ECLI:NL:RBGEL:2014:2895

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 mei 2014
Publicatiedatum
1 mei 2014
Zaaknummer
05/841921-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Beljaars
  • A. Ouweneel
  • J. Kropman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot brandstichting met levensgevaar voor anderen in Doetinchem

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 2 mei 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot brandstichting. De verdachte had op 10 november 2013 in de gemeente Doetinchem geprobeerd brand te stichten in een woning door gaspitten van een gasfornuis opengedraaid te hebben en kaarsen aan te steken. Dit gebeurde terwijl er levensgevaar voor de aanwezige personen in de woning te duchten was. De rechtbank oordeelde dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen was, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van aangifte. De verdachte had verklaard dat hij de brand had willen stichten om zichzelf van het leven te beroven, wat de rechtbank als een ernstige zaak beschouwde.

De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychologische toestand van de verdachte, die lijdt aan een depressieve stoornis en een persoonlijkheidsstoornis. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte ten tijde van het delict sterk verminderd toerekeningsvatbaar was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 420 dagen, waarvan 230 dagen voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarden een klinische opname en behandeling. De rechtbank benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en het gevaar dat de verdachte had veroorzaakt voor zijn partner en andere omwonenden. De uitspraak is gedaan in het belang van zowel de samenleving als de verdachte, met de hoop op rehabilitatie en het voorkomen van toekomstige delicten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]05/841921-13
Uitspraak d.d.: 2 mei 2014
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboortedatum],
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in het [adres 1]
Raadsvrouw: mr. H.J. Scholten, advocaat te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
22 april 2014.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 november 2013 in de gemeente Doetinchem ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen in/bij/aan een woning op of aan het [adres 2], terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of een of meer belendende percelen en/of een of meer in die woning en/of die/dat belendende perce(e)l(en) aanwezige roerende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in die woning en/of die/dat belendende perce(e)l(en) aanwezige personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was, met dat opzet in die woning (aan het [adres 2]) een of meer gaspitten van een gasfornuis heeft opengedraaid en/of (dientengevolge) een hoeveelheid gas in die woning heeft laten lopen/stromen en/of (vervolgens) in die woning een lucifer en/of een sigarettenaansteker heeft laten ontbranden en/of (daarmee) een of meer kaarsen heeft aangestoken, in elk geval met dat opzet (open) vuur in aanraking heeft gebracht met die
kaars(en) en/of met die hoeveelheid in die woning vrijgekomen gas, althans met (een) brandbare en/of ontplofba(a)r(e) stof(fen)/gas(sen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding van het onderzoek
Op 10 november 2013 kregen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] het verzoek te gaan naar het adres [adres 2], omdat de bewoner de gaskraan zou hebben opengedraaid en kaarsen zou hebben aangestoken. De bewoner zou nog in de woning zijn, terwijl een vrouw de woning zou zijn ontvlucht. Verbalisanten zijn ter plaatse gegaan. Bij het voorbijgaan van de woning aan het [adres 2] rook verbalisant [verbalisant 2] een gaslucht. Na het betreden van de woning is de verdachte in zijn bed aangetroffen.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde en heeft daartoe ter terechtzitting de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en er bevinden zich voldoende bewijsmiddelen in het dossier.
Beoordeling door de rechtbank
De verdachte heeft ter terechtzitting van 18 april 2014 verklaard dat hij op 10 november 2013 in de woning aan het [adres 2] vijf gaspitten heeft opengedraaid en daarna enkele kaarsen heeft aangestoken. Vervolgens is hij in bed gaan liggen. Hij heeft niet gecontroleerd of zijn vrouw thuis was. Met het opendraaien van de gaspitten en het aansteken van de kaarsen heeft verdachte willen bewerkstelligen dat de boel in brand zou vliegen teneinde zichzelf van het leven te beroven.
Voorts is de bewezenverklaring gebaseerd op het proces-verbaal van aangifte [2] van [aangever], die ten tijde van de poging tot brandstichting boven in bed lag, en het proces-verbaal van sporenonderzoek [3] .
