In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 23 april 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Gemeente Epe en gedaagden die een pand aan de [adres te plaats] hadden gekraakt. De gemeente, vertegenwoordigd door advocaat mr. L. Paulus, vorderde ontruiming van het pand, dat sinds begin 2012 leegstond, na een kraakactie door gedaagden op of omstreeks 6 januari 2014. De gemeente stelde dat zij een spoedeisend belang had bij de ontruiming, omdat zij het pand wilde verhuren aan een derde partij, [naam BV], die op zijn beurt een overeenkomst had gesloten met een museum voor maatschappelijk gebruik van het pand.
De gedaagden, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.A.R. Schuckink Kool, voerden verweer en betwistten het spoedeisend belang van de gemeente. Zij stelden dat de gemeente een tijdelijke gebruikersovereenkomst had gesloten met het museum en dat er geen vergoeding voor het gebruik van het pand verschuldigd was. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de gemeente voldoende aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een spoedeisend belang, omdat de gedaagden de gemeente belemmerden in het gebruik van haar eigendom en ongewenste wijzigingen in het pand hadden aangebracht.
De voorzieningenrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen en bepaald dat gedaagden binnen twee dagen na betekening van het vonnis het pand moesten verlaten. Tevens werd bepaald dat het vonnis tot drie maanden na de uitspraak ten uitvoer kon worden gelegd tegen een ieder die zich in het pand bevond. Gedaagden werden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gemeente tot € 1.519,77 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.