ECLI:NL:RBGEL:2014:3923

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 juni 2014
Publicatiedatum
26 juni 2014
Zaaknummer
C/05/249918 / FA RK 13-13219
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek van vader tot omgang met minderjarige kinderen, ontzegging van contact door moeder

In deze zaak verzocht de vader, die geen gezag heeft, om omgang met zijn minderjarige kinderen. De procedure was aanvankelijk in Portugal gestart, maar werd op verzoek van de moeder overgedragen naar de Rechtbank Gelderland. De moeder had een zelfstandig verzoek ingediend tot ontzegging van het contact tussen de vader en de kinderen, die 16 en 14 jaar oud zijn en ernstige bezwaren hebben tegen omgang met hun vader. De rechtbank oordeelde dat de vader niet door een advocaat werd bijgestaan en dat hij geen proceshandelingen kon verrichten. De vader trok zijn verzoek in, maar wilde dit later weer 'herleven'. De rechtbank stelde vast dat een ingetrokken verzoek niet kan herleven en dat de vader geen recht had om stukken in te dienen zonder advocaat. De rechtbank wees het verzoek van de moeder tot ontzegging van het contact toe, omdat de minderjarigen ernstige bezwaren hadden tegen omgang met de vader en het zeer aannemelijk was dat omgang schadelijk zou zijn voor hun geestelijke ontwikkeling. De rechtbank benadrukte dat de belangen van de minderjarigen voorop staan en dat hun mening zwaar weegt, gezien hun leeftijd. De beschikking werd uitgesproken door kinderrechter A.S.W. Kroon op 2 juni 2014.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/249918 / FA RK 13-13219
Datum uitspraak: 2 juni 2014
beschikking omgangsregeling
in de zaak van
[de vader](nader te noemen: de vader),
wonende te [woonplaats],
tegen
[de moeder](nader te noemen: de moeder),
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. L.M. Bakker te Oss.

1.Het verdere verloop van de procedure

Gezien de stukken, waaronder:
- de beschikking van deze rechtbank van 21 oktober 2013;
- een brief d.d. 29 oktober 2013, met bijlage, van mr. L.M. Bakker;
- een faxbericht d.d. 27 november 2013, met bijlage, van mr. L.M. Bakker;
- een brief d.d. 28 februari 2014, met bijlagen, van mr. L.M. Bakker;
- een brief d.d. 12 maart 2014, met bijlagen, van het Ministerie van Veiligheid en Justitie;
- een emailbericht d.d. 19 maart 2014, met bijlage, van de vader;
- een faxbericht d.d. 27 maart 2014 van mr. L.M. Bakker;
- een emailbericht van 5 april 2014 van de vader;
- een brief met bijlagen, tevens inhoudende een zelfstandig verzoek, ingekomen ter griffie op 7 april 2014, van mr. L.M. Bakker;
- een emailbericht van 11 april 2014 van de vader, waarin hij (onder meer) zijn verzoek intrekt;
- een faxbericht van mr. L.M. Bakker van 15 april 2014, waarin zij (onder meer) mededeelt dat de moeder haar zelfstandige verzoeken handhaaft;
- een emailbericht d.d. 15 april 2014 van de vader;
- een emailbericht d.d. 17 april 2014 van de vader, waarin hij (onder meer) aangeeft dat hij zijn verzoek wil laten “herleven”;
- een brief, met bijlagen, van mr. L.M. Bakker, ingekomen op 5 mei 2014.
Gehoord ter zitting van 17 april 2014:
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door mr. L.M. Bakker;
- de heer J. Eikelboom, als zittingsvertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming (nader te noemen: de Raad).
De minderjarigen hebben hun mening op 13 november 2013 schriftelijk aan de kinderrechter kenbaar gemaakt.
De moeder heeft, zoals door de rechtbank verzocht, een aantal stukken laten vertalen. Deze zijn bij brief van 5 mei 2014 door de moeder in het geding gebracht.

