ECLI:NL:RBGEL:2014:2645

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 april 2014
Publicatiedatum
22 april 2014
Zaaknummer
05/862249-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Santen
  • A. Gerbranda
  • J. van Apeldoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van drugshandel en wapenbezit met gevangenisstraf en voorwaarden

De Rechtbank Gelderland heeft op 22 april 2014 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van drugshandel en wapenbezit. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte in de periode van 1 januari 2013 tot 24 september 2013 in zijn woning in Doetinchem zowel hard- als softdrugs heeft verhandeld. De verdachte had een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne, amfetamine, MDMA en hasjiesj in zijn bezit en verkocht deze opzettelijk. Daarnaast werd vastgesteld dat hij een nepwapen, dat een gelijkenis vertoonde met een echt vuurwapen, voorhanden had. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich gedurende een lange periode schuldig had gemaakt aan ernstige misdrijven die schadelijk waren voor de volksgezondheid en de omgeving. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychiatrische problemen, maar vond dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigde. De verdachte werd ook verplicht zich te houden aan de voorwaarden van reclasseringstoezicht, waaronder een meldplicht. Tevens werden de in beslag genomen geldbedragen van € 795,00 en € 1290,00 verbeurd verklaard, omdat deze vermoedelijk verkregen waren uit de drugshandel.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]05/862249-13
Uitspraak d.d.: 22 april 2014
tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te[geboortedatum],
wonende te [adres 1].
Raadsman: mr. M.W.G.J. IJsseldijk, advocaat te Arnhem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
7 januari 2014 en 8 april 2014.
De tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ter zitting van 7 januari 2014, ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 24 september 2013 in de gemeente Doetinchem en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/althans/in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (een) materia(a)l(en) bevattende cocaïne en/of amfetamine(speed) en/of MDMA en/of N-ethyl-MDA(MDEA) en/of
tenamfetamine(MDA) en/of metamfetamine (XTC), zijnde cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of N-ethyl-MDA(MDEA) en/of tenamfetamine(MDA) en/of metamfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; (05/862249-13)
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 24 september 2013 in de gemeente Doetinchem en/alhans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/althans/in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (een) (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van meer dan 30 gram, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties
zijn toegevoegd en/of hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(parketnummer 05/862249-13)
art 3 ahf/ond B Opiumwet
3.
hij op of omstreeks 24 september 2013 in de gemeente Doetinchem een wapen van categorie I onder 7°, te weten een nabootsing van een pistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (namelijk een pistool merk Walther, model P 99), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; (parketnummer 05/862249-13)
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Op 8 januari 2013 is een MMA-melding bij de politie binnengekomen dat verdachte vanuit zijn woning aan de [adres 1] in drugs zou dealen. Daarnaast is op 30 juli 2013 een proces-verbaal van de Criminele Inlichtingeneenheid ontvangen met een vergelijkbare inhoud. Naar aanleiding van deze informatie is op 5 augustus 2013 en
27 augustus 2013 gepost bij de woning van verdachte en heeft op 24 september 2013 een afvangactie plaatsgevonden, waarna verdachte is aangehouden. Tijdens de doorzoeking van de woning is een pistool aangetroffen.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen verder opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht de feiten wettig en overtuigend bewezen, afgezien van het aspect van medeplegen, nu hiervoor onvoldoende bewijs voorhanden is. Verdachte dient daarvan te worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring is gegrond op het proces-verbaal van bevindingen speurhond verdovende middelen [2] , het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de doorzoeking van de woning aan de [adres 1] op 24 september 2013 [3] , processen-verbaal van bevindingen over het aantreffen van THC in bij verdachte aangetroffen vergruisde planten [4] en toppen [5] , het proces-verbaal Opiumwet [6] , het rapport van het NFI van 28 oktober 2013 [7] , het proces-verbaal ten aanzien van het onderzoek aan het wapen [8] , de verklaringen van getuigen [getuige 1] [9] , [getuige 2] [10] , [getuige 3] [11] , [getuige 4] [12] en [getuige 5] [13] en de bekennende verklaringen van verdachte bij de politie [14] , de rechter-commissaris [15] en ter zitting van 7 januari 2014 [16] . Gelet op verdachtes bekennende verklaring wordt met deze opsomming volstaan.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2013 tot en met 24 september 2013 in de gemeente Doetinchem telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad hoeveelheden van materialen bevattende cocaïne en/of amfetamine (speed) en/of MDMA en/of metamfetamine (XTC), zijnde cocaïne en amfetamine en MDMA en metamfetamine, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2013 tot en met 24 september 2013 in de gemeente Doetinchem meermalen telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad grote hoeveelheden van meer dan 30 gram, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en/of hennep, zijnde hasjiesj en hennep, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op 24 september 2013 in de gemeente Doetinchem een wapen van categorie I onder 7°, te weten een nabootsing van een pistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (namelijk een pistool merk Walther, model P 99), voorhanden heeft gehad.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
3.
