ECLI:NL:RBGEL:2014:2576

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 april 2014
Publicatiedatum
16 april 2014
Zaaknummer
05/842122-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Beljaars
  • M. van Lookeren Campagne
  • J. Kropman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met een mes in Doetinchem

Op 15 april 2014 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 13 december 2013 in Doetinchem met een mes een steekbeweging heeft gemaakt in de richting van het lichaam van het slachtoffer, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag. De rechtbank achtte het subsidiair tenlastegelegde, namelijk poging tot zware mishandeling, wel bewezen. De verdachte had een mes gepakt en dreigend naar het slachtoffer gestoken, wat leidde tot een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzettelijk het leven van het slachtoffer wilde beroven. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zeven maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De uitspraak benadrukte de ernst van het geweldsdelict en de impact ervan op de slachtoffers, die in de nabijheid aanwezig waren tijdens het voorval.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]05/842122-13
Uitspraak d.d.: 15 april 2014
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboortedatum],
wonende te[woonplaats]
thans gedetineerd in de PI [adres].
Raadsman: mr. V.P.J. Tuma, advocaat te Amersfoort.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 april 2014.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Hij op of omstreeks 13 december 2013 te Doetinchem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet (op korte afstand) met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de richting van/ op het lichaam van die [slachtoffer] heeft (in)gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 13 december 2013 te Doetinchem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (op korte afstand) met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de richting van / op het lichaam van die [slachtoffer] heeft (in)gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 13 december 2013 te Doetinchem [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (op korte afstand) met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de richting van het lichaam van / op die [slachtoffer] (in)gestoken, en/of (daarbij)
deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ik steek je neer", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Vaststaande feiten
Op 13 december 2013 bevond aangever [slachtoffer] zich met zijn vriendin, getuige[getuige 1], en een vriend, getuige [getuige 2], zich in cafetaria [naam cafetaria] in Doetinchem. In die cafetaria bevond zich eveneens een groep van drie mannen waaronder verdachte. Verdachte sprak de vriend van aangever aan. Toen de aangever met zijn vriend en vriendin de cafetaria verliet, liep verdachte achter het drietal aan naar buiten. Daar sprak de verdachte het drietal wederom aan waarbij verdachte met zijn hand in de richting van aangever is gegaan.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Ter zitting heeft hij de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit nu aangever noch getuigen gezien hebben dat verdachte een mes in zijn hand heeft gehad en zou hebben gestoken. Daarbij komt dat aangever zich heeft weggedraaid op het moment waarop gestoken zou zijn, waardoor niet vastgesteld kan worden waar aangever is geraakt en tot welke gevolgen dit zou hebben kunnen leiden.
Beoordeling door de rechtbank
Op vrijdag 13 december 2013 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan. Hij heeft verklaard dat hij cafetaria [naam cafetaria] uitliep met zijn vriendin[getuige 1] en een vriend, [getuige 2]. Buiten gekomen, hoorde hij verdachte naar hem, aangever, roepen. Toen hij achterom keek zag hij dat verdachte tegen zijn vriendin aanstond en dat zijn vriend dicht bij hen stond. Aangever liep naar zijn vriendin toe en wilde haar bij verdachte wegtrekken. Op het moment dat hij op een afstand van ongeveer 1 meter van de verdachte stond, zag hij dat de rechterarm van verdachte naar achteren ging en meteen met een zijdelingse zwaai naar voren kwam in de richting van zijn buik. Aangever heeft verklaard dat hij zich in een snelle reflex omdraaide en voelde dat zijn linker jaszak werd geraakt. Meteen daarna hoorde aangever iets op de grond vallen. Hij zag dat het een mes was. Het mes had een vrij groot, grof snijgedeelte met karteltjes. [2]
Verbalisant [verbalisant] heeft de jas van aangever onderzocht waarbij zij twee lichte beschadigingen op de linker jaszak heeft aangetroffen. [3]
Getuige [getuige 2], heeft verklaard dat hij zag dat verdachte, waarvan getuige dacht dat hij [verdachte] heette, met hen de cafetaria mee uit liep naar buiten. Hij hoorde dat verdachte aan aangever vroeg: “Matti, stel mij even voor aan dat meisje”. [getuige 2] zag dat [slachtoffer] dit negeerde en dat verdachte met hen mee liep. [getuige 2] zag vervolgens dat getuige[getuige 1] de verdachte tegenhield. Daarop zag hij dat aangever zijn vriendin[getuige 1] en [getuige 2] wilde meenemen, weg bij verdachte vandaan. Hij hoorde aangever zeggen: “Kom jongens we gaan weg”. Getuige [getuige 2] hoorde hierop dat de verdachte zei: “Ik steek je neer”. Hij zag dat de verdachte een voorwerp dat op een mes leek uit zijn rechterbroekzak pakte. [getuige 2] heeft een scherpe punt gezien. Hij zag dat verdachte met dat scherpe voorwerp een stekende beweging maakte in de richting van het lichaam van aangever. Hij zag dat verdachte de stekende beweging recht vooruit maakte, niet met een zwaai of zo. Hij zag dat aangever naar rechts wegdraaide om de steek te ontwijken. Hij zag dat het scherpe voorwerp aangever net schampte aan de rechterkant van de buik ter hoogte van de navel. [4]