2.De feiten

2.1
Uit de relatie tussen partijen zijn geboren de minderjarigen:
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats];
- [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats].
De moeder is van rechtswege belast met het ouderlijk gezag.
2.2
De vader heeft in 2000 bij de rechtbank te [woonplaats] (onder meer) een verzoek gedaan strekkende tot vaststelling van een omgangsregeling. Bij eindbeschikking van 24 april 2002 is dit verzoek afgewezen.
2.3
De moeder is in 2001 met de minderjarigen verhuisd naar Portugal.
2.4
Op 25 oktober 2010 is bij de Nederlandse Centrale Autoriteit een verzoek van de vader binnengekomen waarin hij onder meer een verzoek doet tot omgang met de minderjarigen. Bij brief van 24 januari 2011 heeft de Nederlandse Centrale Autoriteit de Portugese Centrale Autoriteit om hulp gevraagd betreffende het verzoek om omgang van de vader.
De arrondissementsrechtbank voor Familie en Minderjarigen van Portimão (Portugal) heeft op 14 december 2011 een voorlopige omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen vastgesteld. Deze regeling hield in dat de minderjarigen:
  • op de dag van de uitspraak en op de vrijdag in die week met de vader de avondmaaltijd zouden gebruiken en de zaterdagmiddag en de zondag met hem zouden doorbrengen;
  • in de schoolvakantie met Kerst en Pasen een week bij de vader zouden verblijven in Nederland en gedurende een maand in de zomervakantie.
De moeder is tegen deze beslissing in hoger beroep gegaan. Daarop is beslist door het Gerechtshof te Evora op 22 november 2012. Het Gerechtshof overwoog: “
Op basis van de stukken kan niet worden bepaald of de vaststelling van de voorlopige regeling van bezoeken aan de vader die geen ouderlijk gezag heeft, gerechtvaardigd was of niet. Wel kan met zekerheid worden gesteld dat de vastgestelde regeling niet met redenen omkleed was, noch voor wat betreft de noodzaak van die vaststelling, noch voor wat betreft de relevantie ervan met het oog op de belangen van de minderjarigen (…)”. Om die reden heeft het Gerechtshof de eerder genomen beslissing van 14 december 2011 herroepen en bepaald dat de rechtbank, voordat zij een nieuwe regeling vast stelt, onderzoek dient te doen naar de sociaaleconomische situatie van de ouders en met die situatie rekening te houdt bij het nemen van die beslissing.
2.5
De moeder en de minderjarigen zijn sinds begin 2013 woonachtig in Nederland. Na een daartoe strekkend verzoek van de moeder, is de zaak – in de stand waarin het zich bevond – door de rechtbank te Portimão overgedragen naar de rechtbank Gelderland.
2.6
De moeder heeft op 7 april 2014 een zelfstandig verzoek ingediend strekkende tot ontzegging van het contact tussen de vader en de minderjarigen.

3.De (verdere) beoordeling van de verzoeken

3.1
De rechtbank handhaaft hetgeen in de beschikking van 21 oktober 2013 is overwogen en beslist.
Ten aanzien van het verzoek van de vader
3.2
De rechtbank is van oordeel dat de aanvaarding van deze rechtbank, om haar bevoegdheid overeenkomstig artikel 15 lid 5 Verordening Brussel II bis ter zake de ouderlijke verantwoordelijkheid over de minderjarigen uit te oefenen en waarmee de verdere procedure wordt overgenomen door deze (Nederlandse) rechtbank, meebrengt dat vanaf dat moment het Nederlandse procesrecht van toepassing is op de procedure. Dit betekent dat de verdere procedure gevoerd dient te worden conform de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (hierna “Rv”) en het Landelijk procesreglement familie- en jeugdrecht rechtbanken.
