ECLI:NL:RBGEL:2014:2618

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 april 2014
Publicatiedatum
17 april 2014
Zaaknummer
AWB-13_6301
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenvergoeding bij bezwaar tegen WOZ-waarden van meerdere panden

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 april 2014 uitspraak gedaan over de proceskostenvergoeding in bezwaar met betrekking tot de WOZ-waarden van 42 panden, waarvan er tien zijn verminderd. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarden die door de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen waren vastgesteld. De heffingsambtenaar verklaarde de bezwaren tegen tien panden gegrond en kende een proceskostenvergoeding toe van € 352,50. Eiseres ging in beroep tegen de hoogte van deze vergoeding, waarbij de gemachtigde een hogere vergoeding van € 528,75 bepleitte. Tijdens de zitting werd duidelijk dat er een vergissing was gemaakt in het beroepschrift, waarbij een te hoog bedrag was genoemd. De rechtbank oordeelde dat de bezwaren als één bezwaar moesten worden aangemerkt, omdat ze betrekking hadden op één aanslagbiljet. De rechtbank volgde de lijn van de Hoge Raad, die in een eerder arrest had geoordeeld dat bij meerdere besluiten op één aanslagbiljet sprake is van één bezwaar. De rechtbank overwoog dat, hoewel er geen sprake was van samenhangende zaken, de zwaarte van de zaak wel een rol speelde bij de bepaling van de proceskostenvergoeding. Uiteindelijk werd de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 546,75, met een totale vergoeding van € 1.033,75 voor de kosten in bezwaar en beroep. De rechtbank vernietigde de eerdere uitspraken op bezwaar voor zover deze de kostenvergoeding betroffen en gelastte de heffingsambtenaar het griffierecht van € 318 te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 13/6301

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 22 april 2014

in de zaak tussen

[X] BV, te [Z], eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op één aanslagbiljet de WOZ-waarden van 42 panden ten name van eiseres vastgesteld. Gemachtigde van eiseres heeft hiertegen in één bezwaarschrift bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft in één schriftelijk stuk van 7 september 2013 de bezwaren ten aanzien van tien panden gegrond verklaard en ten aanzien van de overige panden ongegrond. Verweerder heeft daarbij aan eiseres een proceskostenvergoeding toegekend van € 352,50.
Eiseres heeft tegen de hoogte van de toegekende proceskostenvergoeding beroep ingesteld per brief van 14 oktober 2013, ontvangen door de rechtbank op 16 oktober 2013.
Verweerder heeft (een deel van) de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2014.
Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde, [A]. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde]

