ECLI:NL:RBGEL:2014:2897

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 mei 2014
Publicatiedatum
1 mei 2014
Zaaknummer
06/850511-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Ouweneel
  • Kropman
  • Beljaars
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit in Terborg

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 2 mei 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die bekend heeft een hennepkwekerij te hebben gehad in zijn woning in Terborg en illegaal elektriciteit heeft afgenomen. De verdachte, die op 12 maart 2012 werd aangehouden na een anonieme tip, heeft verklaard dat hij in de periode van 12 augustus 2011 tot en met 12 maart 2012 ongeveer 330 hennepplanten heeft gekweekt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit. De raadsvrouw van de verdachte heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank oordeelde dat de aanhouding van de verdachte rechtmatig was en dat er voldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een werkstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]06/850511-12
Uitspraak d.d.: 2 mei 2014
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboortedatum]
wonende te [adres 1].
Raadsvrouw: mr. J.H. Schaap, advocaat te Arnhem.
Onderzoek van de zaak
Op 15 februari 2014 is de zaak door de politierechter verwezen naar de meervoudige kamer.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
18 april 2014.
De tenlastelegging
Aan verdachte is, na een reeds door de politierechter toegelaten vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 augustus tot en met 12 maart 2012 te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 1]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 330 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 augustus tot en met 12 maart 2012 te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit (102.532 kWh), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever]., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Voorvragen
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting ten aanzien van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde feit − kort gezegd − bepleit, dat verdachte een uitnodiging voor aanhouding en verhoor heeft ontvangen d.d. 26 april 2012, waarin is vermeld dat verdachte zal worden aangehouden en gehoord over de diefstal en het vervaardigen van softdrugs gepleegd vóór 13 maart 2012. Op 28 augustus 2012 is er vervolgens een brief aan verdachte gestuurd waarin is vermeld dat er aangifte is gedaan van het bezit van softdrugs en dat deze zaak is geseponeerd. Naar de mening van de raadsvrouw is het niet uit te leggen aan de verdachte dat het openbaar ministerie nog ontvankelijk is in haar vervolging, gelet op de onduidelijkheid die bij verdachte, die bovendien de Nederlandse taal niet machtig is, is ontstaan met betrekking tot voornoemde brieven. De raadsvrouw heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte.
De rechtbank overweegt het navolgende.
Op 12 maart 2012 is de verdachte in Arnhem in de nabijheid van een tas vol met gedroogde henneptoppen aangetroffen. Desgevraagd heeft hij ook verklaard dat de tas van hem was. Tijdens het verhoor bij de politie in de regio Gelderland Midden heeft hij verklaard dat hij in zijn woning een hennepkwekerij had met 300 planten die hij zojuist geoogst had. Naar aanleiding van deze verklaring heeft de politie in de regio Gelderland Midden contact opgenomen met hun collega’s in van de politie Noord- en Oost Gelderland. Als gevolg van deze melding is op 12 maart 2013 een onderzoek verricht in de omgeving van de woning van verdachte en is op 13 maart 2013 in de woning binnengetreden.
Op 26 april 2012 (kennelijk) is aan de verdachte een brief gestuurd met de mededeling dat hij zich moet melden aan het politiebureau alwaar hij aangehouden en verhoord zal worden over de diefstal van stroom en het vervaardigen van hennep in de periode vóór 13 maart 2013. Enkele maanden later, te weten op 28 augustus 2012, ontvangt verdachte een brief van het openbaar ministerie waarin staat dat de zaak met betrekking tot het bezit van softdrugs op 12 maart 2012, gepleegd aan de [adres 2], zal worden geseponeerd. De rechtbank is van oordeel dat verdachte uit deze brieven redelijkerwijs niet kon en mocht afleiden en er evenmin op mocht en kon vertrouwen dat hij voor het vervaardigen van softdrugs en de diefstal van stroom niet meer zou worden vervolgd. Dat vermag de rechtbank niet in te zien, mede gelet op de gespecificeerde feiten, data en pleegplaatsen in de brieven aan de verdachte. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw en verklaart het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding van het onderzoek