3.3
Gelet op het bepaalde in artikel 278, derde lid, Rv dient een verzoekschrift als het onderhavige te worden ingediend door een advocaat. Indien een verzoekschrift zonder advocaat wordt ingediend, wordt de verzoeker in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen bij gebreke waarvan het verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard (artikel 281 Rv). De verplichte procesvertegenwoordiging brengt mee dat de correspondentie met de rechtbank gedurende de procedure geschiedt via de advocaat en dat proceshandelingen alleen door een advocaat kunnen worden verricht (zie ook noot 2 van de conclusie bij het arrest van de Hoge Raad van 16 september 2011, LJN BQ8871). De verplichte procesvertegenwoordiging is een waarborg voor een geordende, zorgvuldige en effectieve communicatie tussen de rechtbank en de partijen. Verder draagt dit bij aan een feitelijk en juridisch vakbekwame onderbouwing van vorderingen en verweren.
3.4
Vast staat dat de vader in Nederland niet wordt bijgestaan door een advocaat.
De procedure in Portugal kon zonder verplichte procesvertegenwoordiging gevoerd worden en daarom is er geen plaats voor een niet-ontvankelijkverklaring van het verzoek. Naar het oordeel van de rechtbank dient de onderhavige situatie te worden vergeleken met de situatie waarin de advocaat van de verzoeker zich gedurende de procedure aan de zaak onttrekt. Als die situatie zich voordoet, wordt de verzoeker in de gelegenheid gesteld een nieuwe advocaat te zoeken en wordt de procedure voortgezet. Ook indien zich voor de verzoeker geen nieuwe advocaat stelt, wordt de procedure voortgezet. De verzoeker kan alsdan zijn standpunten toelichten maar geen proceshandelingen verrichten.
In de contacten die de vader met de griffie van de rechtbank heeft gehad, is hem gewezen op de mogelijkheid om zich te doen bijstaan door een advocaat. Verder heeft de rechtbank hem in de brieven van 4 en 9 april 2014 gewezen op het feit dat hij zonder advocaat geen processtukken kan indienen. De vader heeft aangegeven dat hij zich, om hem moverende redenen, niet laat bijstaan door een advocaat. Ter zitting heeft hij aangegeven dat hij alsnog rechtsbijstand overweegt maar dit was niet concreet. Hij heeft ook niet verzocht om in de gelegenheid gesteld te worden om een advocaat te zoeken en de zaak daartoe aan te houden.
Met betrekking tot de intrekking van het verzoek
3.5
In zijn emailbericht van 11 april 2014 aan de rechtbank heeft de vader laten weten dat hij zijn verzoek intrekt. De vraag rijst of het intrekken van een verzoekschrift mogelijk is per mail en zonder tussenkomst van een advocaat.
Vastgesteld wordt dat noch de wet noch het landelijk procesreglement een regeling bevat dat het intrekken van een verzoekschrift regelt. Naar het oordeel van de rechtbank valt evenwel niet in te zien waarom een verzoeker niet gerechtigd zou zijn een door hem of haar ingediend verzoek in te trekken, temeer indien de verweerder – zoals in dit geval – niet heeft verzocht om een proceskostenveroordeling. Verder moet, mede wegens het ontbreken van een wettelijke regeling, het er voor gehouden worden dat de intrekking van een verzoek vormvrij is. De rechtbank is daarom van oordeel dat de vader zijn verzoekschrift kon intrekken per email op 11 april 2014.
3.6
Bij emailbericht van 17 april 2014 heeft de vader aangegeven dat hij zijn verzoek wil laten ‘herleven’.
Naar het oordeel van de rechtbank kan een eenmaal ingetrokken verzoek niet herleven. Ten eerste bestaat daarvoor geen wettelijke grondslag. Ten tweede is de handelwijze van de vader in het onderhavige geval in strijd met de goede procesorde. De mondelinge behandeling vond alleen doorgang om het zelfstandige verzoek van de moeder, dat werd gehandhaafd, te behandelen. De vader heeft pas enkele uren vóór de mondelinge behandeling te kennen gegeven dat hij zijn verzoek wilde handhaven. Dit was op een zodanig tijdstip dat de moeder en haar advocaat hiervan niet op de hoogte waren en daardoor werden overvallen op de zitting. Zij hebben zich dan ook niet kunnen voorbereiden op een behandeling van het verzoek van de vader.
