ECLI:NL:RBGEL:2014:272

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 januari 2014
Publicatiedatum
21 januari 2014
Zaaknummer
05/841575-13 en 05/801836-13 (ttz.gev.)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Ouweneel
  • A. Troost
  • J. Steinebach
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte tot voorwaardelijke jeugddetentie en werkstraf voor pogingen tot zware mishandeling met een fles

Op 21 januari 2014 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan meerdere pogingen tot zware mishandeling. De verdachte werd beschuldigd van het gebruik van een kapotte fles om geweld te gebruiken tegen twee slachtoffers, waarbij zij hen letsel toebracht en hen in gevaar bracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, na een woordenwisseling, met de hals van een fles had geslagen en dat zij ook pepperspray voorhanden had. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een onderzoek dat achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 19 november 2013 en 7 januari 2014. De verdachte werd bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. M.J.G. Jolink, en de rechtbank heeft de voeging van meerdere dagvaardingen bevolen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar was, wat invloed had op de strafmaat. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van één maand en een werkstraf van 60 uren, met bijzondere voorwaarden waaronder jeugdreclasseringstoezicht en behandeling. De rechtbank legde ook een schadevergoeding op aan een van de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team Jeugd- en Familierecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige strafkamer voor jeugdigen
Parketnummers: 05/841575-13 en 05/801836-13 (ttz.gev.)
Uitspraak d.d.: 21 januari 2014
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1996],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsvrouw: mr. M.J.G. Jolink, advocaat te Harderwijk.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het achter gesloten deuren gehouden onderzoek op de terechtzittingen van 19 november 2013 en 7 januari 2014.
Voeging meerdere dagvaardingen
Ter terechtzitting van 7 januari 2014 heeft de rechtbank in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder de parketnummers 05/841575-13 en 05/801836-13 tegen verdachte aangebrachte zaken.
De tenlastelegging
Aan de verdachte ten laste gelegd dat:
Parketnummer: 05/841575-13:
1.
zij op of omstreeks 14 september 2013,
in de gemeente Apeldoorn,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met
voorbedachten rade aan een persoon [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet na kalm beraad en rustig
overleg meermalen, althans eenmaal, voornoemde [slachtoffer 1] met (de
kapotte hals van) een fles, althans met een scherp en/of puntig voorwerp
in/op/tegen het gezicht en/of de hals en/of het (boven)lichaam heeft geslagen
en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
zij op of omstreeks 14 september 2013,
in de gemeente Apeldoorn,
opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk
mishandelend, een persoon, [slachtoffer 1], opzettelijk, na kalm beraad en
rustig overleg, althans opzettelijk, meermalen, althans eenmaal, voornoemde
[slachtoffer 1] met (de kapotte hals van) een fles, althans met een scherp en/of
puntig voorwerp in/op/tegen het gezicht en/of de hals en/of het (boven)lichaam
heeft geslagen en/of gestompt, tengevolge waarvan [slachtoffer 1] enig
lichamelijk letsel (diverse snijwonden en/of schrammen) heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
art 301 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
zij op of omstreeks 14 september 2013,
in de gemeente Apeldoorn,
pepperspray en/of/althans een traangasbus(je), zijnde een voorwerp bestemd
voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of
weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder
6°, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
3.
zij op of omstreeks 14 september 2013,
in de gemeente Apeldoorn,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
dat opzet voornoemde [slachtoffer 2] met (de kapotte hals van) een fles, althans met
een scherp en/of puntig voorwerp, in/op/tegen het gezicht heeft geslagen en/of
gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer: 05/801836-13:
zij op of omstreeks 29 januari 2013 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 3]
, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- meermalen, althans eenmaal, bij de keel en/of de hals heeft vastgepakt en/of
vastgegrepen en/of (vervolgens) tegen de muur heeft gedrukt en/of
- meermalen, althans eenmaal, bij het hoofd heeft vastgepakt en/of
vastgegrepen en/of (vervolgens) het hoofd tegen de muur heeft gegooid en/of
geslagen en/of
- meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd en/of de arm en/of de
be(e)n(en) en/of de buik, althans het lichaam, heeft geschopt en/of getrapt
en/of geslagen en/of gestompt, terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
zij op of omstreeks 29 januari 2013 in de gemeente Apeldoorn opzettelijk
mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 3],
- meermalen, althans eenmaal, bij de haren heeft vastgepakt en/of vervolgens
aan de haren heeft getrokken en/of
- meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd geslagen en/of gestompt en/of
- meermalen, althans eenmaal, bij de keel en/of de hals heeft vastgepakt en/of
vastgegrepen en/of (vervolgens) tegen de muur heeft gedrukt en/of
- meermalen, althans eenmaal, bij het hoofd heeft vastgepakt en/of
vastgegrepen en/of (vervolgens) het hoofd tegen de muur heeft gegooid en/of
geslagen en/of
- meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd en/of de arm en/of de
be(e)n(en) en/of de buik, althans het lichaam, heeft geschopt en/of getrapt
en/of geslagen en/of gestompt, terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de aan verdachte onder parketnummer: 05/841575-13 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten en tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit onder parketnummer: 05/801836-13, met uitzondering van het gedachtestreepje: “meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd en/of de arm en/of de be(e)n(en) en/of de buik, althans het lichaam, heeft geschopt en/of getrapt en/of geslagen en/of gestompt, terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag”. Ter zitting heeft zij ten aanzien van ieder betreffend feit de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging

