ECLI:NL:RBGEL:2014:2577

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 april 2014
Publicatiedatum
16 april 2014
Zaaknummer
05/821580-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. van Lookeren Campagne
  • K. Kropman
  • M. Beljaars
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging op kermisterrein in Neede met ernstige verwondingen voor slachtoffers

Op 15 april 2014 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 24 augustus 2013 op het kermisterrein aan de Marktstraat in Neede, waar de verdachte samen met anderen betrokken was bij een vechtpartij. Tijdens deze vechtpartij hebben de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], ernstig letsel opgelopen. [slachtoffer 1] werd drie dagen in het ziekenhuis opgenomen en onderging een operatie aan zijn rechterborstbeen, terwijl [slachtoffer 2] een blauw oog en hechtingen opliep.

De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging van openlijke geweldpleging wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte had opzettelijk en in vereniging geweld gepleegd tegen de slachtoffers. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de slachtoffers en medeverdachten, die bevestigden dat de verdachte actief deelnam aan het geweld. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een significante bijdrage had geleverd aan het geweld, wat leidde tot de veroordeling.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 64 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 120 uren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers, waarbij de vorderingen van de benadeelde partijen werden toegewezen. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de omstandigheden waaronder het geweld was gepleegd, maar benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]05/821580-13
Uitspraak d.d.: 15 april 2014
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te[geboortedatum],
wonende te[adres].
Raadsman: mr. C.A. Spekschoor, advocaat te Lochem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 april 2014.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 augustus 2013 te Neede, gemeente Berkelland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Marktstraat (kermisterrein), in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2], welk geweld (onder meer) bestond uit:
- eenmaal en/of meermalen slaan en/of stompen tegen het gezicht en/of hoofd van die[slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2] en/of
- terwijl die[slachtoffer 1] zich aan een rek had vastgegrepen - aan de benen vastgrijpen van die[slachtoffer 1] en/of (vervolgens) met kracht trekken aan de benen van die[slachtoffer 1], tengevolge waarvan die[slachtoffer 1] op de grond terecht is gekomen, en/of
- terwijl die[slachtoffer 1] op de grond lag, eenmaal en/of meermalen slaan en/of stompen en/of schoppen tegen het hoofd en/het lichaam van die[slachtoffer 1], en/of
- tegen het hoofd slaan van die[slachtoffer 1] met een (volle) bierfles;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Op 24 augustus 2013 omstreeks 22.45 uur heeft op het kermisterrein aan de Marktstraat in Neede ter hoogte van de botsauto’s een vechtpartij plaatsgevonden waarbij [slachtoffer 1] en[slachtoffer 2] letsel hebben opgelopen, als gevolg waarvan[slachtoffer 1] drie dagen is opgenomen in het ziekenhuis en een operatie heeft moeten ondergaan. Uiteindelijk zijn als verdachten aangemerkt: [verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4].
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde en heeft daartoe ter terechtzitting de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte heeft erkend dat hij heeft geslagen. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte[slachtoffer 1] heeft geschopt, zodat de verdachte van dat deel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken. De verdachte heeft verklaard dat hij met een bierflesje heeft geslagen, maar het is de vraag of hij[slachtoffer 1] heeft geraakt. De raadsman heeft bepleit dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte heeft geduwd en geslagen en dat hij van het overige dient te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat een jongen hem met zijn rechtervuist keihard tweemaal kort achter elkaar vol op zijn rechterkaak sloeg. Hij voelde direct pijn. Hij kwam hierdoor bijna ten val en greep zich vast aan een rek. Hierna zag en voelde hij dat een jongen hem vastpakte bij zijn linkervoet en hieraan begon te trekken. Gelijktijdig zag en voelde hij dat een andere jongen hem aan zijn rechtervoet vastpakte en ook daaraan begon te trekken. Hij probeerde zich krampachtig vast te houden aan het rek met zijn rechterhand en hij