3.7
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank alleen een beslissing hoeft te nemen op het zelfstandige verzoek van de moeder.
Met betrekking tot het overleggen van stukken door de vader
3.8
In rechtsoverweging 3.3 is overwogen dat de omstandigheid dat de vader procedeert zonder advocaat, meebrengt dat hij, als verzoeker, geen proceshandelingen kan verrichten. Het overleggen van stukken moet worden aangemerkt als een proceshandeling.
Artikel 1.2 van het landelijk Procesreglement Gezag en Omgang – dat van toepassing is op alle verzoeken aan de rechtbank met betrekking tot gezag en voogdij, alsmede alle verzoeken over omgang, informatie en consultatie – bepaalt: “
Alle proceshandelingen worden weergegeven in het voor advocaten toegankelijke elektronisch familiejournaal. Een advocaat gebruikt voor het indienen van stukken en voor het berichten van de rechtbank een F-formulier (beschikbaar in het elektronisch familiejournaal)….”.Aangezien alleen advocaten toegang hebben tot het elektronisch familiejournaal volgt (ook) uit deze bepaling dat stukken alleen door een advocaat kunnen worden ingediend. Wordt daar niet aan voldaan, dan wordt het bericht teruggezonden en wordt op de inhoud daarvan geen acht geslagen, zo volgt uit artikel 1.4 van voornoemd reglement.
3.9
Bij brief van 4 april 2014 heeft de rechtbank onder meer aan de vader bericht dat alleen een advocaat namens hem stukken kan indienen en dat de door hem aan de rechtbank toegezonden stukken per abuis niet aan hem zijn teruggezonden. Aan hem is medegedeeld dat de stukken uit efficiencyoverwegingen in het dossier zullen worden gelaten maar dat daar alleen acht op zal worden geslagen als hij zich (alsnog) laat bijstaan door een advocaat en dat, als hij ter zitting niet met advocaat verschijnt, de stukken alsnog zullen worden geretourneerd. Dit is herhaald in een brief van de rechtbank aan de vader van 9 april 2014.
3.1
Het voorgaande brengt mee dat zowel de door de vader vóór de zitting als na de zitting ingediende stukken aan hem zullen worden geretourneerd. Alleen de berichten van de vader die staan genoemd onder het kopje “het verdere verloop van de procedure”, zijn of zullen niet worden terug gezonden aangezien die berichten relevant zijn voor de processuele aspecten van de onderhavige procedure.
De stukken die niet aan de vader worden geretourneerd, zal de rechtbank in kopie doen toekomen aan de advocaat van de moeder omdat zij daarover niet beschikt en zij ter zitting heeft aangegeven dat zij daarvan graag een kopie wil ontvangen. Aan mr. Bakker zullen geen kopieën worden verstrekt van de overige door de vader aan de rechtbank toegezonden stukken. Dit zijn immers geen processtukken en deze zijn, of zullen worden, geretourneerd.
3.11
De omstandigheid dat de vader verweer mag voeren en voert tegen het zelfstandig verzoek van de moeder, maakt het een en ander niet anders. Een verweerder mag door een advocaat een verweerschrift indienen of – al dan niet met bijstand van een advocaat – mondeling verweer voeren op zitting (artikel 282 Rv). Uit de omstandigheid dat artikel 282, tweede lid, Rv bepaalt dat met het verweerschrift justificatoire bescheiden kunnen worden overgelegd, volgt dat een verweerder alleen stukken kan overleggen indien er tevens (via een advocaat) een verweerschrift is ingediend. Die situatie doet zich hier niet voor. Ook uit artikel 3.2 en 3.3 van het landelijk Procesreglement Gezag en Omgang volgt indirect dat een verweerder alleen stukken kan indienen indien er tevens een verweerschrift wordt ingediend via een advocaat. De vader kan derhalve geen stukken indienen ter onderbouwing van zijn mondeling ter zitting gevoerde verweer.
