Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 13 mei 2014
[X], eiser,
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Utrecht, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Overwegingen
- Is [Y] beroepsgerechtigde in de zin van artikel 26a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR)?
- Is de uitspraak op bezwaar over het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 door de bevoegde inspecteur gedaan en zijn de naheffingsaanslagen over de tijdvakken 1 januari 2008 tot en met 31 december 2011 en 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 door de bevoegde inspecteur opgelegd?
- Is sprake van schending van het bepaalde in artikel 6:14 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)?
- Is sprake van schending van de hoorplicht?
- Dient de bewijslast te worden omgekeerd?
- Zijn de naheffingsaanslagen terecht opgelegd?
- Heeft verweerder de algemene beginselen van behoorlijk bestuur geschonden, in het bijzonder het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel?
- Zijn de boetes terecht opgelegd?
- Is terecht heffings- en belastingrente in rekening gebracht?
een en ander voor zover de goederen en de diensten door de ondernemer worden gebruikt voor belaste handelingen.”
Proceskostenveroordeling
Beslissing
- verklaart het beroep inzake de naheffingsaanslag omzetbelasting over het jaar 2007 ongegrond;
- verklaart de beroepen inzake de naheffingsaanslagen omzetbelasting over de jaren 2008 tot en met 2011 en over het jaar 2012 gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar inzake de naheffingsaanslagen omzetbelasting over de jaren 2008 tot en met 2011 en over het jaar 2012;
- vermindert de naheffingsaanslag omzetbelasting over de jaren 2008 tot en met 2011 tot € 20.052:
- vermindert de naheffingsaanslag omzetbelasting over het jaar 2012 tot € 4.671;
- vermindert de boetebeschikkingen overeenkomstig;
- vermindert de beschikkingen heffingsrente/belastingrente overeenkomstig;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 320 vergoedt.