De rechtbank is van oordeel dat op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting voldoende is komen vast te staan dat de moeder onmachtig is haar plicht tot verzorging en opvoeding ten aanzien van [de minderjarige] te vervullen. Voorafgaand aan de uithuisplaatsing was er sprake van veelvuldig ongeoorloofd schoolverzuim en ziekteverzuim door [de minderjarige]. Er is bij [de minderjarige] sprake van een bedreiging in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling en van gedragsproblematiek. De moeder is onvoldoende bij machte geweest om [de minderjarige] de structuur te bieden die hij nodig heeft. [de minderjarige] staat sinds 16 juni 2008 onder toezicht. Gedurende de ondertoezichtstelling is er onvoldoende samenwerking met de hulpverlening tot stand gekomen. [de minderjarige] heeft sinds 2011 alleen nog af en toe telefonisch contact met de moeder. Aangezien de moeder geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid haar mening te geven tijdens het raadsonderzoek en niet op de zittingen van 12 februari 2014 en 02 april 2014 is verschenen, is niet duidelijk geworden hoe het met de moeder gaat en wat haar mogelijkheden en belemmingen zijn met betrekking tot [de minderjarige]. Door haar houding en handelen is de moeder onbetrouwbaar gebleken voor [de minderjarige]. Vanwege haar afwezigheid kan de moeder [de minderjarige] niet bieden wat hij nodig heeft. De getroffen maatregelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet voldoende om de dreiging dat [de minderjarige] zodanig opgroeit dat zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid ernstig worden bedreigd, af te wenden. Er is geen perspectief op terugplaatsing van [de minderjarige] bij de moeder. Blijkens het rapport van de Raad en de informatie van de gezinsvoogd heeft [de minderjarige] behoefte aan duidelijkheid omtrent zijn toekomstperspectief.
De vader en de stiefmoeder zorgen al viereneenhalf jaar voor [de minderjarige] en dragen hiervoor de volledige verantwoordelijkheid. Sinds [de minderjarige] in het gezin van de vader verblijft, is er veel hulp ingezet en heeft [de minderjarige] een positieve ontwikkeling doorgemaakt in zijn gedrag. De rechtbank onderschrijft het belang dat deze ontwikkeling zich voortzet en dat [de minderjarige] duidelijkheid en zekerheid krijgt over de continuïteit van zijn verblijf bij de vader en de verantwoordelijkheid die vader over hem heeft door middel van het ouderlijk gezag.
Het belang van [de minderjarige] bij een ongestoorde hechting in het gezin van de vader en de stiefmoeder, alsmede bij rust, zekerheid en duidelijkheid over de omgeving waarin hij kan opgroeien, dient te prevaleren boven het belang van de moeder om mee te kunnen beslissen. De moeder is - ondanks meerdere uitnodigingen daartoe - niet betrokken geweest bij het raadsonderzoek. Bovendien heeft zij geen verweer gevoerd tegen het verzoek tot ontheffing en is zij niet ter zitting verschenen.
Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan de wettelijke gronden voor de ontheffing van het gezag van de moeder van [de minderjarige] is voldaan, zodat het verzoek van de Raad zal worden toegewezen.
De beoordeling ten aanzien van C/05/259011 / FA RK 14/507 primair: het gezamenlijk gezag over [de minderjarige]
De vader heeft het volgende aan zijn primaire verzoek ten grondslag gelegd. De vader acht het in het belang van [de minderjarige], onder verwijzing naar de raadsrapportage d.d. 28 november 2013, dat hij samen met de stiefmoeder belast wordt met het ouderlijk gezag over [de minderjarige]. [de minderjarige] woont sinds zijn zevende jaar bij de vader en de stiefmoeder. Sindsdien hebben zij samen de volledige zorg voor de opvoeding en verzorging van [de minderjarige] gedragen, zodat voldaan wordt aan het vereiste van artikel 1:253t, lid 2, onder a, BW. De vader is van mening dat er voldoende aanleiding is om af te wijken van het vereiste onder artikel 1:253t, lid 2, onder b, BW. Sinds juni/juli 2009 is de moeder niet meer betrokken bij de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] en heeft zij geen invulling meer gegeven aan het ouderlijk gezag. De vader en de stiefmoeder zijn 19 april 2012 gehuwd en in juli 2013 is een halfbroertje van [de minderjarige] geboren, [halfbroer]. Er is sprake van een duurzame en stabiele relatie tussen de vader en de stiefmoeder. Sinds juni/juli 2009 neemt de vader alle beslissingen over [de minderjarige] samen en in goed overleg met de stiefmoeder. Afwijking van voornoemd vereiste druist naar de mening van de vader niet in tegen de ratio van deze bepaling. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de vader verwezen naar uitspraken van andere rechtbanken, waarin onder bijzondere omstandigheden ook wordt afgeweken van de wettelijke termijnen.