Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
[derde-partij], te [woonplaats] ,
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 mei 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Mulder, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bronckhorst, vertegenwoordigd door A.J. IJsseldijk. Eiser heeft beroep ingesteld tegen een besluit van 14 november 2013, waarin zijn bezwaar tegen een eerder besluit van 20 juni 2013 ongegrond werd verklaard. Dit eerdere besluit hield in dat eiser een last onder dwangsom opgelegd kreeg om bepaalde schuren en opslag van materialen op zijn perceel in [woonplaats] te verwijderen. De dwangsommen waren vastgesteld op € 10.000 per maand voor de eerste overtreding en € 5.000 per maand voor de tweede, met een maximum van respectievelijk € 30.000 en € 10.000.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep zich beperkt tot de last onder dwangsom met betrekking tot schuur C, die zich bevindt op gronden met de bestemming 'agrarisch gebied van cultuurhistorische waarde'. Eiser betoogde dat handhavend optreden moest worden afgezien omdat schuur C beschermd zou zijn door het overgangsrecht in het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelde echter dat, zelfs als het overgangsrecht van toepassing zou zijn, dit niet zou leiden tot legalisatie van de schuur. De rechtbank benadrukte dat handhaving in het algemeen belang is en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het bestuursorgaan zouden verplichten om van handhaving af te zien.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.