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar gevorderd. Als bijzondere voorwaarde zou een meldplicht moeten worden opgelegd, zodat verdachte zich zou moeten houden aan de aanwijzingen van de reclassering.
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte vooral in softdrugs heeft gehandeld. De handel in harddrugs was daar ondergeschikt aan. Verdachte was geen keiharde dealer, hij wilde goede kwaliteit leveren en verkocht ook niet aan minderjarigen. Het ging hem niet alleen om het geld. Verdachte heeft verder bekend en zijn medewerking verleend aan het onderzoek. De weken voor de aanhouding van verdachte liep het hard met de handel, maar daarvoor was het niet zo druk.
De voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst en hij is nu terug in zijn gezin. De benodigde hulp wordt in gang gezet en verdachte kan in zijn woning blijven wonen. Het hulptraject zou niet onderbroken moeten worden door een detentie, omdat het maar de vraag is of de hulp daarna weer kan worden gerealiseerd. Het opleggen van een gevangenisstraf is het meest slechte scenario voor verdachte, aldus de raadsman. Verdachte is bereid en in staat om een werkstraf uit te voeren.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich gedurende een periode van negen maanden schuldig heeft gemaakt aan handel in zowel hard- als softdrugs. Deze schadelijke verdovende middelen hebben door toedoen van verdachte het maatschappelijk verkeer bereikt, met alle daarmee gepaard gaande risico’s voor de volksgezondheid. Verdachte heeft gedeald vanuit zijn eigen flat, waar zijn 11–jarige zoon ook (om de week) verbleef. Daarnaast heeft verdachte overlast veroorzaakt voor zijn directe woonomgeving. Van de gevolgen van het dealen voor zijn zoon en de omgeving heeft verdachte zich onvoldoende rekenschap gegeven. Het standpunt dat verdachte slechts goede bedoelingen had en geen keiharde dealer was, zoals door de raadsman betoogd, wordt door de rechtbank niet gevolgd, gelet op de hoeveelheid in de woning van verdachte aangetroffen verdovende middelen, het door hem ingerichte kantoor, de aanwezigheid van een flink bedrag aan handelsgeld en een (nep)wapen en het feit dat er jongens voor verdachte reden met drugs. Dit alles duidt naar het oordeel van de rechtbank niet op ‘hobbymatig, dan wel charitatief’ handelen.
De rechtbank weegt mee dat in het uittreksel uit de Justitiële Documentatie geen recente relevante veroordelingen zijn opgenomen, maar aan de andere kant is verdachte ook geen onbeschreven blad op het gebied van de Opiumwet.
De reclassering heeft op 31 maart 2014 een advies uitgebracht, waarin het volgende is vermeld. De denkpatronen en vaardigheden van verdachte worden nadrukkelijk beïnvloed door zijn psychiatrisch ziektebeeld. Hij heeft een groot probleem met zelfbeheersing, waarbij medicatie van belang is. Mevrouw [psychiater], psychiater bij Kairos, heeft aangegeven dat verdachte tweemaal bij Kairos in behandeling is geweest en dat wanneer hij zich meldt, hij met voorrang in behandeling zal worden genomen waarbij als eerste wordt bekeken of hij nog goed is ingesteld op de medicatie. Verdachte lijdt aan chronische PTSS-klachten, waarbij forse onderliggende agressieproblematiek hoort, aldus mevrouw [psychiater].
In gesprekken met de reclassering blijkt dat verdachte goed kan reflecteren op zijn handelen en hij daarvoor ook verantwoordelijkheid neemt. Hij heeft inzicht in zijn eigen functioneren en kan dit met voorbeelden staven. Hij heeft zelf hulpverlening voor zijn zoon geregeld. Verdachte kan ook goed meedenken welke interventie al dan niet ondersteunend is voor hem en stelt zich open op. Verdachte wil graag reclasseringstoezicht.
Voor de korte termijn is de inschatting dat verdachte niet opnieuw zal handelen in drugs. Hoe dit risico voor de langere termijn is, is lastig in te schatten en hangt af van de omstandigheden in zijn leven. Mocht hij in financiële problemen komen, is het voorstelbaar dat hij gaat handelen omdat hij weinig mogelijkheden heeft om zijn inkomen te verruimen.
