RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]05/842022-13 en 17/174648-11 (TUL)
Uitspraak d.d.: 2 mei 2014
Tegenspraak
[verdachte],
geboren te [geboortedatum],
thans verblijvende in[naam kliniek]) te Rekken.
Raadsvrouw: mr. R.F. Rouwé-Danes, advocaat te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
18 april 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 november 2013 te Rekken, gemeente Berkelland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een behandelaar/medewerker van behandelingskliniek [naam kliniek], genaamd [slachtoffer], van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer], uit het niets met kracht bij het strottenhoofd en/of bij de keel heeft gegrepen en/of vervolgens met kracht in dat strottenhoofd en/of in die keel is blijven knijpen, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 29 november 2013 te Rekken, gemeente Berkelland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten een begeleider/ medewerker van de behandelingskliniek [naam kliniek], genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer], uit het niets met kracht bij het strottenhoofd en/of bij de keel heeft gegrepen en/of vervolgens met kracht in dat strottenhoofd en/of in die keel is blijven knijpen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 29 november 2013 te Rekken, gemeente Berkelland, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten een begeleider/medewerker van de behandelingskliniek [naam kliniek], genaamd [slachtoffer]), uit het niets met kracht bij het strottenhoofd en/of bij de keel heeft gegrepen en/of vervolgens met kracht in dat strottenhoofd en/of in die keel is blijven knijpen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 29 november 2013 te Rekken, gemeente Berkelland, een begeleider/ medewerker van de behandelingskliniek [naam kliniek], genaamd [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik heb moordneigingen. Ik kan jou ook zo vermoorden. Je wilt niet weten hoe agressief ik kan worden en wat voor neigingen ik heb" en/of "Ik kan jouw kop verbouwen en wurgen" en/of "Ik kan je bij de keel pakken en je vermoorden" en/of "[slachtoffer], kankerlijer. Ik zoek je op, wacht maar. Ik maak je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Op 29 november 2013 wilde verdachte zich weer vrijwillig laten opnemen bij [naam kliniek], locatie [adres], nadat hij zich aan zijn begeleid verlof had onttrokken en enkele dagen elders was verbleven. Hij nam contact op met de instelling en aan hem werden de voorwaarden waaronder hij terug mocht komen uitgelegd. Aangekomen bij [naam kliniek] deelden zijn begeleiders, [slachtoffer] en [begeleider], verdachte mee dat de kamerdeur van verdachte op slot moest omdat hij onder invloed van alcohol en drugs bleek te zijn. Dit schoot bij verdachte in het verkeerde keelgat. Verdachte greep [slachtoffer] naar de keel en uitte bedreigende taal in diens richting.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde feit en tot bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde feit. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair tenlastegelegde feit, nu het onmogelijk is om iemand te doden door hem met maar één hand bij de keel te pakken. Ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde feit heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Namens [slachtoffer] heeft[manager], clustermanager bij [naam kliniek], aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat verdachte zich op 30 november 2013 heeft gemeld bij de loge van [naam kliniek] in [adres]. Van haar medewerkers heeft aangeefster begrepen dat verdachte doodsbedreigingen heeft geuit naar hen. Hierna heeft verdachte één van de medewerkers bij de keel gepakt en de keel dichtgeknepen.
Zowel bij de politie als ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij boos was op [slachtoffer] en[begeleider], omdat hij niet opgesloten wilde worden. Op een gegeven moment werd hij zo kwaad dat hij [slachtoffer] uit het niets bij de keel greep. Hij deed dat met kracht.Hij heeft tijdens zijn verzet van alles geschreeuwd naar de begeleiders. Het zou kunnen dat hij heeft gezegd: “ik maak je af”.
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte tegen hem op een gemeende en dreigende manier heeft gezegd: “ik heb moordneigingen. Ik kan jou ook zo vermoorden. Je wilt niet weten hoe agressief ik kan worden en wat voor neigingen ik heb”. [slachtoffer] hoorde dat verdachte tegen hem zei: “ik kan jouw kop verbouwen en wurgen”. Daarna zei hij: “ik kan je bij de keel pakken en je vermoorden”. [slachtoffer] voelde zich op dat moment bedreigd en was ervan overtuigd dat verdachte hem iets aan wilde doen. Opeens zag en voelde [slachtoffer] dat verdachte – geheel onverwacht of onaangekondigd – naar hem toeschoot en hem gericht met zijn hand om zijn strottenhoofd pakte. Verdachte pakte hem direct met een sterke klem met zijn vingers om zijn adamsappel. [slachtoffer] voelde ook dat verdachte hard kneep.[slachtoffer] werd daarbij licht in het hoofd. Hij was erg benauwd en had angst. Tijdens het gevecht om verdachte onder controle te krijgen, riep verdachte naar [slachtoffer]: “[slachtoffer], kankerlijer, ik zoek je op. Wacht maar. Ik maak je af”.
