ECLI:NL:RBGEL:2014:3698

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 juni 2014
Publicatiedatum
17 juni 2014
Zaaknummer
06/850891-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. van Apeldoorn
  • J. Gerbranda
  • M. Ouweneel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het in vereniging telen van hennep met bijbehorende straffen en ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 17 juni 2014 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het in vereniging telen van hennep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tussen 1 november 2011 en 22 juni 2012 in Groenlo, samen met anderen, opzettelijk hennep heeft geteeld. Tijdens een politieonderzoek op 22 juni 2012 werd een hennepkwekerij aangetroffen in een pand aan [adres 2], waar in totaal 1008 hennepplanten en 1,3 kg henneptoppen werden gevonden. De verdachte heeft verklaard dat hij in oktober of november 2011 is benaderd om te helpen met het knippen van henneptoppen en dat hij gedurende een half jaar betrokken is geweest bij de kwekerij. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij en dat hij samen met anderen handelde.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank hield rekening met de straffen die aan de medeverdachten waren opgelegd en concludeerde dat de verdachte een kleinere rol had gespeeld in de kwekerij dan de broers [medeverdachte 2 en 3]. De rechtbank benadrukte dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het telen van hennep, wat bijdroeg aan het in stand houden van het softdrugscircuit, en dat dergelijke activiteiten nadelige maatschappelijke gevolgen kunnen hebben. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/850891-12
Uitspraak d.d.: 17 juni 2014
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres 1].
Raadsman: mr. L.J. Speijdel, advocaat te Enschede.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
3 juni 2014.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 november2011 tot en met 22 juni 2012 te Groenlo, gemeente Oost Gelre, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2]) een
hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1008 hennepplanten en/of 1,3 kg henneptoppen, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 1008 hennepplanten en/of 1,3 kg henneptoppen), althans meer dan 200 hennepplanten);
art 11 lid 3 en lid 5 Opiumwet
art 3 ahf/ond D Opiumwet
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Naar aanleiding van een melding over de mogelijke aanwezigheid van een hennepkwekerij is op 22 juni 2012 onderzoek gedaan op het perceel [adres 2] in Groenlo, waarbij een hennepkwekerij is aangetroffen.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Op 22 juni 2012 is onderzoek verricht in het bedrijfspand aan het [adres 2] in Groenlo [2] . In het pand was een scheidingswand aanwezig en de kwekerij bevond zich in het achterste gedeelte. De kwekerij bestond uit een drietal ruimtes, nader aangeduid als A, B en C. In ruimte A, 4,5 meter bij 9 meter groot, bevonden zich 233 hennepplanten met een hoogte van ongeveer veertig tot vijftig centimeter. In ruimte B, 8 meter bij 5 meter groot, bevonden zich 310 hennepplanten, met een hoogte van ongeveer zeventig tot tachtig centimeter. In ruimte C, 9 meter bij 6 meter, bevonden zich 465 hennepplanten, van ongeveer honderd tot honderdtwintig centimeter hoog. Van één van de twee kweekbakken in deze ruimte was een gedeelte, ongeveer 200 planten, reeds geoogst. De henneptoppen lagen te drogen op een drietal droogrekken en het totaal gewicht van de aangetroffen henneptoppen bleek 1,3 kilogram te zijn.
Er zijn aanwijzingen gevonden voor eerdere oogsten [3] . Dit bleek onder meer uit houten planken waarmee de kweekbakken waren afgetimmerd, de zwarte koolstoffilters en het stof op de armaturen. Daarnaast werden in een kamer direct naast de kwekerij acht ‘groene afvalcontainers’ aangetroffen, die allemaal gevuld waren met hennepresten.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben de inhoud van enkele sealbags onderzocht [4] . De inhoud is getest met de cannabistest op de aanwezigheden van thc en verbalisanten zagen een positief testresultaat.
Verdachte is op 22 juni 2012 in de kwekerij aangetroffen. Hij heeft bij de politie verklaard [5] dat hij in oktober of november 2011 is benaderd met de vraag of hij henneptoppen wilde knippen. Medio november 2011 is hij daadwerkelijk gaan knippen, samen met [medeverdachte 1]. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] waren verantwoordelijk voor de kwekerij. [medeverdachte 3] hield de kwekerij bij en regelde alles, [medeverdachte 2] had ongeveer dezelfde rol als [medeverdachte 3]. Verdachte heeft zelf een aantal keer de planten verzorgd en water gegeven. Hij deed dit in opdracht van [medeverdachte 3]. Ook het opnieuw inplanten deed hij, samen met [medeverdachte 1], in opdracht van [medeverdachte 3]. Verder heeft verdachte verklaard [6] gedurende een half jaar iets van vijf oogsten te hebben meegemaakt.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het aantal hennepplanten dat in de tenlastelegging staat omschreven te hoog is.
De rechtbank overweegt het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend worden bewezen dat in de periode van 1 november 2011 tot en met 22 juni 2012 een hennepkwekerij gevestigd was in het pand aan het [adres 2] in Groenlo. Volgens het proces-verbaal van bevindingen, zoals dat hierboven is aangehaald, zijn op 22 juni 2012 in totaal 1008 (233 + 310 + 465) planten aangetroffen. De rechtbank verwijst hierbij ook naar de Ruimlijst hennep waarop is aangegeven dat 233 + 310 + 465 planten zijn geruimd [7] . De niet nader toegelichte opmerking van de verdachte dat het aantal in de tenlastelegging genoemde planten te hoog is, wordt gepasseerd. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de bevindingen van de politie op dit punt. Naast het vermelde aantal planten is (ongeveer) 1,3 kilo henneptoppen aangetroffen, zoals vermeld in eerdervermeld proces-verbaal Opiumwet.
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte heeft bekend betrokken te zijn geweest bij de hennepkwekerij. Uit zijn verklaring komt naar het oordeel van de rechtbank het beeld naar voren van een goed functionerende organisatie en een professioneel ingerichte kwekerij. [medeverdachte 1] en verdachte waren verantwoordelijk voor het knippen van de planten en het opnieuw plaatsen van stekjes. Verdachte zorgde daarnaast ook wel eens voor de planten. Over [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] heeft verdachte verklaard dat zij de eigenaren van de kwekerij waren. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte 1] en de broers [medeverdachte 2 en 3] dat van medeplegen door verdachte kan worden gesproken.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 november 2011 tot en met 22 juni 2012 te Groenlo, gemeente Oost Gelre, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt in een pand aan de [adres 2], een hoeveelheid van in totaal 1008 hennepplanten en ongeveer 1,3 kg henneptoppen, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 1008 hennepplanten en ongeveer 1,3 kg henneptoppen).
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden en een proeftijd van twee jaren en daarnaast tot een werkstraf voor de duur van 160 uren subsidiair 80 dagen vervangende hechtenis.
De raadsman heeft aangevoerd dat aan verdachte een voorwaardelijke werkstraf zou moeten worden opgelegd en dat het door de officier van justitie geëiste aantal uren dient te worden gematigd. Voorts is de raadsman van mening dat aan verdachte geen voorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd gelet op zijn persoonlijke omstandigheden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan – kort gezegd – het telen van hennep, waarmee hij financieel voordeel heeft nagestreefd en behaald. Hiermee heeft hij bijgedragen aan het in stand houden van het (soft)drugscircuit. Algemeen is bekend dat dergelijke activiteiten kunnen leiden tot nadelige maatschappelijke gevolgen en overlast.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting.
Alles overwegende zal de rechtbank een werkstraf van 120 uren opleggen met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaar. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte een kleinere rol in het geheel gehad dan de broers [medeverdachte 2 en 3]. Gelet op de afdoening in de zaken van medeverdachten [medeverdachte 2 en 3] en [medeverdachte 1], heeft de rechtbank voor wat de strafmaat betreft aansluiting gezocht bij de aan medeverdachte [medeverdachte 1] opgelegde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de rol van verdachte nagenoeg gelijk is geweest aan de rol van deze [medeverdachte 1]. De rechtbank beoogt met een voorwaardelijke straf verdachte ervan te weerhouden opnieuw een (dergelijk) strafbaar feit te plegen. Het feit dat verdachte het kennelijk financieel niet gemakkelijk heeft en in het verleden snel veel geld heeft verdiend met het knippen van hennep rechtvaardigt een stok achter de deur voor eventuele situaties waarin verdachte weer in de verleiding komt om op illegale wijze inkomsten te genereren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Beslissing
De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
 bepaalt, dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
 veroordeelt verdachte tot een
werkstrafgedurende
120 (honderdtwintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Van Apeldoorn, voorzitter, Gerbranda en Ouweneel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Koster, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 juni 2014.
Mr. Gerbranda is buiten staat om te tekenen

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0646, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, team Winterswijk, afdeling recherche, gesloten en ondertekend op 19 juli 2012.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 82.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 83.
4.Proces-verbaal Opiumwet, p. 90a.
5.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 43.
6.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 45.
7.Ruimlijst hennep, p. 91.