ECLI:NL:RBGEL:2014:3040

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 mei 2014
Publicatiedatum
9 mei 2014
Zaaknummer
05/780049-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Gilhuis
  • mr. Kropman
  • mr. Van Valderen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van aanranding van een 75-jarige vrouw

Op 9 mei 2014 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, een 77-jarige man vrijgesproken van de aanranding van een 75-jarige vrouw. De verdachte had toegegeven dat hij de aangeefster op haar verzoek had geknuffeld en daarbij haar borsten had gekust, maar stelde dat dit met haar instemming was gebeurd. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. De aangeefster, die door lichamelijke onmacht in een rolstoel zit, had verklaard dat de verdachte haar had betast en gekust, maar de rechtbank vond dat er geen ander steunbewijs in het dossier aanwezig was om de aanranding te bewijzen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij het hem tenlastegelegde had begaan, en sprak hem daarom vrij.

De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, maar de rechtbank wees deze vordering af. De benadeelde partij, de 75-jarige vrouw, had een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar omdat de verdachte werd vrijgesproken, verklaarde de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering. De rechtbank benadrukte dat de lichamelijke onmacht van de aangeefster niet zodanig was dat zij haar afweer niet kenbaar kon maken, wat bijdroeg aan de beslissing om de verdachte vrij te spreken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]05/780049-13
Uitspraak d.d.: 9 mei 2013
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte]

geboren op [geboortedatum 1]
wonende te [adres]
Raadsman mr. Grootjans, advocaat te Doetinchem
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
25 april 2014.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 december 2012
tot en met 3 mei 2013 te Dinxperlo, gemeente Aalten,
door één of meer feitelijkheden,
[slachtoffer] (geboortedatum [geboortedatum 2]),
heeft gedwongen tot het dulden van één of meer ontuchtige handelingen, te
weten het betasten en zoenen van de borsten van die [slachtoffer],
en die feitelijkheden er in bestaande dat verdachte onverhoeds en/of
onaangekondigd en/of ongevraagd de borsten van die [slachtoffer]
heeft ontbloot terwijl verdachte wist dat die [slachtoffer] tengevolge van
lichamelijke onmacht (zij kon enkel haar armen bewegen) niet, althans
verminderd in staat was om weerstand aan verdachte te bieden en/of terwijl
verdachte voorbij is gegaan aan de verbale protesten van die [slachtoffer];
art 246 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 december 2012
tot en met 3 mei 2013 te Dinxperlo, gemeente Aalten,
met [slachtoffer] (geboortedatum [geboortedatum 2]), van wie hij, verdachte, wist
dat zij in een staat van lichamelijke onmacht verkeerde ([slachtoffer] zit in een
rolstoel en kan tengevolge van een hersenbloeding slechts haar armen bewegen),
één of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het betasten
en/of zoenen van haar borsten;
art 247 Wetboek van Strafrecht
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen toegelicht en opgesomd.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het bewezenverklaarde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van voorarrest, te weten een gevangenisstraf voor de duur van twee dagen, met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Door de raadsman is vrijspraak bepleit van zowel het primair als subsidiair tenlastegelegde. Door de raadsman is met name aangevoerd dat het proces-verbaal eenzijdig is opgemaakt en dat er naast de aangifte onvoldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is.
Beoordeling door de rechtbank
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
In dit verband wordt het volgende overwogen.
In het dossier bevindt zich een aangifte van de 75-jarige mevrouw [slachtoffer], die ten gevolge van een knie- en heupoperatie in een rolstoel zit. Als gevolg van een hersenbloeding in 2003 kan zij haar handen en armen niet meer volledig gebruiken.
Volgens de consistente verklaringen van verdachte heeft hij aangeefster eenmaal op haar verzoek geknuffeld, waarbij hij haar borsten gekust heeft. Volgens verdachte was dit met instemming van aangeefster. Nu buiten de aangifte geen ander steunbewijs in het dossier aanwezig is voor de primair tenlastegelegde aanranding, is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en zal de rechtbank verdachte daarvan vrijspreken.
De rechtbank heeft uit het dossier niet kunnen afleiden dat de lichamelijke onmacht van aangeefster zodanig is, dat zij haar afweer ten opzichte van de aanrakingen van verdachte niet kenbaar heeft kunnen maken. Om die reden komt de rechtbank eveneens tot vrijspraak van het subsidiair tenlastegelegde feit.
Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer], heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot immateriële schadevergoeding voor het bedrag van € 850,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toekenning van de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toekenning van de wettelijke rente.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering, gelet op de door hem bepleite vrijspraak, dient te worden afgewezen.
Nu verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde zal worden vrijgesproken, zodat voor dit feit geen straf of maatregel wordt opgelegd, dient de benadeelde partij, gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, in die vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering;
Aldus gewezen door:
mr. Gilhuis, voorzitter,
mr. Kropman en mr. Van Valderen, rechters,
in tegenwoordigheid van De Badts, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 mei 2014.
Mr. Van Valderen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.