Uitspraak
vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/260733 / KG ZA 14-128
Vonnis in kort geding van 24 april 2014
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
advocaat mr. dr. J.J.H. Post,
tegen
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Vereniging tot het verstrekken van basisonderwijs op reformatorische grondslag te Kootwijkerbroek
Vereniging tot het verstrekken van basisonderwijs op reformatorische grondslag te Kootwijkerbroek
gevestigd te Kootwijkerbroek,
gedaagde,
advocaat mr. A. Klaassen.
Partijen zullen hierna [eiser] en de Vereniging genoemd worden.
1.De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de conclusie van antwoord met producties
- de pleitnota van partijen en de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 10 april 2014
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2.De feiten
Kortheidshalve wordt verwezen naar de feiten zoals vermeld in de heden gegeven beschikking op het verzoek van de Vereniging tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
3.Het geschil en de beoordeling
3.1.
[eiser] vordert samengevat – wedertewerkstelling, een verklaring van de vereniging dat deze ten onrechte heeft besloten dat [eiser] niet meer mag werken als directeur en verstrekking door de Vereniging aan [eiser] van afschriften van diverse rapportages (over [eiser]).
3.2.
De Vereniging heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.3.
Bij beschikking van heden heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen op verzoek van de Vereniging ontbonden per 15 mei 2014. [eiser] heeft daarom – ervan uitgaande dat de Vereniging het verzoek niet zal intrekken – naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen (rechtens relevant) belang bij zijn vordering tot wedertewerkstelling.
3.4.
[eiser] vordert ten tweede dat de Vereniging zal moeten verklaren dat hij ten onrechte is vrijgesteld van arbeid/ op non actief is gesteld/is geschorst.
Nu de vordering tot wedertewerkstelling wordt afgewezen en de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat [eiser] onvoldoende (spoedeisend) belang heeft bij een dergelijke verklaring van de Vereniging. Daarom kan in het midden blijven de vraag of hij inderdaad ten onrechte is geschorst/op non-actief is gesteld.
3.5.
[eiser] vordert ten derde een volledige kopie van alle rapportages die bij het bestuur van de Vereniging over hem vanaf december 2013 bekend zijn inclusief de brief van (op of omstreeks) 16 november 2013 van/namens Van Nifterik over [eiser].
De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat de door [eiser] bedoelde rapportages inmiddels in deze en de procedure ex art. 7:685 BW zijn overgelegd, met uitzondering van een aantal bijlagen. De voorzieningenrechter is voorts – ook ten aanzien van deze vordering – vooralsnog van oordeel dat [eiser] daarbij onvoldoende spoedeisend belang heeft gegeven de ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 15 mei 2014.
3.6.
De conclusie is dat de vorderingen worden afgewezen.
3.7.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Vereniging worden begroot op:
- griffierecht € 608,00
- salaris advocaat
816,00
816,00
Totaal € 1.424,00
4.De beslissing
De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de Vereniging tot op heden begroot op € 1.424,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Engberts en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2014.