Parketnummer: 05/841575-13:

Door en namens verdachte is aangevoerd dat verdachte van de onder 1 primair en 3 ten laste gelegde feiten, te weten de poging tot zware mishandeling (met voorbedachten rade), dient te worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat uit de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen niet overtuigend naar voren komt dat verdachte zou hebben gehandeld na kalm beraad en rustig overleg. Veeleer lijkt sprake van een spontaan ontstane ogenblikkelijke gemoedsopwelling onder invloed van drank. De raadsvrouw heeft in dit verband gewezen op de in het door de deskundige opgemaakte Pro Justitia Rapport van 12 november 2013 getrokken conclusie dat verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd, zodat van voorbedachten rade geen sprake kan zijn. In dit licht brengt de raadsvrouw de volgende citaten uit voornoemd rapport naar voren, te weten: “Samenhangend met de zwakbegaafdheid heeft betrokkene een zwakker normbesef en minder gedragsalternatieven voorhanden en heeft ze meer moeite met het inschatten van een sociale context. Ongewenste gevoelens zoals boosheid houdt ze zo veel mogelijk uit haar beleving. De zo sterk weggehouden gevoelens kunnen haar wel onverwacht overspoelen met als gevolg acting-out van agressie.” Voorts heeft verdachte zich met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat verdachte niet het opzet had om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Parketnummer: 05/801836-13:

De raadsvrouw heeft ten aanzien van het primair ten laste gelegde aangevoerd dat verdachte niet het opzet had om aangeefster zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte en aangeefster hadden een woordenwisseling die uit de hand liep, waarbij aangeefster verdachte als eerste een duw heeft gegeven, waarop verdachte haar heeft geslagen en haar hoofd tegen de muur heeft geduwd. De raadsvrouw is dan ook van mening dat verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde is de raadsvrouw, met de officier van justitie, van mening dat verdachte aangeefster niet heeft geschopt en/of geslagen toen zij op de grond lag, zodat zij van dit onderdeel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken. Voor het overige refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling van de rechtbank

Parketnummer: 05/841575-13:

De rechtbank is van oordeel dat de verdachte het haar onder
1 primair [1] ten laste gelegde op de bewezenverklaarde wijze heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- de aangifte van [slachtoffer 1] [2] ;
- de aangifte van [slachtoffer 2] [3] ;
- de verklaring van getuige [getuige 1] [4] ;
- de verklaring van getuige [getuige 2] [5] ;
- de (deels) bekennende verklaring van verdachte [6] ;
- de (deels) bekennende verklaring van verdachte ter zitting.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte het haar onder
2 [7] ten laste gelegde op de bewezenverklaarde wijze heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van onderzoek naar het wapen [8] ;
- de bekennende verklaring van verdachte [9] ;
- de bekennende verklaring van verdachte ter zitting.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte het haar onder
3 [10] ten laste gelegde op de bewezenverklaarde wijze heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- de aangifte van [slachtoffer 2] [11] ;
- de aangifte van [slachtoffer 1] [12] ;
- de verklaring van getuige [getuige 1] [13] ;
- de verklaring van getuige [getuige 2] [14] ;
- de (deels) bekennende verklaring van verdachte [15] ;
- de (deels) bekennende verklaring van verdachte ter zitting.
Nu – ten aanzien van feit 1 en 3 – door en namens verdachte op zichzelf niet is betwist dat zij in de richting van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft uitgehaald met de kapotte hals van een fles, die zij even daarvoor had kapotgeslagen, is volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
In aanvulling op voormelde opsomming van de bewijsmiddelen en in reactie op hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht, overweegt de rechtbank ten aanzien van 1 en 3 nog als volgt. Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachten rade is vereist dat vast komt te staan dat het handelen van verdachte het gevolg is geweest van een tevoren door haar genomen besluit en dat de verdachte tussen het nemen van dat besluit en de uitvoering ervan gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en het gevolg van die voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Dat die gelegenheid in de onderhavige zaak heeft bestaan, kan uit de verklaringen van verdachte, die zij bij de politie en ter zitting heeft afgelegd, worden afgeleid. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij, nadat er een conflict was ontstaan tussen haar en de medewerkers van café [café], met haar vriendinnen was weggegaan, maar later naar het café terug keerde om verhaal te halen. Zij was erg boos en had een fles whiskey bij zich, die zij kapot heeft geslagen. Zij wilde intimideren met deze flessenhals. De groep waarmee zij was probeerde haar tegen te houden. Nadat zij een vrouw die bij de deur stond (aangeefster [slachtoffer 2]) had aangesproken en achter een meisje (aangeefster [slachtoffer 1]) was aan gelopen, en vervolgens het café werd uitgezet, is zij met de flessenhals om zich heen gaan slaan. Uit het tijdsverloop tussen het door verdachte omschreven (eerste) conflict en het slaan met de flessenhals, in combinatie met het door verdachte geuite voornemen om ‘verhaal te halen’ en daarbij een kapot geslagen flessenhals mee te brengen, heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte de gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en het gevolg van haar voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Daarbij komt ook dat zij aanvankelijk na het eerste contact door was gelopen en nadien was omgedraaid om terug te gaan. Al met al heeft zij er ook nog eens enkele honderden meters over na kunnen denken, wat zij zou gaan doen.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde voorts dat verdachte door de manier waarop zij aangevers heeft mishandeld, namelijk door met de kapotte hals van een fles tegen het gezicht van aangevers te slaan, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de slachtoffers daardoor zwaar lichamelijk letsel zouden bekomen.
Het is niet aan verdachte te danken, dat het allemaal nog redelijk goed met de twee slachtoffer is afgelopen.
Parketnummer: 05/801836-13 [16] :
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat verdachte terzake het
primairten laste gelegde, te weten de poging tot zware mishandeling, dient te worden vrijgesproken, aangezien uit het dossier onvoldoende naar voren is gekomen dat de handelwijze van verdachte tot zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer had kunnen leiden.
Feit
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte het
subsidiairten laste gelegde op de bewezenverklaarde wijze heeft begaan, met uitzondering van het gedachtestreepje: “meermalen, althans eenmaal, bij de keel en/of de hals heeft vastgepakt en/of vastgegrepen en/of (vervolgens) tegen de muur heeft gedrukt” en van het gedachtestreepje: “meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd en/of de arm en/of de be(en)n(en) en/of de buik, althans het lichaam, heeft geschopt en/of getrapt en/of geslagen en/of gestompt, terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag”. De rechtbank baseert zich ten aanzien van de bewezenverklaring op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- de aangifte van [slachtoffer 3] [17] ;
- de (deels) bekennende verklaring van verdachte [18] ;
- de (deels) bekennende verklaring van verdachte ter zitting.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer: 05/841575-13:
1.
primair
zij op 14 september 2013 in de gemeente Apeldoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met voorbedachten rade aan een persoon [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet na kalm beraad en rustig
overleg meermalen voornoemde [slachtoffer 1] met (de kapotte hals van) een fles, tegen het gezicht en de hals en het (boven)lichaam heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
zij op 14 september 2013 in de gemeente Apeldoorn, een traangasbus(je), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige en verstikkende en weerloosmakende en traanverwekkende stoffen van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad.
3.
zij op 14 september 2013 in de gemeente Apeldoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [slachtoffer 2] met (de kapotte hals van) een fles tegen het gezicht heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Parketnummer: 05/841575-13:
subsidiair
zij op 29 januari 2013 in de gemeente Apeldoorn opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 3],
- meermalen bij de haren heeft vastgepakt en vervolgens aan de haren heeft getrokken en
- meermalen tegen het hoofd geslagen en/of gestompt en
- meermalen bij het hoofd heeft vastgepakt en vastgegrepen en vervolgens het hoofd tegen de
muur heeft gegooid en/of geslagen,
waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Parketnummer: 05/841575-13:

Feit 1 primair:

Poging tot zware mishandeling, gepleegd met voorbedachten rade;

Feit 2:

Overtreding van artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie;

Feit 3:

Poging tot zware mishandeling;

Parketnummer: 05/841575-13:

Subsidiair:

Mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op het omtrent verdachte uitgebrachte rapport d.d. 12 november 2013 van drs. [psycholoog], gz-psycholoog. Zij heeft vastgesteld dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling in de zin van zwakbegaafdheid en een chronische aanpassingsstoornis met een gemengde stoornis van emoties en gedrag. Samenhangend met de zwakbegaafdheid heeft betrokkene een zwakker normbesef en minder gedragsalternatieven voorhanden en ze heeft meer moeite met het inschatten van een sociale context. Betrokkene is in staat het strafrechtelijk ontoelaatbare van haar handelwijze in te zien, maar is op grond van haar ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling onvoldoende in staat haar wil conform dat besef te bepalen. Daarom wordt geadviseerd betrokkene als licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt de conclusie van de gz-psycholoog over en merkt verdachte derhalve aan als licht verminderd toerekeningsvatbaar.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 140 uren voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 80 uren subsidiair 40 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Bij de voorwaardelijke werkstraf heeft de officier van justitie de bijzondere voorwaarde van jeugdreclasseringstoezicht gevorderd, ook als dat mede inhoudt het volgen van een PMT behandeling, dat zij zal meewerken aan een behandeling bij [instelling] of een vergelijkbare instelling en dat zij, indien dit noodzakelijk wordt geacht, ook zal meewerken aan de EMDR therapie.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de strafmaat opgemerkt dat rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze ook uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 15 november 2013 blijken. Verder heeft zij opgemerkt dat rekening moet worden gehouden met de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, met het gegeven dat zij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest voor soortgelijke feiten en met het feit dat verdachte zich schaamt voor en veel spijt heeft van haar handelwijze. Daarnaast heeft de raadsvrouw opgemerkt dat ook rekening moet worden gehouden met de gehoorproblemen van verdachte en de omstandigheid dat zij pas sinds november 2012 met één oor weer goed kan horen. Dat zij weer alles kan horen, is voor verdachte erg verwarrend en confronterend geweest, aldus de raadsvrouw. Concluderend verzoekt zij om aansluiting te zoeken bij het advies van de psycholoog en van de Raad voor de Kinderbescherming, om aan verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarde verplicht jeugdreclasseringscontact en het volgen van behandelingen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een tweetal pogingen tot zware mishandeling, door met de kapotte hals van een fles tegen het gezicht van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te slaan, wat gemakkelijk tot zwaar lichamelijk letsel had kunnen leiden. Bij haar aanhouding is in haar tasje tevens een busje pepperspray gevonden.
Verdachte heeft door haar handelen de lichamelijke integriteit van de slachtoffers aangetast. Zonder enige aarzeling en zonder een noemenswaardige aanleiding heeft verdachte grof en bijzonder gevaarlijk geweld gebruikt door een kapotte hals van een fles te gebruiken bij de pogingen tot zware mishandeling, waarbij ze de slachtoffers letsel heeft toegebracht en ook schrik heeft aangejaagd. Door aldus te handelen heeft zij ook bijgedragen aan de in de samenleving levende gevoelens van onveiligheid.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van aangeefster [slachtoffer 3] door haar, na een woordenwisseling, onder meer te slaan en meermalen met het hoofd tegen de muur te gooien.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van de zich in het dossier bevindende rapporten, waaronder het Pro Justitia rapport van 12 november 2013, opgemaakt door drs. [psycholoog], gz-psycholoog en het meest recente rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 15 november 2013.
Uit de hierboven genoemde rapporten komt onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende naar voren.
Vooral het krenkbare en kwetsbare zelfgevoel van betrokkene waarbij ze zich niet laat aanspreken op haar gedrag, kan van belang zijn voor de kans op recidive. Daarbij zijn een zwakker normbesef en het niet nadenken over de eventuele gevolgen ook van belang voor de kans op recidive. Om de kans op recidive terug te dringen en gezien de problemen in de emotie-/agressie regulatie, is behandeling essentieel. Hierbij wordt gedacht aan Psycho Motore Therapie (PMT). Afhankelijk van het verloop kan er daarna worden bekeken of verdere individuele hulp, in de vorm van een EMDR therapie, nog noodzakelijk is.
De jeugdreclassering kan er voor zorgen dat de behandeling van de grond komt en dat betrokkene over langere tijd begeleiding krijgt. De Raad voor de Kinderbescherming acht betrokkene daarnaast wel in staat om een werkstraf uit te voeren.
Gedacht wordt aan een (deels) voorwaardelijk strafdeel met de bijzondere voorwaarde van jeugdreclasseringscontact, ook als dat inhoudt dat verdachte zich onder behandeling moet laten stellen van een instelling zoals [instelling].
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat verder meegewogen dat uit het strafblad van verdachte [19] blijkt dat zij niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen voor (soortgelijke) strafbare feiten en met het gegeven dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is te achten. De rechtbank heeft voorts meegewogen dat verdachte zich de impact van haar daden lijkt te realiseren en er spijt van heeft.
Ten slotte heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS inzake feiten soortgelijk aan de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank is van oordeel dat – in plaats van de door de officier van justitie geëiste voorwaardelijke werkstraf – een voorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden is, gelet op de ernst van de feiten en om nog eens te benadrukken dat de pogingen tot zware mishandeling met behulp van de kapotte hals van een fles veel ernstiger gevolgen hadden kunnen hebben.