voelde steeds meer pijn aan zijn hoofd. De jongens trokken zo hard aan zijn voeten, dat hij zich niet langer meer kon vasthouden. Hij voelde direct pijn in zijn rechterschouder. Hij werd naar de grond getrokken en gelijktijdig geslagen en geschopt. Hij voelde dat hij zeker vijf keer tegen zijn rug, borst en hoofd werd geschopt en mogelijk nog vaker. Terwijl hij op de grond lag, voelde hij dat hij met grote kracht met iets hards op zijn voorhoofd werd geslagen. Daarna is hij buiten bewustzijn geraakt. [2] Als gevolg van de vechtpartij is hij geopereerd aan zijn rechterborstbeen. Hier was een bot helemaal naar achteren geklapt en dit bot had bijna zijn longen geraakt. [3] Hij mag daardoor drie maanden helemaal niets doen. [4]
Uit de medische gegevens van [slachtoffer 1] komt naar voren dat hij op 25 augustus 2013 tot 27 augustus 2013 is opgenomen op de afdeling orthopedie. De reden van de opname was een posterieure luxatie sternoclaviculair gewricht rechts. Er is een open repositie en interne fixatie aan deze ontwrichting uitgevoerd. Hij diende zes weken een sling te dragen en had een sportverbod gedurende drie maanden. [5]
Aangever[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij door de mishandeling een blauw opgezwollen wang en vijf hechtingen onder zijn linkeroog heeft opgelopen. [6] Hij heeft gezien dat er ruzie ontstond tussen een groep jongens. Hij zag dat iedereen uit de groep op [slachtoffer 1] in begon te slaan en te schoppen. Hij zag dat [slachtoffer 1] door het slaan en trappen omver werd geduwd en hierdoor op de rail viel. Toen hij hierop reageerde om [slachtoffer 1] daar weg te halen, kreeg hij een vuistslag met volle kracht op zijn gezicht. Hij voelde hevige pijn onder zijn linkeroog. Hij kreeg nog een tweede vuistslag in zijn gezicht en wederom voelde hij veel pijn. [7]
Blijkens de medische gegevens van[slachtoffer 2] heeft hij een wondje onder zijn linkeroog en multiple contusies opgelopen. [8]
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij onenigheid kreeg met jongens op de botsautobaan. Nog voordat deze onenigheid was uitgesproken heeft hij een WhatsApp-bericht verstuurd aan zijn vrienden met de mededeling dat er ruzie was bij de botsauto’s. Daarop kwamen zijn vrienden aangerend bij de botsauto’s. [medeverdachte 3] stond achter [medeverdachte 1], toen[medeverdachte 1] de jongen sloeg. [9]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de jongen met de donkere haren één keer met zijn vuist op zijn mond heeft geslagen. Daarna heeft hij de blonde jongen ook een klap met zijn vuist op zijn hoofd gegeven. [10]
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij aan het been van de jongen heeft getrokken. Hij heeft de jongen met [medeverdachte 2] van de ijzeren plaat, op de grond getrokken. Hij zag dat [medeverdachte 2] de jongen die op de grond lag, heeft geschopt en geslagen. Hij sloeg die jongen meerdere keren met zijn vuisten en met kracht. [11] Hij zag dat [medeverdachte 2] één keer met kracht in de buik van de jongen schopte. [12]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij de jongen bij zijn linkerbeen heeft gepakt. Hij heeft de jongen uit [woonplaats] met zijn vuist twee keer achter elkaar in zijn gezicht geslagen. [13] Hij zag dat [verdachte] met opzet en kracht met zijn geschoeide voet tegen het gezicht van de jongen uit [woonplaats] schopte. [14] [medeverdachte 2] weet zeker dat [verdachte] de jongen uit[woonplaats] met het flesje heeft geraakt. [15]
Verdachte heeft verklaard dat hij de jongen met de donkere haren met zijn rechtervuist een harde klap op zijn rechterwang heeft gegeven. [16] Hij had een flesje bier in zijn handen en heeft een poging gedaan om deze jongen te slaan, maar hij heeft hem niet geraakt. Hij haalde uit op het moment dat de jongen met het donkere haar nog half liggend op de ijzeren plaat lag bij de botsauto’s. Hij heeft het flesje vastgehouden aan de hals, bij de dop. Het flesje zat nog vol. Hij was van plan om hem te raken. [17]
Uitgangspunt bij de beoordeling van het tenlastegelegde feit is dat een verdachte eerst behoort tot degenen die openlijk geweld plegen tegen personen of goederen, indien hij opzettelijk een voldoende wezenlijke bijdrage aan dat openlijk, in vereniging gepleegde, geweld heeft geleverd. Van een dergelijke “voldoende wezenlijke bijdrage” is in ieder geval sprake als de verdachte zelf een gewelddadige handeling heeft verricht. Om te komen tot veroordeling van openlijke geweldpleging moet komen vast te staan dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de mededaders. Volgens vaste jurisprudentie is het niet noodzakelijk dat alle medeplegers geweldshandelingen verrichten.
