ECLI:NL:RBGEL:2014:3381

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 mei 2014
Publicatiedatum
23 mei 2014
Zaaknummer
05/821691-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 19-jarige automobilist wegens schuld aan een aanrijding met een bromfietser

Op 23 mei 2014 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 19-jarige automobilist uit Nijmegen, die op 5 september 2013 betrokken was bij een aanrijding met een bromfietser. De automobilist, die als beginnend bestuurder weinig ervaring had, reed met zijn Renault Megane over de Van Boetbergweg en sloeg rechtsaf bij de kruising met de Malvert 14e straat. Ondanks dat hij goed zicht had op het kruisingsvlak en het fietspad, verleende hij geen voorrang aan de bromfietser, die vervolgens tegen zijn auto botste. De bromfietsbestuurder liep hierbij zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een gebroken scheenbeen en knieschijf, en moest worden geopereerd.

De rechtbank oordeelde dat de automobilist zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gedragen. Hij had eerder een groep fietsers op het fietspad gezien en had moeten stoppen om te kijken naar naderend verkeer voordat hij afsloeg. De rechtbank concludeerde dat de automobilist een verwijtbare mate van onvoorzichtigheid had betracht, wat leidde tot de aanrijding en het letsel van de bromfietser. De officier van justitie had een werkstraf van 50 uur en een rijontzegging van 6 maanden geëist, maar de rechtbank legde een zwaardere straf op: 80 uur werkstraf en een rijontzegging van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk.