Overwegingen

Geschil
1.
In geschil is of verweerder de voor de bezwaarfase toegekende proceskosten-vergoeding terecht heeft vastgesteld op € 352,50. Gemachtigde van eiseres bepleit een vergoeding van € 528,75.
2.
Het bedrag van € 705,00 dat in het beroepschrift is genoemd, berust op een vergissing, zo bleek uit een verklaring van de gemachtigde van eiseres ter zitting. Ten onrechte was met een hele punt voor de hoorzitting gerekend, terwijl een halve punt was afgesproken met verweerder. Dit in verband met het combineren van de hoorgesprekken in de zaken van meerdere belastingplichtigen. Gemachtigde wenst niet op die afspraak terug te komen.
3.
In het beroepschrift betoogde gemachtigde dat er sprake is van samenhangende zaken en dat daarom een factor 1,5 diende te worden toegepast. Tijdens de zitting heeft gemachtigde, gehoord de rechter, zijn stelling aangepast in die zin dat hij een factor 1,5 bepleit in verband met de zwaarte van de zaak, aangezien het bezwaar 42 verschillende WOZ-waardes betrof.
4.
Verweerder is van mening dat de inspanning van gemachtigde niet zodanig was dat een hogere factor voor de zwaarte van de zaak dient te worden toegepast dan de standaard factor 1.
Beoordeling van het geschil
5.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 12 april 2013 (nr. 12/02674, ECLI:NL: HR:2013:BZ6822) geoordeeld dat voor de toepassing van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht sprake is van één bezwaar, indien het bezwaar is gericht tegen meerdere op één aanslagbiljet vermelde besluiten. Hetzelfde geldt voor het bezwaar tegen in één geschrift opgenomen WOZ-beschikkingen. Daarbij is naar het oordeel van de Hoge Raad geen sprake van samenhangende zaken. Wel kan de omstandigheid dat het bezwaar op meer dan één besluit betrekking heeft, een rol spelen bij het bepalen van de wegingsfactor voor het gewicht van de zaak.
6.
De rechtbank is van oordeel dat de onderhavige bezwaren, gelet op het hiervoor genoemde arrest van april 2013, voor de proceskostenvergoeding als één bezwaar dienen te worden aangemerkt, nu de bezwaren tegen in één geschrift opgenomen WOZ-beschikkingen en aanslagen waren gericht. Dit betekent dat slechts eenmaal proceskostenvergoeding kan worden toegekend. Een factor 1,5 voor samenhangende zaken kan niet aan de orde zijn, omdat geen sprake is van samenhangende zaken. Het gaat immers om verschillende WOZ-objecten met elk hun eigen waarde en beoordeling. Wel is het mogelijk om bij de toe te passen factor voor het gewicht van de zaak mee te wegen dat het bezwaar meerdere WOZ-objecten betrof en daardoor meer werk met zich kan hebben gebracht.
7.
Omdat alleen recht op proceskostenvergoeding bestaat als gevolg van de gegrond verklaarde bezwaren, zal de rechtbank bij de beoordeling van de zwaarte van de zaak alleen de zaken meewegen die in bezwaar gegrond zijn verklaard. Het gaat in dit geval om tien verminderde WOZ-waardes.
8.
Uit het bezwaarschrift van één pagina en uit de uitspraak op bezwaar volgt dat de bezwaren grotendeels algemeen van aard waren en daardoor deels gelijk waren in alle tien de gegrond verklaarde zaken. Toch blijkt uit de uitspraak op bezwaar (het verslag van het hoorgesprek is niet overgelegd) dat tijdens het hoorgesprek in een aantal gevallen tevens aparte argumenten zijn aangevoerd per pand, bijvoorbeeld ten aanzien van bepaalde vergelijkingsobjecten die wel of juist niet moesten worden meegewogen. Voorts acht de rechtbank aannemelijk dat gemachtigde ten behoeve van de bezwaarbehandeling tien aparte beoordelingen van de WOZ-waardes heeft moeten maken en daardoor meer werk heeft gehad dan gemiddeld bij een WOZ-zaak het geval is. Dit leidt tot het oordeel dat de werkzaamheden voor de gemachtigde in dit geval voldoende uitgebreid zijn geweest om een factor 1,5 toe te kennen voor de zwaarte van de zaak.
9.
Het bovenstaande brengt mee dat het beroep gegrond is.
10.
De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand als volgt vastgesteld.
11.
Voor de bezwaarfase treedt de rechtbank niet in de afspraak tussen partijen om voor het hoorgesprek slechts een halve punt toe te kennen. Wel past de rechtbank gezien voorgaande overwegingen een factor 1,5 toe voor de zwaarte van de zaak.
12.
De waarde per punt voor de bezwaarfase zal worden vastgesteld op € 243 (en niet, zoals verweerder deed, op € 235), aangezien de uitspraak van de rechtbank wordt gedaan na 1 januari 2014 en de nieuwe tarieven onmiddellijke werking hebben, ook als de bezwaarfase voor die datum is geëindigd (zie HR 19 april 2013, nr. 11/03600, ECLI: NL: HR2013: BX4034).
13.
Voor de beroepsfase stelt de rechtbank de wegingsfactor voor de zwaarte van de zaak vast op 0,5, aangezien het geschil in de beroepsfase alleen de proceskostenvergoeding betrof.
14.
De proceskosten in bezwaar en beroep komen daarmee uit op € 1.033,75 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 0,5 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 243 en een wegingsfactor in bezwaar van 1,5; 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487 en een wegingsfactor in beroep van 0,5). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar voor zover deze de kostenvergoeding betreffen;
- stelt de kostenvergoeding in bezwaar vast op € 546,75;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres in bezwaar en in beroep ten bedrage van € 1.033,75;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 318 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Smit, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L.S. Sadi, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 22 april 2014
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.