Uit de verklaring van [medeverdachte 3] komt naar voren dat hij onenigheid had bij de botsautobaan. Nog voordat deze onenigheid was uitgesproken heeft hij een WhatsApp‑bericht verstuurd aan zijn vrienden met de mededeling dat er ruzie was bij de botsauto’s. Zijn vrienden kwamen daarop aangerend bij de botsauto’s. [medeverdachte 1] en verdcahte zochten vervolgens de confrontatie met [slachtoffer 1] en in tweede instantie[slachtoffer 2]. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij als eerste een vuistslag heeft gegeven aan de jongen met de donkere haren (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1]). [medeverdachte 3] stond op dat moment achter [medeverdachte 1]. Daarna heeft [medeverdachte 1] de jongen met de blonde haren (de rechtbank begrijpt:[slachtoffer 2]) een vuistslag op zijn hoofd gegeven. Vervolgens hebben verdachte en [medeverdachte 2][slachtoffer 1] geslagen. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] hebben[slachtoffer 1] aan zijn benen getrokken, waardoor deze zich uiteindelijk niet meer kon vasthouden aan het rek en op de grond is gevallen. Uit de verklaringen van [medeverdachte 4] komt naar voren dat [medeverdachte 2] de jongen die op de grond is gevallen, zijnde [slachtoffer 1], heeft geschopt en geslagen. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte de jongen die op de grond lag met geschoeide voet in het gezicht heeft getrapt en met een bierfles tegen het hoofd heeft geslagen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte opzet had op het plegen van openlijk geweld in vereniging tegen personen. Verdachte heeft een significante en wezenlijke bijdrage aan het geweld geleverd.
De rechtbank is van oordeel dat de openlijke geweldpleging, met inbegrip van het schoppen en het slaan met een bierflesje tegen het hoofd van[slachtoffer 1], nu daarover verschillende belastende verklaringen zijn afgelegd, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Verdachte had opzet in ten minste voorwaardelijke zin op openlijk geweld tegen[slachtoffer 1] en[slachtoffer 2], wat meebrengt dat het door anderen in dat verband tegen die twee personen gepleegde geweld ook aan verdachte kan worden toegerekend.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 24 augustus 2013 te Neede, gemeente Berkelland, met anderen, op of aan de openbare weg, de Marktstraat (kermisterrein), openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en[slachtoffer 2], welk geweld bestond uit:
- meermalen slaan en stompen tegen het gezicht en hoofd van die[slachtoffer 1] en[slachtoffer 2] en
- terwijl die[slachtoffer 1] zich aan een rek had vastgegrepen aan de benen vastgrijpen van die[slachtoffer 1] en (vervolgens) met kracht trekken aan de benen van die[slachtoffer 1], tengevolge waarvan die[slachtoffer 1] op de grond terecht is gekomen, en
- terwijl die[slachtoffer 1] op de grond lag, meermalen slaan en schoppen tegen het hoofd en lichaam van die[slachtoffer 1], en
- tegen het hoofd slaan van die[slachtoffer 1] met een volle bierfles.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden genoemd in het reclasseringsrapport van 28 maart 2014.
De raadsman heeft bepleit dat de eis van de officier van justitie te hoog is. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat de hulpverlening nog niet op gang is gekomen. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, dient het plan van aanpak, zoals dat door de reclassering in het advies van 28 maart 2014 is uitgewerkt, te worden uitgevoerd. Een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf is op zijn plaats, maar lager dan de officier van justitie heeft gevorderd.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte en zijn mededaders hebben zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen twee personen. Er was sprake van uitgaansgeweld, een vorm van geweld die veel ergernis, onrust en verontwaardiging in de samenleving veroorzaakt. Uit meerdere verklaringen blijkt dat verdachte fors geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer 1] door hem meermalen te slaan in het gezicht, en hem – terwijl hij op de grond lag – te schoppen en te slaan met zijn vuisten en met een vol bierflesje. De rechtbank neemt dat verdachte zeer kwalijk. Verdachte en zijn mededaders hebben een bedreigende en angstaanjagende situatie voor de slachtoffers gecreëerd. Tegen hen is door meerdere personen fors geweld gebruikt. Terwijl [slachtoffer 1] zich op de grond, en dus in een zeer kwetsbare positie, bevond is hij in zijn buik en tegen zijn hoofd geschopt en is hij met vuisten en een volle bierfles tegen zijn hoofd geslagen. Verdachte en zijn mededaders hebben geen rekening gehouden met de gevolgen die hun daden voor de slachtoffers konden hebben. Als gevolg van het geweld heeft [slachtoffer 1] een operatie moeten ondergaan. Het is een bekend gegeven dat slachtoffers een dergelijke ingrijpende gebeurtenis als zeer traumatisch ervaren en dat zij en hun familieleden nog lange tijd last kunnen hebben van gevoelens van onveiligheid, wat ook naar voren komt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van de vader van[slachtoffer 2].
Volgens de in de strafrechtspleging ten aanzien van openlijk geweld ontwikkelde oriëntatiepunten straftoemeting, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf variërend tussen 3 maanden (bij enig lichamelijk letsel als gevolg) en 6 maanden (bij zwaar lichamelijk letsel als gevolg) passend.
Verdachte is blijkens zijn justitiële documentatie reeds eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld, laatstelijk op 9 september 2013. De rechtbank houdt rekening met het reclasseringsrapport van 28 maart 2014, waarin wordt geadviseerd een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een locatiegebod ten aanzien van het adres [adres], wat zal worden gecontroleerd door middel van elektronisch toezicht, het volgen van een ambulante behandeling en overige voorwaarden het gedrag betreffende. De rechtbank houdt bij de strafoplegging op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening met de veroordelingen door de rechtbank Gelderland van 15 november 2013 en 9 december 2013.
De rechtbank zal – rekening houdend met artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht – afwijken van de door de officier van justitie geëiste straf. De rechtbank is van oordeel dat – in verband met de veroordeling van 29 mei 2013 en gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte – als doel moet worden gesteld het investeren in hulpverlening ten aanzien van verdachte.
Alles overwegende acht de rechtbank passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van 64 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk met aftrek, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een locatiegebod, ambulante behandeling en overige voorwaarden het gedrag betreffende en daarnaast een werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.
Vorderingen van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.255,02 gevoegd in het strafproces ten aanzien van tenlastegelegde. Tevens is verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De benadeelde partij[slachtoffer 1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.238,88, vermeerderd met de wettelijke rente, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde. Tevens is verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van[slachtoffer 2] wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de hoofdelijkheidsclausule. Ten aanzien van de vordering van[slachtoffer 1] heeft de officier van justitie gevorderd een bedrag van € 2.219,60 toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de hoofdelijkheidsclausule, en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. De hoogte van het bedrag is naar beneden bij te stellen, omdat één slachtoffergesprek niet in Arnhem, maar in Zutphen heeft plaatsgevonden en de reiskosten daardoor lager uitvielen.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van[slachtoffer 2] op het standpunt gesteld dat met betrekking tot het bezoek aan de osteopaat niet duidelijk is geworden wat de medische oorzaak is en – als er een medische oorzaak is – vergoeding van deze kosten bij de zorgverzekeraar kunnen worden geclaimd. Ten aanzien van het verlies van arbeidsvermogen en de reiskosten heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De immateriële schade kan volgens de raadsman tot een bedrag van € 550,- worden toegewezen.
Ten aanzien van de vordering van[slachtoffer 1] heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de post kleding onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de reiskosten heeft hij geen opmerkingen gemaakt. De immateriële schade kan volgens de raadsman tot een bedrag van € 1.030,- worden toewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, voldoende komen vast te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezenverklaarde handelen schade hebben geleden die voor vergoeding in aanmerking komt.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van de materiële schade een bedrag kan worden toegewezen van € 405,02, nu de vordering naar het oordeel van de rechtbank in zoverre voldoende is onderbouwd en de gevorderde bedragen de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomen. De verdachte is voor die schade naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij[slachtoffer 1] is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van de materiële schade een bedrag kan worden toegewezen van
€ 469,60 nu de vordering naar het oordeel van de rechtbank in zoverre voldoende is onderbouwd en de gevorderde bedragen de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomen. De verdachte is voor die schade naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat door[slachtoffer 2] en[slachtoffer 1] immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vorderingen ter zake van geleden immateriële schade lenen zich – naar maatstaven van billijkheid – voor toewijzing tot bedragen van respectievelijk € 850,- en € 1.750,-.