Op 12 maart 2012 omstreeks 14.20 uur kreeg verbalisant [verbalisant 1] een anonieme tip dat er mogelijk drugs werd gebracht op de [adres 2]. Het zou een bekend adres zijn met betrekking tot het overtreden van de Opiumwet. De melder had het erover dat een man van Aziatische afkomst met een grote tas richting de [adres 2] was gelopen. [verbalisant 1] besloot zicht te houden op de achterzijde van de woning. [verbalisant 1] zag een manspersoon van Aziatische afkomst uit de poort van de achtertuin van het pand aan de [adres 2] komen. [verbalisant 1] sprak de man aan en vroeg of hij uit de buurt kwam, waarop de man “nee” antwoordde. Een vrouw deed de achterpoort naar de tuin open en [verbalisant 1] werd met haar toestemming in de tuin gelaten. [verbalisant 1] zag in de tuin een grote bigshopper staan waarvan het hem ambtshalve bekend was dat hierin softdrugs werd vervoerd. Op de vraag aan de bewoonster of de tas van haar was, antwoordde de bewoonster ontkennend. [verbalisant 1] hoorde de manspersoon zeggen dat de tas van hem was. Op de vraag aan de manspersoon wat er in de tas zat, maakte de manspersoon een beweging alsof hij een sigaret rookte. Op de vraag aan de manspersoon of er hennep in de tas zat, antwoordde de manspersoon bevestigend. De manspersoon opende de tas op verzoek van [verbalisant 1] en [verbalisant 1] zag dat de tas was gevuld met twee zilveren seal bags en een zwarte seal bag. [verbalisant 1] maakte vervolgens een gat in de zwarte seal bag en zag dat er gedroogde hennep in zat. De manspersoon, te weten [verdachte], werd vervolgens als verdachte op verdenking van het aanwezig hebben van softdrugs aangehouden.
Op 12 maart 2012 omstreeks 20:45 uur verklaarde verdachte tijdens het verhoor dat hij in zijn woning aan de [adres 1] een hennepkwekerij had met 300 planten die hij zojuist had geoogst.
Op 13 maart 2012 omstreeks 14:20 uur werd door verbalisant [verbalisant 2] binnengetreden in voornoemd pand. In de woning werd een geoogste hennepkwekerij aangetroffen.
Op 4 mei 2012 werd verdachte als eigenaar van de woning aan de [adres 1] buiten heterdaad als verdachte op verdenking van het aanwezig hebben van een hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit aangehouden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig is geweest. Er is een anonieme tip bij de politie binnengekomen, maar een aanhouding op basis van deze tip is onvoldoende. Er is weliswaar op 12 maart 2012 een warmtemeting gedaan, maar het is onmogelijk dat deze positief is geweest, gelet op pagina 20 van het dossier waarin staat vermeld dat op 13 maart 2012 buurtonderzoek is gedaan naar aanleiding van het aantreffen van een niet in werking zijnde hennepkwekerij. Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte alleen Vietnamees spreekt. Bij zijn aanhouding had verdachte geen spullen, en dus ook geen tas met de oogst, bij zich. De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte, gelet op de onrechtmatige aanhouding, van beide feiten dient te worden vrijgesproken, nu deze feiten nauw aan elkaar verbonden zijn.
Beoordeling door de rechtbank
De raadsvrouw heeft – kort gezegd – bepleit dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig is geweest. De raadsvrouw heeft zich dienaangaande beroepen op een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, waardoor de verdachte wegens uitsluiting van het bewijs dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Verbalisanten kregen een tip dat mogelijk drugs zou worden afgeleverd op het adres [adres 2]. De melder vertelde dat een Aziatische man met een bigshopper in de richting van voornoemd adres liep. De verbalisanten gingen ter plaatse. Verdachte – een Aziatische man – kwam uit de achtertuin van de woning aan de [adres 2] gelopen. Uit dezelfde achtertuin kwam een vrouw gelopen en zij gaf de verbalisant toestemming om in haar achtertuin te kijken. De verbalisant zag in de tuin een bigshopper staan. De vrouw verklaarde desgevraagd dat deze bigshopper niet van haar was. Op de vraag van de verbalisant of de bigshopper van verdachte was, antwoordde verdachte bevestigend. De rechtbank ziet in dit optreden van de politie geen onregelmatigheden.