Uit de verklaring van [buurman], verdachtes buurman van [adres 3], kan worden opgemaakt, dat er in het belendende perceel van [adres 2] ten tijde van de poging tot brandstichting twee personen aanwezig waren. [4]
Aangezien verdachte het ten laste gelegde feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, is volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 10 november 2013 in de gemeente Doetinchem ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in een woning op het [adres 2], terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en belendende percelen en in die woning en die belendende percelen aanwezige roerende goederen, en levensgevaar voor in die woning en die belendende percelen aanwezige personen, te duchten was,
met dat opzet in die woning (aan het [adres 2]) gaspitten van een gasfornuis heeft opengedraaid en (dientengevolge) een hoeveelheid gas in die woning heeft laten lopen/stromen en (vervolgens) in die woning een lucifer en/of een sigarettenaansteker heeft laten ontbranden en (daarmee) kaarsen heeft aangestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is,
en
poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en te duchten is.
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent de persoon van de verdachte is een psychologisch onderzoek verricht, waarvan het resultaat is neergelegd in een rapport gedateerd 6 februari 2014, opgemaakt door[psycholoog] (GZ-psycholoog). De conclusie van de psycholoog is dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een depressieve stoornis, recidiverend en een persoonlijkheidsstoornis NAO met afhankelijke, vermijdende en passief-agressieve trekken. Ten tijde van het tenlastegelegde was er sprake van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, welke van invloed is geweest op de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte. Gezien het bovenstaande is verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde sterk verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Ook door de psychiater[psychiater] is een rapport, gedateerd 12 februari 2014, opgemaakt. De psychiater heeft geconcludeerd dat sprake is van een recidiverende depressieve stoornis en een persoonlijkheidsstoornis NAO. Ten tijde van het plegen van de delicten waren beide stoornissen aanwezig. Verdachte was ten tijde van het plegen van de delicten ernstig depressief. Verdachte is in de periode in aanloop naar de tenlastelegging in toenemende mate depressief, waarbij er sprake was van een sombere verlaagde stemming, ingeëngd denken en een persisterende suïcidewens. Er was sprake van een ernstig gestoorde kritiek en wilsfuncties waarbij verdachte in zeer beperkte mate in staat was (de gevolgen van) zijn handelen te overzien en hieraan sturing te geven. Op grond daarvan moet verdachte met betrekking tot het tenlastegelegde als sterk verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
Met de conclusies van deze rapporten kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusies over.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 420 dagen met aftrek waarvan 230 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en als bijzondere voorwaarden een klinische opname en behandeling bij [kliniek] in [adres 4], het opvolgen van aanwijzingen van de reclassering en na afloop van de opname en behandeling een meldplicht. De officier van justitie heeft verzocht de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De raadsvrouw heeft aangevoerd het onvoorwaardelijk deel van de straf te laten aansluiten op de op te leggen klinische behandeling en het voorwaardelijk deel te matigen. De raadsvrouw heeft zich niet verzet tegen het dadelijk uitvoerbaar verklaren van de voorwaarden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich – kort gezegd – schuldig gemaakt aan een poging tot brandstichting. De rechtbank is van oordeel dat verdachte bij zijn handelen geen oog heeft gehad voor het gevaar dat hij daarmee voor de goederen en personen in de directe omgeving van de in brand te steken woning realiseerde, in het bijzonder het gevaar voor zijn partner die zich op het moment van de poging tot brandstichting in de woning bevond. Dat zijn partner op tijd de woning heeft kunnen verlaten, is niet te danken aan het handelen van verdachte, maar aan haar alertheid. Hoewel verdachte niet zeker wist of in de woning iemand aanwezig was heeft hij niettemin geprobeerd de brand te stichten en is hij vervolgens, nadat hij zag dat de gaspitten waren opengedraaid en de kaarsen waren aangestoken, in zijn bed gaan liggen. Verdachte heeft verklaard dat hij de gaspitten heeft opengedraaid en de kaarsen heeft aangestoken, zodat de boel in brand zou vliegen en hij zichzelf van het leven kon beroven. Verdachte heeft zich daarbij kennelijk niet gerealiseerd, dat tussen het proberen te stichten van de brand en het ontdekken van de opengedraaide gaspitten, mede gelet op het nachtelijke tijdstip, ook enige tijd verloren zou gaan en is gegaan. Dat de gevolgen voor personen en de schade aan zijn huis en de omliggende panden uiteindelijk beperkt zijn gebleven, is uitsluitend te danken aan omstandigheden buiten de wil van verdachte. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan. Daar komt bij dat verdachte door deze handeling in hun eigen huis veel onrust en gevoelens van angst heeft veroorzaakt bij zijn partner. De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de door verdachte gepleegde feiten in beginsel een gevangenisstraf rechtvaardigt.