Met betrekking tot de door[slachtoffer 1] gevorderde wettelijke rente is de rechtbank van oordeel dat de wettelijke rente over een bedrag van € 2.039,80 kan worden toegewezen vanaf 24 augustus 2013, de datum van het schadeveroorzakende feit, en dat de wettelijke rente over een bedrag van € 179,80 kan worden toegewezen vanaf 28 maart 2014, de datum van het indienen van de vordering.
Dit brengt mee dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vorderingen hebben moeten maken, welke kosten zijn begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moeten maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van na te melden bedrag ten behoeve van genoemde slachtoffers. De rechtbank heeft vanwege de jeugdige leeftijd van verdachte en zijn medeverdachten de vervangende hechtenis op na te melden wijze naar rato vastgesteld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22b, 22c, 22d, 27, 36f, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;

 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
64 dagen;
  • bepaalt, dat een
  • beveelt dat op het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf de tijd die veroordeelde in verzekering heeft gezeten geheel in mindering wordt gebracht;
 legt als algemene voorwaarden op dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 legt als bijzondere voorwaarden op dat de veroordeelde:
  • zich binnen vijf dagen volgend op de uitspraak meldt bij Reclassering Nederland, (reclasseringswerker Te Brummelstroet) op het adres Houtwal 16d te Zutphen. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • wordt geboden zich gedurende een periode van minimaal drie maanden, of zoveel langer als de reclassering nodig acht, te bevinden op de voorgenomen verblijfplaats, [adres]. Daarbij heeft hij op doordeweekse dagen een aaneengesloten blok van 12 uur ter invulling van zijn dagbesteding. In de weekenden heeft hij 4 uur vrij te besteden. Indien veroordeelde op doordeweekse dagen geen dagbesteding heeft, krijgt hij twee uur vrij te besteden. Alle uren worden vooraf, in overleg met de reclassering, vastgesteld. Het locatiegebod wordt door middel van een elektronisch controlemiddel gecontroleerd;
  • zich (ambulant) laat behandelen bij GGNet of een soortgelijke instelling en zich (ambulant) laat behandelen bij Iriszorg of een soortgelijke instelling gericht op verslavingsproblematiek, indien de toezichthouder dit nodig acht;
  • wordt verplicht mee te werken aan diagnostiek danwel onderzoek uitgevoerd door GGNet of een soortelijke instelling. Afhankelijk van de uitkomst van dit onderzoek dient betrokkene mee te werken aan een (ambulante) behandeling;
 geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
 veroordeelt de verdachte tot de navolgende
taakstraf, te weten:
een
werkstrafgedurende
120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 dagen;
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij[slachtoffer 2], van een bedrag van
€ 1.255,02en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], een bedrag
te betalen van € 1.255,02, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 4 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij[slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 2.219,60, ten aanzien van een bedrag van € 2.039,80 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2013 en ten aanzien van een bedrag van € 179,80 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 maart 2014 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer[slachtoffer 1], een bedrag
te betalen van € 2.219,60, ten aanzien van een bedrag van € 2.039,80 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2013 en ten aanzien van een bedrag van € 179,80 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 maart 2014, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 6 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Van Lookeren Campagne, voorzitter, Kropman en Beljaars, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Hoesstee, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 april 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0640 2013127490, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, Team Berkelland, gesloten en ondertekend door [verbalisant], agent, op 7 oktober 2013.
2.Proces-verbaal van verhoor van aangever[slachtoffer 1], p. 146.
3.Proces-verbaal van verhoor van aangever[slachtoffer 1], p. 147.
4.Proces-verbaal van verhoor van aangever[slachtoffer 1], p. 148.
5.Medische informatie betreffende[slachtoffer 1], p. 149.
6.Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 2], p. 233.
7.Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 2], p. 234.
8.Medische informatie betreffende [slachtoffer 2], p. 236.
9.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3], p. 94.
10.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1], p. 38.
11.Proces-verbaal van verhoor van[medeverdachte 4], p. 139.
12.Proces-verbaal van verhoor van[medeverdachte 4], p. 141.
13.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], p. 116.
14.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], p. 117.
15.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], p. 120.
16.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], p. 64.
17.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], p. 68.