Ten aanzien van het verzoek van de moeder
3.12
De moeder heeft bij de rechtbank een verzoek ingediend, dat ertoe strekt het contact tussen de vader en de minderjarigen te ontzeggen. De moeder heeft aan dit verzoek ten grondslag gelegd dat de vader de moeder in e-mails bedreigt dan wel in een kwaad daglicht stelt, waarbij hij de minderjarigen in CC zet. Ook laat hij zich in e-mails op zeer ongepaste wijze uit ten overstaan van de minderjarigen. De moeder wordt gestalkt door de vader en dit houdt niet op, hoewel de moeder daarvan in Nederland en in Portugal aangifte heeft gedaan. Dit is voor de moeder en de minderjarigen hartverscheurend. De vader lijkt er alles aan te doen om het leven van de moeder onmogelijk te maken. Het is voor de moeder onacceptabel dat de vader de minderjarigen benadert, terwijl zij al meerdere malen hebben aangegeven dat niet te willen. Hij probeert via alle mogelijke communicatiewegen en op ongepaste wijze in contact te komen met de minderjarigen. De moeder is van mening dat de geestelijke dan wel de lichamelijke ontwikkeling van de minderjarigen in gedrang komt indien zij tegen hun wil gedwongen worden tot omgang met de vader. Nu de minderjarigen bovendien ernstige bezwaren hebben tegen de omgang, is zij primair van mening dat de omgang tussen de vader en de minderjarigen voor onbepaalde tijd ontzegd moet worden. Subsidiair verzoekt zij de rechtbank een omgangsregeling vast te stellen na advies van de Raad voor de Kinderbescherming.
Ter zitting is nog het volgende naar voren gebracht.
De vader heeft tot 2010 nooit contact gezocht met de moeder of de minderjarigen. Er is een rapport van 18 april 2011 van de Portugese Raad voor de Kinderbescherming beschikbaar. Ook heeft de Portugese Bureau Jeugdzorg een rapport uitgebracht. Uit deze rapporten blijkt dat omgang met de vader niet in het belang van de minderjarigen is. Uit voornoemd rapport van 18 april 2011 en uit de pagina’s 455-457 van het uit Portugal ontvangen dossier, blijkt dat minderjarigen echt niet naar hun vader willen. Er is veel gebeurd de laatste drieënhalf jaar. De moeder beschikt over een heel dik pakket aan stukken en heeft er maar een deel van overgelegd. De vader stuurt extreme mails, met CC aan de minderjarigen. Verder heeft de vader vijf keer een zorgmelding gedaan bij de Portugese Raad voor de Kinderbescherming en heeft hij deze instantie verzocht om een onderzoek in te stellen naar de situatie bij de moeder thuis. Daar is telkens uit gekomen dat er niets aan de hand was. De vader heeft in Nederland 500 à 600 mails gestuurd naar het Advies- en meldpunt kindermishandeling (hierna “AMK”). Dit heeft niet geleid tot een onderzoek door het AMK want er is niets aan de hand. De vader valt de school van de minderjarigen lastig, zelfs de school van de dochters van de moeder uit haar huwelijk. De moeder moet zich, vanwege de meldingen van de vader, steeds verantwoorden bij allerlei instanties. De moeder wil dat dit stopt. Er is rust nodig voor de minderjarigen.
[minderjarige 2] voelt zich schuldig door de situatie. Beide minderjarigen zijn gefrustreerd. Zij hebben de vader laten weten dat zij geen contact willen. Toch benadert de vader hen via Skype, email en YouTube. De minderjarigen krijgen, uit preventief oogpunt, hulp van een KOPP-groep en de moeder heeft op vrijwillige basis een gezinscoach gekregen via de GGD. Deze gezinscoach heeft de moeder gekregen omdat de vader haar steeds lastig viel en deze helpt de moeder om overeind te blijven.
