer een optie. Het verzoek van de stichting om een machtiging ‘per adres’ te verlenen wordt echter niet passend geacht.
De kinderrechter zal het verzoek van de Raad om een machtiging in een voorziening voor pleegzorg (netwerkvoorziening) derhalve toewijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de termijn waarvoor de minderjarige onder toezicht is gesteld van voormelde stichting, tot 13 maart 2015;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een voorziening voor pleegzorg (netwerk) tot uiterlijk 13 maart 2015;
wijst het meer of anders verzochte af;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.W. Brands-Bottema, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.G.H. Groothedde als griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2014.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.