Alles afwegende, komt de rechtbank tot oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 1 maand. Aan deze voorwaardelijke straf worden na te noemen bijzondere voorwaarden gekoppeld. De rechtbank zal volstaan met de gebruikelijke proeftijd van twee jaar.
Om tot uitdrukking te brengen dat sprake is van ernstige feiten en uit oogpunt van normhandhaving, zal de rechtbank daarnaast een werkstraf aan verdachte opleggen.
Vordering tot schadevergoeding ten aanzien van parketnummer: 05/801836-13
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 666,60 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te weten € 100,- voor materiële schade en € 250,- voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en niet-ontvankelijkverklaring voor het overige deel van de vordering.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor wat betreft de materiële schade afgewezen dan wel niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, aangezien deze schade niet onderbouwd is en ook uit het dossier niet blijkt van enige schade aan de oorbel en de laarzen. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat, aangezien er vóór dit incident ook al het een ander aan de hand was tussen verdachte en het slachtoffer en gelet op het feit dat verdachte begon met de ruzie door het slachtoffer een duw te geven, de vordering gematigd dient te worden.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De rechtbank overweegt hierbij als volgt. De immateriële schade wordt naar redelijkheid en billijkheid geschat op een bedrag van € 100,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2013. Voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering betreffende immateriële schade. De rechtbank is voorts van oordeel dat de benadeelde partij voor wat betreft de materiële schade niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, aangezien dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd. In zoverre kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijk rechter aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 27, 45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 91, 300, 302 en 303 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart
bewezendat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde onder
parketnummer 05/841575-13en het subsidiair ten laste gelegde onder
parketnummer 05/801836-13heeft begaan;
 verklaart niet bewezen wat verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als bovenvermeld;
 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
1(één)
maand;
 bepaalt, dat de jeugddetentie
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later
anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde vóór het einde van een proeftijd van twee jaren de navolgende
algemene dan wel bijzondere voorwaardenniet heeft nageleefd;
 legt als
algemenevoorwaarden op dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het
nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel
1
van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 legt als
bijzonderevoorwaarden op dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die
veroordeelde zullen worden gegeven door of namens Bureau Jeugdzorg Gelderland,
afdeling jeugdreclassering, voor zover en zolang als dat door de jeugdeclassering
noodzakelijk wordt geacht, ook als dat mede inhoudt het volgen van Psycho Motore
Therapie (PMT), dat zij zal meewerken aan een behandeling bij [instelling] of een
vergelijkbare instelling en dat zij, indien dit noodzakelijk wordt geacht,
ook zal meewerken aan een EMDR therapie;
 geeft de jeugdreclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de
voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
 veroordeelt de verdachte tot de navolgende
taakstraf, te weten:
een
werkstrafgedurende
60 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij
[slachtoffer 3], van een bedrag van
€ 100,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2013, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], een bedrag te betalen van € 100,-, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 2 dagen jeugddetentie zal kunnen worden toegepast, zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;

heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mr. Ouweneel, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. Troost en Steinebach, rechters, in tegenwoordigheid van Vriezekolk, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 januari 2014.

Voetnoten

1.Indien hierna wordt verwezen naar processen-verbaal van politie wordt telkens, tenzij anders aangegeven,
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], pag. 9-16
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], pag. 17-18
4.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], pag. 23-24
5.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], pag. 25-27
6.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 41-45
7.Indien hierna wordt verwezen naar processen-verbaal van politie wordt telkens, tenzij anders aangegeven,
8.Proces-verbaal onderzoek wapen, ongenummerd
9.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 44-45, PV PL0617/2013125686
10.Indien hierna wordt verwezen naar processen-verbaal van politie wordt telkens, tenzij anders aangegeven,
11.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], pag. 17-18
12.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], pag. 31-33
13.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], pag. 23-24
14.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], pag. 25-27
15.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 41-45
16.Indien hierna wordt verwezen naar processen-verbaal van politie wordt telkens, tenzij anders aangegeven,
17.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3], pag. 3-5
18.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 7-10
19.Uittreksel Justitiële Documentatie van 22 oktober 2013