ECLI:NL:RBGEL:2014:2619

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 april 2014
Publicatiedatum
17 april 2014
Zaaknummer
AWB-13_6435
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenvergoeding bij bezwaar tegen WOZ-waarden van meerdere panden

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 april 2014 uitspraak gedaan over de proceskostenvergoeding in bezwaar met betrekking tot de WOZ-waarden van vijftien panden, waarvan er drie zijn verminderd. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarden die door de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen waren vastgesteld. De heffingsambtenaar verklaarde de bezwaren tegen drie panden gegrond en kende een proceskostenvergoeding toe van € 352,50. Eiseres was het niet eens met de hoogte van deze vergoeding en stelde beroep in, waarbij zij een hogere vergoeding van € 528,75 eiste. De gemachtigde voerde aan dat er sprake was van samenhangende zaken, wat een hogere factor voor de proceskostenvergoeding zou rechtvaardigen. Tijdens de zitting werd deze stelling aangepast naar een verzoek om een hogere factor vanwege de zwaarte van de zaak, gezien het aantal verschillende WOZ-waardes.

De rechtbank oordeelde dat de bezwaren als één bezwaar moesten worden aangemerkt, omdat ze betrekking hadden op meerdere WOZ-beschikkingen die in één geschrift waren opgenomen. De rechtbank volgde de lijn van de Hoge Raad, die in een eerder arrest had geoordeeld dat in dergelijke gevallen geen sprake is van samenhangende zaken. De rechtbank concludeerde dat de werkzaamheden van de gemachtigde niet zodanig waren dat een hogere factor voor de zwaarte van de zaak gerechtvaardigd was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien de bezwaren voornamelijk algemeen van aard waren en de werkzaamheden van de gemachtigde niet meer dan gemiddeld waren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 13/6435

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 22 april 2014

in de zaak tussen

[X], te [Z], eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op één aanslagbiljet de WOZ-waarden van vijftien panden ten name van eiseres vastgesteld. Gemachtigde van eiseres heeft hiertegen in één bezwaarschrift bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft in één schriftelijk stuk van 7 september 2013 de bezwaren ten aanzien van drie panden gegrond verklaard en ten aanzien van de overige panden ongegrond. Verweerder heeft daarbij aan eiseres een proceskostenvergoeding toegekend van € 352,50.
Eiseres heeft tegen de hoogte van de toegekende proceskostenvergoeding beroep ingesteld per fax van 16 oktober 2013, ontvangen door de rechtbank op dezelfde dag.
Verweerder heeft (een deel van) de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2014.
Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde, [A]. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].

Overwegingen

Geschil
1.
In geschil is of verweerder de voor de bezwaarfase toegekende proceskostenvergoeding terecht heeft vastgesteld op € 352,50. Gemachtigde van eiseres bepleit een vergoeding van € 528,75.
2.
In het beroepschrift betoogde gemachtigde dat er sprake is van samenhangende zaken en dat daarom een factor 1,5 diende te worden toegepast. Tijdens de zitting heeft gemachtigde, gehoord de rechter, zijn stelling aangepast in die zin dat hij een factor 1,5 bepleit in verband met de zwaarte van de zaak, aangezien het bezwaar vijftien verschillende WOZ-waardes betrof.
3.
Verweerder is van mening dat de inspanning van gemachtigde niet zodanig was dat een hogere factor voor de zwaarte van de zaak dient te worden toegepast dan de standaard factor 1.
4.
Partijen zijn het erover eens dat in bezwaar de afspraak is gemaakt dat voor het hoorgesprek een halve punt wordt toegekend in plaats van een hele punt. Dit in verband met het combineren van de hoorgesprekken in de zaken van meerdere belastingplichtigen.
Beoordeling van het geschil
5.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 12 april 2013 (nr. 12/02674, ECLI:NL:HR:2013: BZ6822) geoordeeld dat voor de toepassing van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht sprake is van één bezwaar, indien het bezwaar is gericht tegen meerdere op één aanslagbiljet vermelde besluiten. Hetzelfde geldt voor het bezwaar tegen in één geschrift opgenomen WOZ-beschikkingen. Daarbij is naar het oordeel van de Hoge Raad geen sprake van samenhangende zaken. Wel kan de omstandigheid dat het bezwaar op meer dan één besluit betrekking heeft, een rol spelen bij het bepalen van de wegingsfactor voor het gewicht van de zaak.
6.
De rechtbank is van oordeel dat de onderhavige bezwaren, gelet op het hiervoor genoemde arrest van april 2013, voor de proceskostenvergoeding als één bezwaar dienen te worden aangemerkt, nu de bezwaren tegen in één geschrift opgenomen WOZ-beschikkingen en aanslagen waren gericht. Dit betekent dat slechts eenmaal proceskostenvergoeding kan worden toegekend. Een factor 1,5 voor samenhangende zaken kan niet aan de orde zijn, omdat geen sprake is van samenhangende zaken. Het gaat immers om verschillende WOZ-objecten met elk hun eigen waarde en beoordeling. Wel is het mogelijk om bij de toe te passen factor voor het gewicht van de zaak mee te wegen dat het bezwaar meerdere WOZ-objecten betrof en daardoor meer werk met zich kan hebben gebracht.
7.
Omdat alleen recht op proceskostenvergoeding bestaat als gevolg van de gegrond verklaarde bezwaren, zal de rechtbank bij de beoordeling van de zwaarte van de zaak alleen de zaken meewegen die in bezwaar gegrond zijn verklaard. Het gaat in dit geval om drie verminderde WOZ-waardes.
8.
Uit het bezwaarschrift van één pagina en uit de uitspraak op bezwaar volgt dat de bezwaren voornamelijk algemeen van aard waren en daardoor grotendeels gelijk in alle drie de gegrond verklaarde zaken. Dit leidt tot het oordeel dat de werkzaamheden voor de gemachtigde niet zodanig uitgebreid zijn geweest dat aanleiding is om een factor 1,5 toe te kennen voor de zwaarte van de zaak.
9.
Het bovenstaande brengt mee dat het beroep ongegrond is.
10.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Smit, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L.S. Sadi, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 22 april 2014
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.