Anderzijds heeft de rechtbank, evenals de officier van justitie, rekening gehouden met de geconstateerde sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Ook is meegewogen de omstandigheid dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Er is voorts acht geslagen op de rapporten van [psycholoog] en [psychiater], waarin een voorwaardelijke straf met een proeftijd en toezicht door de reclassering en binnen dat kader als bijzondere voorwaarde een klinische opname is geadviseerd. Dit advies wordt onderschreven door de reclassering, die in haar rapport van 3 april 2014 heeft geadviseerd verdachte met ingang van week 21 te plaatsen binnen de Forensisch Psychiatrische Afdeling [kliniek] GGNet Specifieke Zorg, Locatie [adres 4], waarbij de veroordeelde/verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven. Ook heeft de reclassering geadviseerd een verplicht reclasseringscontact op te leggen voor de duur van twee jaar. Verdachte heeft ter terechtzitting van 18 april 2014 verklaard mee te willen werken aan plaatsing in voornoemde instelling in [adres 4]. De rechtbank acht het van groot belang voor de samenleving en voor verdachte, dat verdachte vanuit detentie naadloos zal gaan verblijven in [kliniek].
De rechtbank is van oordeel dat het geraden is de maximale proeftijd aan de strafoplegging te verbinden, dat wil zeggen, evenals de officier van justitie heeft geëist, een proeftijd van drie jaren voor de algemene en de bijzondere voorwaarden.
Alles overwegende komt de rechtbank tot een oplegging van een gevangenisstraf van 420 dagen waarvan 230 dagen voorwaardelijk met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, met als bijzondere voorwaarden opname in FPA [kliniek] in [adres 4] met een proeftijd van drie jaar voor de algemene en bijzondere voorwaarden.
De rechtbank is, gelet op de rapportages, van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen en zal op die grond bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank geeft de officier van justitie in overweging het vervoer van de verdachte vanuit het PPC in Vught naar de FPA [kliniek] te laten verzorgen door de Dienst Vervoer en Ondersteuning (hierna: DV&O).
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 27, 45, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als bovenvermeld;
 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
420(vierhonderdtwintig)
dagenen bepaalt dat een
gedeeltevan de gevangenisstraf, groot
230 (tweehonderddertig) dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 3 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende
algemene dan wel bijzondere voorwaardenniet heeft nageleefd;
 legt als algemene voorwaarden op dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 legt als bijzondere voorwaarden op dat de veroordeelde:
- zich na de klinische behandeling, in de ambulante fase moet blijven melden, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Dat hij voorts met ingang van week 21 van het jaar 2014 wordt verplicht om op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zich te laten opnemen binnen de Forensisch Psychiatrische Afdeling [kliniek] GGNet Specifieke Zorg, Locatie [adres 4], (na overbrenging door DV&O) waarbij de veroordeelde/verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven;
 geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
 beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
 beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Beljaars, voorzitter, Ouweneel en Kropman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Hoesstee, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 mei 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nr. PL0640 2012152799, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, Divisie Recherche, Team Recherche Achterhoek, gesloten en getekend door P. Feijer, brigadier, op 12 november 2013.
2.Proces-verbaal van aangifte van [aangever], p. 30 en 31.
3.Proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 36 tot en met 38.
4.Proces-verbaal van verhoor, pag. 53.