Geadviseerd wordt een reclasseringstoezicht op te leggen met alleen een meldplicht. Vanuit de woningbouwvereniging en vanuit de zorgmelding bij Jeugdzorg zullen de komende tijd veel hulpverleners zich met het gezin gaan bezighouden. Er zijn wel zorgen, omdat het risico bestaat dat verdachte getriggerd kan raken vanuit zijn prikkelgevoeligheid. Daarnaast kan het zijn dat de reputatie van verdachte mogelijk angst inboezemt bij hulpverleners. De rol van de toezichthouder zou moeten zijn om naast verdachte te gaan staan, erop toe te zien dat er adequate hulpverlening komt voor het gezin en verdachte te verwijzen en ondersteunen richting een forensisch psychiatrische poli. Kairos wil verdachte niet in behandeling nemen als het alleen gaat om medicatiecontrole, GGNet wil hem niet in behandeling nemen vanwege zijn agressieve uitbarstingen. Verdachte wil zelf in behandeling. De reclassering is ook van mening dat verdachte dusdanige en zoveel medicatie gebruikt dat dit onder toezicht van een psychiater zou moeten gebeuren, niet alleen vanwege het risico op lichamelijke complicaties maar ook omdat zijn problematiek bemoeienis door een psychiater verdient. Een toezichthouder zou verdachte in het kader van een aanwijzing kunnen verwijzen naar Kairos of een andere forensisch psychiatrische poli. Omdat het blijkbaar gecompliceerd ligt bij instanties, wil de reclassering niet dat een behandelverplichting als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd omdat de kans op retourzending dan groot is.
De rechtbank heeft acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin voor het dealen van harddrugs vanuit een pand of op straat gedurende zes tot twaalf maanden, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden wordt aangegeven.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden. Hoewel de raadsman heeft bepleit een gevangenisstraf achterwege te laten, is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf zich niet verdraagt met de omvang en de duur van de door verdachte ontplooide activiteiten. De enkele omstandigheid dat de voorlopige hechtenis van verdachte in een eerder stadium is geschorst vanwege de toenmalige gezinssituatie van verdachte, maakt dit niet anders.
Gelet op het advies van de reclassering zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde enkel een meldplicht opleggen, waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen die hij in het kader van het toezicht krijgt.
In beslag genomen voorwerpen
De officier van justitie heeft gevorderd om het onder verdachte in beslag genomen geldbedragen van € 795,00 en € 1290,00 verbeurd te verklaren omdat verdachte dit heeft verdiend met de handel in drugs.
De raadsman heeft zich hiertegen niet verzet, maar daarbij opgemerkt dat dan van een ontnemingsvordering zou moeten worden afgezien.
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedragen van € 795,00 en € 1290,00 vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, waarbij zij aanneemt, mede in aanmerking genomen dat een ander scenario niet aannemelijk is geworden, dat het geld geheel of grotendeels door middel van het bewezen verklaarde is verkregen.
De officier van justitie heeft aangegeven dat geen strafvorderlijk belang zich verzet tegen teruggave van de overige in beslag genomen voorwerpen aan de beslagene, welke mededeling de rechtbank verstaat als een last tot teruggave waardoor het beslag ten aanzien van die voorwerpen is geëindigd.
Bevel voorlopige hechtenis
Het geschorste bevel voorlopige hechtenis dient te worden opgeheven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 33, 33a, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
1.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
3.
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
 bepaalt, dat een
gedeeltevan de gevangenisstraf, groot
5 (vijf) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
 legt als
algemene voorwaardenop dat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 legt als
bijzondere voorwaardenop dat verdachte:
- zich binnen twee werkdagen na de uitspraak van de rechtbank al dan niet telefonisch meldt bij Reclassering Nederland op het volgende adres: Houtwal 16d in Zutphen. Hij moet zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
 geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en
de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
 beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

verklaart verbeurdde in beslag genomen geldbedragen van € 795,00 en € 1290,00;

heft ophet -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Van Santen, voorzitter, Gerbranda en Van Apeldoorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Korevaar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 april 2014.
Mrs. Van Santen en Gerbranda zijn buiten
staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0641 2013102733, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, team Doetinchem, gesloten en ondertekend op 10 december 2013.
2.Proces-verbaal van bevindingen speurhond verdovende middelen, pagina’s 45 en 46
3.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 47, 48 en 49
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 74
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 76 en 77
6.Proces-verbaal Opiumwet, pagina’s 134-151
7.Rapport van het NFI van 28 oktober 2013, pagina’s 152-154
8.Proces-verbaal onderzoek wapen, pagina’s 246 en 247
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 1], pagina’s 160, 161 en 162
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte[getuige 2], pagina’s 171 en 172
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 3], pagina’s 179 en 180
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte[getuige 4], pagina’s 182, 183 en 184
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 5], pagina 191
14.Processen-verbaal van verhoor verdachte, pagina’s 20, 195, 197, 198, 205, 209, 210, 211, 213, 216, 217, 218, 219, 242 en 243
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte bij de rechter-commissaris op 27 september 2013
16.Proces-verbaal van het verhandelde ter zitting van 7 januari 2014