Getuige [begeleider] heeft verklaard dat hij heeft gehoord dat verdachte tegen [slachtoffer] zei: “ik kan je ook wel dood maken of vermoorden”. Verdachte zei dat met enige stemverheffing en [begeleider] had wel de indruk dat verdachte het meende. Verdachte zei verder tegen [slachtoffer]: “ik kan je kop zo verbouwen en ik kan je ook wurgen” of woorden van gelijke strekking. Verdachte werd behoorlijk agressief en [begeleider] zag dat verdachte [slachtoffer] vervolgens vol met zijn hand bij het strottenhoofd greep.
Gelet op de aangehaalde passages uit de aangifte en de verklaringen van verdachte, [slachtoffer] en [begeleider], acht de rechtbank bewezen dat verdachte bedreigende taal heeft geuit in de richting van [slachtoffer] en deze [slachtoffer] vervolgens bij het strottenhoofd heeft gegrepen en met kracht in het strottenhoofd is blijven knijpen.
Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde feit
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte willens en wetens aangever van het leven heeft willen beroven. Ten aanzien van voorwaardelijk opzet geldt dat bewezen moet worden dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [slachtoffer] zou doden door hem op deze wijze bij het strottenhoofd te pakken. Volgens vaste rechtspraak is de beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank overweegt dat het dichtknijpen van de keel dan wel het pakken bij het strottenhoofd op zichzelf dodelijk letsel tot gevolg kan hebben maar dat is niet vanzelfsprekend het geval. In dit geval acht de rechtbank die kans niet aanmerkelijk, omdat verdachte [slachtoffer] met één hand bij zijn strottenhoofd heeft gegrepen. Bovendien is van bewustzijnsverlies onvoldoende gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet komen vast te staan dat er een aanmerkelijke kans heeft bestaan dat slachtoffer zou komen te overlijden. Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank het primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit
De rechtbank overweegt dat het - ook kortstondig - dichtknijpen van de keel van een persoon in zijn algemeenheid een aanmerkelijke kans met zich meebrengt dat ten gevolge daarvan zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht. Op die plaats bevinden zich immers kwetsbare en vitale delen van de hals. Aldus is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. De gedraging van verdachte kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte willens en wetens die aanmerkelijke kans heeft aanvaard. De rechtbank acht het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit
De rechtbank acht, gelet op voormelde verklaringen van[manager], [slachtoffer], [begeleider] en verdachte wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer], door hem de woorden toe te voegen “ik heb moordneigingen. Ik kan jou ook zo vermoorden. Je wilt niet weten hoe agressief ik kan worden en wat voor neigingen ik heb” en “ik kan jouw kop verbouwen en wurgen” en “ik kan je bij de keel pakken en je vermoorden” en “[slachtoffer], kankerlijer, ik zoek je op, wacht maar, ik maak je af”.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1 subsidiair:
hij op 29 november 2013 te Rekken, gemeente Berkelland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten een begeleider/medewerker van de behandelingskliniek [naam kliniek], genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer], uit het niets met kracht bij het strottenhoofd heeft gegrepen en vervolgens met kracht in dat strottenhoofd is blijven knijpen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2:
hij op 29 november 2013 te Rekken, gemeente Berkelland, een begeleider/medewerker van de behandelingskliniek [naam kliniek], genaamd [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik heb moordneigingen. Ik kan jou ook zo vermoorden. Je wilt niet weten hoe agressief ik kan worden en wat voor neigingen ik heb" en "Ik kan jouw kop verbouwen en wurgen" en "Ik kan je bij de keel pakken en je vermoorden" en "[slachtoffer], kankerlijer. Ik zoek je op, wacht maar. Ik maak je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven: