In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 juni 2014 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een veelpleger, die op 15 februari 2014 in Arnhem shampoo's en cosmetica ter waarde van €144,91 had gestolen. De verdachte, die reeds meerdere keren onherroepelijk was veroordeeld voor vergelijkbare delicten, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.G.C. Bocxe. De officier van justitie, mr. T. Feuth, eiste een maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de duur van twee jaren. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal en oordeelde dat de verdachte strafbaar was, ondanks zijn problematiek en eerdere behandelingen die niet tot recidivevermindering hadden geleid.
De rechtbank overwoog dat de verdachte, gezien zijn verslavingsproblematiek en eerdere veroordelingen, een groot recidivegevaar vormde. De psycholoog die de verdachte had onderzocht, concludeerde dat hij onder andere lijdt aan persoonlijkheidsproblematiek en dat eerdere ambulante behandelingen niet effectief waren geweest. De rechtbank achtte het noodzakelijk om de verdachte te plaatsen in een ISD, niet alleen ter bescherming van de maatschappij, maar ook om de verdachte de kans te geven om zijn problematiek aan te pakken in een gedwongen kader.
De rechtbank legde de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders op voor de maximale duur van twee jaren en verlengde de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf met één jaar. De vordering na voorwaardelijke veroordeling werd afgewezen, omdat deze de op te leggen ISD-maatregel zou doorkruisen. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14f, 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.