De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bestuurders om extra voorzichtig te zijn, vooral in situaties waar zij bekend zijn met de verkeerssituatie.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/821691-13
Datum zitting : 09 mei 2014
Datum uitspraak : 23 mei 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 05 september 2013 te Nijmegen,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto, Renault Megane, kenteken [kenteken]), daarmede rijdende over de
weg, de Van Boetbergweg, ter hoogte van de T-kruising van die weg met de
Malvert 14e straat, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden,
hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het zicht ter plaatse en/of het uitzicht van verdachte niet werd
belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd,
en/of
terwijl kort voor het kruisingsvlak van die T-kruising en het vrij liggende
fiets/bromfietspad van die Van Boetbergweg een bord model B06 van bijlage 1
van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst en
aldaar op het wegdek haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van genoemd
reglement, waren aangebracht,
en/of
(daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het naast en/of achter hem
rechtsgelegen vrij liggende fiets/bromfietspad van die weg en/of het overige
verkeer heeft gelet en/of is blijven letten,
en/of
(vervolgens) een aldaar op het rechtsgelegen vrij liggende fiets/bromfietspad
van die weg, in dezelfde rijrichting als verdachte, rijdende bromfietser niet
(tijdig) heeft waargenomen,
en/of
(vervolgens) zonder te stoppen vanaf de Van Boetbergweg rechtsaf het
kruisingsvlak van die T-kruising is opgereden zonder daarbij voorrang te
verlenen aan die bromfietser,
en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die
bromfietser,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) zwaar
lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke
ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is
ontstaan, werd toegebracht,
terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte, geen voorrang heeft verleend aan die bromfietser;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 05 september 2013 te Nijmegen,
als bestuurder van een voertuig (personenauto, Renault Megane, kenteken
([kenteken]), daarmede rijdende over de weg, de Van Boetbergweg, ter hoogte van
de T-kruising van die weg met de Malvert 14e straat, terwijl het zicht ter plaatse en/of het uitzicht van verdachte niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd,
en/of
terwijl kort voor het kruisingsvlak van die T-kruising en het vrij liggende
fiets/bromfietspad van die Van Boetbergweg een bord model B06 van bijlage 1
van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst en
aldaar op het wegdek haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van genoemd
reglement, waren aangebracht,
en/of
(daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het naast en/of achter hem
rechtsgelegen vrij liggende fiets/bromfietspad van die weg en/of het overige
verkeer heeft gelet en/of is blijven letten,
en/of
(vervolgens) een aldaar op het rechtsgelegen vrij liggende fiets/bromfietspad
van die weg, in dezelfde rijrichting als verdachte, rijdende bromfietser niet
(tijdig) heeft waargenomen,
en/of
(vervolgens) zonder te stoppen vanaf de Van Boetbergweg rechtsaf het
kruisingsvlak van die T-kruising is opgereden zonder daarbij voorrang te
verlenen aan die bromfietser,
en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die
bromfietser,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 09 mei 2014 ter openbare terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. De officier van justitie, mr. H.G. Kuipers, heeft gerekwireerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 5 september 2013 heeft verdachte als bestuurder van een personenauto, Renault Megane met kenteken [kenteken], gereden over de Van Boetbergweg in Nijmegen en is hij ter hoogte van de kruising met de Malvert 14e straat, rechtsaf geslagen. [2] Kort voor het kruisingsvlak van de Malvert 14e straat en het fietspad zijn haaientanden op het wegdek aangebracht alsmede het bord B06. [3] Verdachte had goed zicht op het kruisingsvlak en het (brom)fietspad. [4] Op het moment dat verdachte rechtsaf sloeg en hij het (brom)fietspad kruiste, heeft hij geen voorrang verleend aan een bromfietser, die vervolgens tegen de auto is gebotst. [5]
De bromfietsbestuurder heeft ten gevolge van de aanrijding zijn linker scheenbeen en rechter knieschijf gebroken. Hij is in het ziekenhuis geopereerd, waarna hij zijn knie zes weken niet heeft mogen belasten. [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde en heeft de mate van schuld aangemerkt als aanmerkelijke schuld.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt het volgende voorop. Om tot een veroordeling op grond van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 te komen, is vereist dat de verdachte zich zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam heeft gedragen. Hiervoor geldt dat in ieder geval sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van (verwijtbare) onvoorzichtigheid.
Bij de beoordeling hiervan komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij wordt opgemerkt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.
Verdachte, die bekend was met de situatie ter plaatse, heeft voordat hij de uitvoegstrook op reed een groepje fietsers zien rijden op het (brom)fietspad. Vlak voor het afslaan heeft hij nogmaals gekeken, het groepje fietsers weer zien rijden en geconcludeerd dat hij in staat zou zijn om voor hen af te kunnen slaan zonder dat zij hiervan hinder zouden ondervinden. Verdachte is bekend met de verkeerssituatie ter plaatse, had geen haast en was niet vermoeid of afgeleid. [7] Tussen de uitvoegstrook en het (brom)fietspad is een groenstrook van ongeveer 6,4 meter aangelegd. [8] Verdachte is, ondanks dat er voldoende ruimte was, niet bij deze groenstrook gestopt om (nogmaals) te kijken naar naderend verkeer. [9] Hij is daarentegen zonder te kijken, zonder te stoppen en in één beweging rechtsaf geslagen en is het kruisende (brom)fietspad overgestoken. [10]
De rechtbank beziet voormelde omstandigheden en gedragingen van verdachte in onderlinge samenhang met het feit dat verdachte in een cabriolet reed waardoor zijn zicht niet werd gehinderd alsmede het feit dat hij hierdoor het overige verkeer, waaronder een brommer, had kunnen zien en horen aankomen. Aldus komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte een verwijtbare mate van onvoorzichtigheid heeft betracht en dat de gedragingen van verdachte aan te merken zijn als aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam.
Tot slot kwalificeert de rechtbank het door [slachtoffer] als gevolg van het ongeval opgelopen letsel als zwaar letsel. Immers, hij heeft zijn linker scheenbeen en rechterknie gebroken en is in het ziekenhuis geopereerd, waarna hij zijn knie zes weken niet heeft mogen belasten. Het herstel is door de arts ingeschat op drie tot zes maanden. [11]
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het
primairten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 05 september 2013 te Nijmegen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Renault Megane, kenteken [kenteken]), daarmede rijdende over de
weg, de Van Boetbergweg, ter hoogte van de T-kruising van die weg met de
Malvert 14e straat, aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden,
hierin bestaande dat verdachte, terwijl het zicht ter plaatse en het uitzicht van verdachte niet werden belemmerd, beperkt en gehinderd,
en
terwijl kort voor het kruisingsvlak van die T-kruising en het vrij liggende
fiets/bromfietspad van die Van Boetbergweg een bord model B06 van bijlage 1
van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst en
aldaar op het wegdek haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van genoemd
reglement, waren aangebracht,
en
(daarbij) in onvoldoende mate op het naast en achter hem
rechtsgelegen vrij liggende fiets/bromfietspad van die weg en het overige
verkeer is blijven letten,
en
(vervolgens) een aldaar op het rechtsgelegen vrij liggende fiets/bromfietspad
van die weg, in dezelfde rijrichting als verdachte, rijdende bromfietser niet
heeft waargenomen,
en
(vervolgens) zonder te stoppen vanaf de Van Boetbergweg rechtsaf het
kruisingsvlak van die T-kruising is opgereden zonder daarbij voorrang te
verlenen aan die bromfietser,
en
(vervolgens) in aanrijding is gekomen met die
bromfietser,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) zwaar
lichamelijk letsel, werd toegebracht,
terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte, geen voorrang heeft verleend aan die bromfietser.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl het feit is veroorzaakt doordat de schuldige geen voorrang heeft verleend.
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 50 uren werkstraf, subsidiair 25 dagen hechtenis, endat een ontzegging van de rijbevoegdheid zal worden opgelegd voor de duur van 6 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het blanco uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 7 april 2014.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte is een beginnend bestuurder en heeft daardoor weinig ervaring als chauffeur in het verkeer. Hij was bekend met de situatie ter plaatse, zowel in de hoedanigheid van bestuurder van een auto als in de hoedanigheid van gebruiker van het (brom)fietspad. Doordat hij eerder een groep fietsers op het (brom)fietspad had zien rijden, en hij dus wist dat hem verkeer naderde, mocht van hem extra zorgvuldigheid worden verwacht op het moment dat hij hun weg zou kruisen. Verdachte heeft echter niet gekeken en is niet gestopt, maar is, zoals een getuige heeft verklaard, de bocht om ‘gehoekt’. Ter terechtzitting heeft verdachte weinig schuldbesef getoond en zowel het feit als de gevolgen voor het slachtoffer, gebagatelliseerd. Het gebrek aan ervaring en schuldbesef, maakt dat de rechtbank het noodzakelijk acht aan verdachte een deels voorwaardelijke rijontzegging op te leggen met een proeftijd van twee jaren. Voorts acht de rechtbank het opleggen van een werkstraf passend. De rechtbank zal echter meer uren opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, gelet op de proceshouding van verdachte alsmede gebruikelijke sancties voor vergelijkbare gedragingen. .

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 91 van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
 het verrichten van een werkstraf gedurende 80 (tachtig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 40 (veertig) dagen.
Veroordeelt verdachte voorts tot:
 ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat van deze ontzegging
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Aldus gewezen door:
mr. P.C. Quak (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en mr. H.G. Eskes, rechters,
in tegenwoordigheid van E. Terlouw-Boeijink, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 mei 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] verbalisant van de regiopolitie Gelderland-Zuid, district Tweestromenland, opgemaakte proces-verbaal met registratienummer PL082H/2013089429, gesloten op 29 oktober 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 9.
3.Proces-verbaal VOA, pag. 7.
4.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 9 onderaan en pag. 10 bovenaan.
6.Proces-verbaal verhoor benadeelde, pag. 17 en het schriftelijke bescheid zijnde de geneeskundige verklaring, pag. 20.
7.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
8.Proces-verbaal VOA, pag. 6.
9.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
10.Proces-verbaal verhoor getuige Unlandt, pag. 21, 3e alinea, en het schriftelijk bescheid zijnde foto
11.Proces-verbaal verhoor benadeelde, pag. 17 en het schriftelijke bescheid zijnde de geneeskundige verklaring, pag. 20.