Getuige[getuige 1] heeft verklaard dat zij zag dat de verdachte dreigend achter aangever aan liep. Zij is voor verdachte gaan staan en heeft zo geprobeerd te voorkomen dat hij doorliep naar aangever. Zij riep naar aangever die zich daarop omdraaide. Zij zag dat aangever naar haar en verdachte toe kwam lopen. Zij zag dat de verdachte naar aangever toe liep. Toen de afstand tussen aangever en verdachte ongeveer een meter bedroeg zag zij dat verdachte met zijn rechterarm een snelle beweging maakte alsof hij iets pakte van achter zijn rug. Zij zag vervolgens dat verdachte een stekende beweging in de richting van aangever maakte. Op dat moment had zij nog niet gezien dat verdachte daadwerkelijk iets in zijn hand had. Zij zag dat aangever een ontwijkende beweging maakte door naar achteren weg te draaien. Vervolgens hoorde getuige dat verdachte iets liet vallen. Zij hoorde een rinkelend metalen geluid. Zij zag op dat moment dat verdachte een mes liet vallen. Het was een groot mes met een handvat. Zij zag dat het mes kartels had aan één zijde. [5]
Zowel bij de politie als ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij uit de cafetaria mee naar buiten is gelopen achter de jongens en het meisje aan. Verdachte heeft verklaard achter aangever aangelopen te zijn omdat deze hem had bedreigd bij het verlaten van de cafetaria. Hij wilde hem vragen wat er aan de hand was. Het meisje is nog voor hem gaan staan waarop hij haar een kleine duw gaf. Hij is vervolgens naar aangever toegelopen. Verdachte verklaarde dat aangever zijn vuist balde en hem wilde slaan. Hierop heeft verdachte toen een kleine fietspomp uit zijn zak gepakt en porde deze richting aangever, in zijn buik. Verdachte heeft verklaard geen mes te hebben gehad. De fietspomp is op straat gevallen. Die heeft hij weer opgepakt en later weggegooid. Verdachte heeft alleen een por gegeven, hij heeft niemand geprikt.
Gelet op de aangehaalde passages uit de aangifte en de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en[getuige 1], houdende de daarvoor redengevende feiten en omstandigheden, acht de rechtbank bewezen dat verdachte een steekbeweging met een mes heeft gemaakt in de richting van de aangever. Dat er geen steekwapen op of in de omgeving van het gebeuren is aangetroffen doet hier niet aan af. Het feit dat aangever en getuigen niet helemaal eenduidig verklaren over de wijze waarop verdachte het mes hanteerde, recht op aangever gestoken of met een zwaaibeweging, kan worden verklaard door de hectische situatie op het moment van de steekpartij.
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde feit.
Op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte willens en wetens aangever om het leven heeft willen brengen.
Ten aanzien van voorwaardelijk opzet geldt dat bewezen zal moeten worden dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij aangever zou doden door op deze wijze met een mes in de richting van aangevers lichaam te steken. Volgens vaste rechtspraak is de beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Verdachte heeft met een mes een steekbeweging gemaakt in de richting van het lichaam van aangever, waarop deze zich in een reflex heeft afgewend. Niet is uit het dossier af te leiden met welke kracht verdachte heeft gestoken. Nu aangever geen letsel heeft opgelopen is dit ook niet uit het letsel af te leiden. Bovendien kon naar het door verdachte gebruikte wapen, dat niet in beslag is genomen, geen onderzoek worden gedaan, waardoor over de eigenschappen van het mes en met name de aard van het materiaal en de scherpte van de punt en het snijgedeelte ook niet meer bekend is geworden dan wat de aangever en de getuigen daarover hebben verklaard en uit de beschadigingen op de linker jaszak van aangever is af te leiden. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom niet wettig en overtuigend bewezen worden dat er bij de gedraging van verdachte een aanmerkelijke kans bestond dat hij aangever fataal letsel zou toebrengen. De rechtbank acht al met al poging doodslag niet wettig en overtuigend bewezen en zal de verdachte daarvan vrij spreken.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het subsidiair tenlastegelegde feit nu niet bewezen kan worden dat hij opzettelijk geprobeerd heeft aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in de buik vitale organen bevinden. Mede daarom was er naar het oordeel van de rechtbank door met een mes richting het bovenlichaam te steken een aanmerkelijke kans op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte heeft door zijn handelwijze die kans bewust aanvaard.
De rechtbank acht bijgevolg wettig en overtuigend bewezen dat verdachte geprobeerd heeft aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 13 december 2013 te Doetinchem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (op korte afstand) met een mes, in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:

Poging tot zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 2 jaren met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De raadsman heeft vrijspraak van de tenlastegelegde feiten bepleit en dat dus geen straf of maatregel zal worden opgelegd. Tevens heeft hij opheffing verzocht de voorlopige hechtenis.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft daarbij het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel van het algemeen documentatieregister van 4 februari 2014 betreffende verdachte, waaruit naar voren komt dat verdachte ter zake van een geweldsdelict in mei 2013 nog tot een onvoorwaardelijke werkstraf en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van twee jaar is veroordeeld. Het onderhavige bewezenverklaarde feit is binnen die proeftijd gepleegd.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte, na een woordenwisseling op een agressieve manier de confrontatie heeft gezocht en met een mes in de richting van het lichaam van aangever heeft gestoken. Dit heeft plaatsgevonden op de openbare weg in aanwezigheid van de vriendin en een vriend van aangever terwijl zij uit een cafetaria kwamen. Het feit heeft bij aangever en zijn vrienden grote impact gehad hetgeen onder meer blijkt uit de toestand waarin de politie hen aantrof kort na het gebeurde toen zij allen hevig geëmotioneerd waren.
De reclassering heeft op 19 december 2013 een beknopt advies uitgebracht waarin een gedragsdeskundig onderzoek en rapportage door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychologie en Psychiatrie wordt geadviseerd. Verdachte heeft niet willen meewerken aan de totstandkoming van een psychologisch rapport. Bij brief van 12 maart 2014 heeft de reclassering aangegeven geen nader advies te kunnen uitbrengen omdat verdachte verdere medewerking heeft geweigerd.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het LOVS-oriëntatiepunt voor straftoemeting voor zware mishandeling.
Nu de rechtbank, in afwijking van de officier van justitie, tot een bewezenverklaring komt van het subsidiair tenlastegelegde, komt zij tot de oplegging van een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 27, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart
niet bewezen, dat verdachte het
primair ten laste gelegdeheeft begaan en
spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart
bewezendat verdachte het
subsidiair tenlastegelegdeheeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:

poging tot zware mishandeling;

 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Beljaars, voorzitter, Van Lookeren Campagne en Kropman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Hoesstee, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 april 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL06402013168903 Regio Noord- en Oost-Gelderland, district IJsstelstreek, gesloten en ondertekend op 19 december 2013.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer], pagina 4, laatste alinea en pagina 5 eerste alinea.
3.Proces verbaal van bevindingen, pagina 26.
4.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2], pagina 9, 2e , 3e en 4e alinea.
5.Proces-verbaal verhoor getuige[getuige 1], pagina 11, 2e alinea en pagina 12, 1e alinea.