De moeder heeft na de zitting de een drietal stukken overgelegd, te weten een brief van 13 juli 2012 van de Raad voor de kinderbescherming/Bureau Jeugdzorg van Albufeira (Portugal), een vertaling van een brief van de heer [leerkracht], klassenleraar in Portugal van [minderjarige 2] alsmede een vertaling in het Engels van het rapport van de Portugese Raad voor de kinderbescherming van 18 april 2011.
3.13
De vader heeft ter zitting aangevoerd dat het in het belang is van de minderjarigen dat er een omgangsregeling komt. In het verleden kon de omgang niet plaatsvinden door toedoen van de moeder omdat zij met de minderjarigen naar Portugal is gegaan. Uit de emailcorrespondentie tussen de ouders blijkt dat de omstandigheid dat er jarenlang geen contact is geweest, berust op een misverstand tussen de ouders. De vader heeft op enig moment via de centrale autoriteit een verzoek ingediend strekkende tot vaststelling van een omgangsregeling. Later is daar een verzoek met betrekking tot gezamenlijk gezag aan toegevoegd. De vader wil graag dat de Raad voor de Kinderbescherming een grondig onderzoek doet. De vader verwacht dat een dergelijk onderzoek verheldering zal bieden.
De vader erkent dat hij de minderjarigen ongepaste mails heeft gestuurd maar geeft aan dat dit komt door de hele situatie. Hij is ook maar een mens. Partijen en de minderjarigen moeten weer naar elkaar toegroeien.
3.14
Namens de Raad is aangegeven dat de ouders niet met elkaar over weg kunnen. De minderjarigen hebben geen goed beeld van hun vader. Dit is niet goed voor hun ontwikkeling. Zij hebben recht op een goed beeld van hun vader. De vraag rijst of hulpverlening ingezet moet worden. Er is al een gezinscoach betrokken. Gezien de mails die de vader aan de minderjarigen heeft gestuurd, is het te begrijpen dat zij op dit moment geen contact willen met hun vader. Een onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming is niet nodig. Er zijn al veel instanties die een onderzoek hebben gedaan. Een onderzoek geeft weer onrust. De Raad is van mening dat in het onderhavige geval omgang niet in het belang van de minderjarigen is en dat het verzoek van de moeder toegewezen kan worden.
3.15
Ingevolge artikel 1:377a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek heeft een kind het recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind. De rechter stelt op verzoek van de ouders of van een van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
De rechter ontzegt het recht op omgang slechts, indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
b. de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
3.16
Vaststaat dat tijdens een eerdere procedure tussen partijen de Raad voor de Kinderbescherming een rapport heeft uitgebracht. Uit dat rapport, dat dateert van 21 juni 2001, blijkt dat de Raad toen van mening was dat er in de persoon van de vader geen contra-indicaties waren gelegen voor een omgangsregeling maar dat er wel eerst, door middel van proefcontacten, onderzocht moest worden of omgang mogelijk was. Daartoe is gewezen op het feit dat de minderjaren hun vader al lang niet hadden gezien en hij in feite een vreemde voor hen was. De proefcontacten hebben nooit plaatsgevonden omdat de moeder en de minderjarigen naar Portugal zijn verhuisd. Na de verhuizing van de moeder en de kinderen is er ongeveer tien jaar geen contact geweest tussen de minderjarigen en hun vader. In 2010 hebben de minderjarigen aangegeven hun vader graag te willen ontmoeten. In de periode daaropvolgend, tot op heden, is er weer contact geweest tussen de ouders en heeft de vader, via de centrale autoriteit, de onderhavige procedure geëntameerd. De vader heeft de minderjarigen eind 2011 een drietal keren tijdens een verblijf van de vader in Portugal gezien. Uit de stukken blijkt dat de vader en de minderjarigen een heel ander beeld hebben van hoe deze contacten zijn verlopen.
De moeder kan niet worden gevolgd in haar stelling dat uit de overgelegde rapporten blijkt dat de Portugese Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg in Portugal na onderzoek, hebben geoordeeld dat contact tussen de minderjarigen en de vader niet in het belang is van de minderjarigen. Het rapport van 18 april 2011 van de Portugese Raad voor de Kinderbescherming gaat alleen over de situatie bij de moeder thuis. In haar brief van 13 juli 2012 laat deze instantie zich ook niet over een omgangsregeling uit, zij het dat er door de Raad wel zorgen worden geuit over het feit dat de minderjarigen hun vader volledig afwijzen.
Wel blijkt uit de stukken en hetgeen door partijen naar voren is gebracht dat er sinds 2010 een voortdurende strijd gaande is tussen partijen. De minderjarigen krijgen veel van deze strijd mee en worden daarin betrokken. De vader betrekt hen zelfs actief in de strijd. Hij zoekt via allerlei communicatiemiddelen contact met hen, onder meer via email, Skype en YouTube terwijl [minderjarige 2] en [minderjarige 1] aangeven geen contact met de vader te willen. Uit de door de moeder overgelegde stukken blijkt bovendien dat de vader zijn zoons op een negatieve en ongepaste manier bejegent. Op 8 januari 2014 heeft meer de navolgende emailwisseling plaatsgevonden tussen [minderjarige 1] en de vader:
[minderjarige 1]:
“Ja, die foto heb jij van mij vader (moises [de moeder]) gestolen”(…)
Vader:
“(…) Daar zal ik ooit nog bij je over terugkomen lieve zoon….Je mag van geluk spreken anders had je moeder je vermoord met een abortus…buiten het feit om dat ze me belde voor sex….bij [minderjarige 2] vroeg ze geld voor sex dus…ik heb je leven gegeven en gered en voor die abortus behoed anders had je moeder je vermoord….waar was je vader toen… liefs papa” en “ik zal altijd van jullie blijven houden hoor….”
[minderjarige 1]: “
als jij van mij houdt, laat mij dan met rust, ik schaam me kapot met je gestoorde verhalen overal”
Vader:
“je had wel een goed rapport [minderjarige 1]..ik hoop dat [minderjarige 2] het beter doet! Hij krijgt € 500 euro als hij over gaat, maar dan wel ophalen hier in [woonplaats]! De politie heb ik allang gesproken over je en je zieke moeder…je bent verwekt na een politieaangifte dus wat dan ook liefste!...Ik hou van je zoon lief!”
Verder betrekt de vader de minderjarigen in zijn strijd met de moeder door hen een kopie te mailen van zijn mails aan de moeder, waaronder een mail van 16 november 2013 waarin hij aan de moeder schrijft: “
je wilde mijn kinder vermoorden zonder dat ik het wist…kinderdief. Ik weet toch wat je mij beloofd heb…de kinderontvoering…je hebt beloofd dat ik ze nooit te zien zou krijgen toch Jij wilde donkere kinderen…kinderdief… je schreef het Jij wilde ruzie….ik nooit.
De vader heeft op zijn minst één maal – maar volgens de moeder vijf keer, hetgeen op zichzelf niet is weersproken – aan de Portugese Raad voor de Kinderbescherming verzocht een onderzoek in te stellen naar de situatie bij de moeder thuis omdat hij zich zorgen maakte over het welzijn van de minderjarigen. Uit het door de moeder overgelegde Engelse vertaling van het rapport van de Portugese Raad voor de Kinderbescherming van 18 april 2011 blijkt dat de situatie bij de moeder thuis goed was. Niet is gebleken dat uit de andere onderzoeken iets anders naar voren is gekomen. Verder heeft de vader niet betwist dat hij zich hier te lande vele malen tot het AMK heeft gewend maar dat dit nooit heeft geleid tot een onderzoek van het AMK.