Gelet op de verdenking voortvloeiend uit de hiervoor weergegeven omstandigheden heeft de aanhouding op rechtmatige grondslag plaatsgevonden. Het verweer van raadsvrouw wordt dus verworpen. In de omstandigheid dat verdachte vervolgens nadien wéér is aangehouden, na ontmanteling van de hennepkwekerij alwaar hij zelf over had verklaard op de avond na de eerste aanhouding, is ook geen onregelmatigheid waar te nemen. Dat vloeide immers voort uit zijn eerste eigen verklaring.
De verdachte heeft ter terechtzitting van 18 april 2014 verklaard dat hij in de periode van 12 augustus 2011 tot en met 12 maart 2012 in zijn woning aan de [adres 1] een hennepkwekerij ter grootte van 330 planten heeft gehad. Hij heeft de elektriciteit in die periode buiten de meter om afgenomen om de hennepkwekerij van elektriciteit te kunnen voorzien.
Voorts is de bewezenverklaring gebaseerd op de aangifte [2] van [aangever] en het proces-verbaal [3] van binnentreden in de woning.
De rechtbank gaat er hierbij van uit dat verdachte twee keer heeft geoogst en dat de laatste oogst door de politie in beslag is genomen. Dat de eerste oogst is mislukt, acht de rechtbank geenszins aannemelijk geworden.
Aangezien verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, is volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 12 augustus (
2011)tot en met 12 maart 2012 te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek, opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 1]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 330 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 augustus
(2011)tot en met 12 maart 2012 te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit (102.532 kWh), toebehorende aan [aangever]., waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1: Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2: Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden en een proeftijd van drie jaren en een werkstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis.
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft in een pand in Terborg een grote hennepkwekerij in werking gehad. Bovendien is illegaal stroom afgetapt van het elektriciteitsnet, hetgeen een levensgevaarlijke situatie heeft opgeleverd. Door zijn handelen heeft de verdachte doelbewust op wederrechtelijke wijze financieel voordeel nagestreefd. Hij heeft daarmee ook bijgedragen aan de instandhouding van het illegale (soft)drugscircuit. Algemeen bekend is dat dat dergelijke activiteiten plegen te leiden tot nadelige maatschappelijke gevolgen en sociale overlast.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie is de verdachte niet eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Uitgangspunt voor strafoplegging vormen de door het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (hierna: LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten voor straftoemeting. Voor het telen van 100 – 500 hennepplanten wordt als strafmaat vermeld een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand en een werkstraf voor de duur van 120 uren. Verdachte heeft verklaard dat hij twee keer heeft geoogst. De rechtbank gaat er van uit dat het beide keren om en nabij de 300 planten zijn geweest. In beginsel zou – in aanmerking nemend het oriëntatiepunt – een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden en een werkstraf voor de duur van 240 uren passend zijn.
De rechtbank is, alles overwegende, van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf een passende en geboden reactie vormt. De straf als door de officier van justitie geëist komt de rechtbank dan ook niet bovenmatig voor.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 91, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 10 van de Opiumwet.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:

Feit 1:

Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;

Feit 2:

Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
 bepaalt, dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 3 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
 veroordeelt de verdachte tot de navolgende
taakstraf, te weten:
een
werkstrafgedurende
150 (honderdvijftig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
75 (vijfenzeventig) dagen.
Aldus gewezen door mrs. Ouweneel, voorzitter, Kropman en Beljaars, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Hoesstee, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 mei 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0642 2012034412-7, Regio Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, team Oude IJsselstreek, gesloten en ondertekend door [verbalisant 3], hoofdagent, op 6 mei 2012.
2.Proces-verbaal van aangifte van [aangever], p. 26 tot en met 62.
3.Proces-verbaal van binnentreden woning, p. 18.