Op 17 juni 2014 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het in vereniging telen van hennep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tussen 1 november 2011 en 22 juni 2012 in Groenlo, samen met anderen, opzettelijk hennep heeft geteeld. Tijdens een politieonderzoek op 22 juni 2012 werd een hennepkwekerij aangetroffen in een pand aan [adres 2], waar in totaal 1008 hennepplanten en 1,3 kg henneptoppen werden gevonden. De verdachte heeft verklaard dat hij in oktober of november 2011 is benaderd om te helpen met het knippen van henneptoppen en dat hij gedurende een half jaar betrokken is geweest bij de kwekerij. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij en dat hij samen met anderen handelde.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank hield rekening met de straffen die aan de medeverdachten waren opgelegd en concludeerde dat de verdachte een kleinere rol had gespeeld in de kwekerij dan de broers [medeverdachte 2 en 3]. De rechtbank benadrukte dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het telen van hennep, wat bijdroeg aan het in stand houden van het softdrugscircuit, en dat dergelijke activiteiten nadelige maatschappelijke gevolgen kunnen hebben. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.