3.16
Uit de overgelegde stukken blijkt overduidelijk dat de minderjarigen erg belast worden door de strijd tussen partijen. Zij voelen zich ook schuldig omdat zij het idee hebben dat de strijd is ontstaan omdat zij de wens hadden hun vader te leren kennen. De heer [leerkracht], klassenleraar in Portugal van [minderjarige 2], heeft zich tot de Raad voor de Kinderbescherming in Portugal gewend omdat hij zag dat [minderjarige 2] werd belast door de situatie en hij daar zorgen over had. In de – ongedateerde – brief aan “Jeugdzorg” in Albufeira schrijft de heer [leerkracht] onder meer:
“De klassenraad….is van mening dat de leerling heel goed meedeed en spontaan was met betrekking tot schoolactiviteiten. Dit is nu niet meer het geval. Ondanks het feit dat zijn schoolprestaties schijnbaar niet een zeer noemenswaardige verandering hebben ondergaan, zal de leerling baat hebben bij psychologische ondersteuning. Deze mening komt voort uit het feit dat de leerling verontwaardigd is over het besluit van de rechtbank en zich verantwoordelijk voelt voor de situatie, aangezien zijn wil om zijn biologische vader te kennen heeft geleid tot deze toestand.
In privégesprekken met [minderjarige 2] (…) heeft hij toegegeven hoe verontwaardigd hij is over deze hele toestand en dat hij zich verantwoordelijk voelt voor het veroorzaken ervan. Tevens deelde hij mee dat hij geen contact meer wilde met zijn biologische vader, omdat het contact dat er is geweest niet prettig was, en dat zijn vader in die gelegenheden vocabulaire heeft gebruikt dat niet adequaat is voor deze leeftijd, te weten scheldwoorden. (…) In hetzelfde gesprek toonde [minderjarige 2] zich verontwaardigd omdat zijn biologische vader hem had verteld dat hij de ontmoeting had opgenomen, zonder daarvoor toestemming te hebben gevraagd.
Op 23 maart, tijdens een informeel gesprek (….) merkte ik dat [minderjarige 2] op een zeer zenuwachtige en boze manier sprak, omdat hij een beetje begon te stotteren en zenuwachtig in zijn handen ging knijpen.
Gezien deze toestand is het mijn mening dat deze jongen met spoed psychologische ondersteuning nodig heeft en dat deze toestand hem heel erg van streek maakt.”
Uit de brief van 13 juli 2012 van de Raad voor de Kinderbescherming blijkt dat de Raad, naar aanleiding van voornoemde brief van de klassenleraar, een onderzoek heeft ingesteld. In de brief staat onder meer het navolgende:
“In een gesprek met de minderjarigen werd het zichtbaar dat zij de vader afwijzen, aangezien zij hem als een vreemde zien en er helemaal geen band of empathie mee hebben. Een ander relevant feit en wat zorgen baart, omdat het op verschillende niveaus’ ontregelend kan zijn, is het gevoel van schuld waar de minderjarigen mee rondlopen door zelf te hebben gevraagd of ze hun vader mochten kennen, wat vervolgens tot deze procedure heeft geleid. Zij vinden dat hun moeder hen dient te beschermen en niet mag toestaan dat ze Portugal verlaten. Tevens accepteren ze niet dat dit door de Rechtbank op die manier is bepaald”.
Naar het oordeel van de rechtbank kan worden vastgesteld dat de situatie van de minderjarigen niet verbeterd is sinds 2012. Uit de brieven van de minderjarigen aan de rechtbank blijkt dat de minderjarigen het heel vervelend vinden dat zij en het gezin van hun moeder door toedoen van de vader zijn onderzocht door de Portugese Raad voor de Kinderbescherming. Zij geven aan het ook heel vervelend te vinden dat de vader op Facebook zet dat zij door de moeder zijn ontvoerd naar Portugal en dat hij hun vrienden lastig valt. Zij zijn boos en willen geen contact met de vader. Uit de door de moeder overgelegde e-mails van de minderjarigen aan de vader, blijkt dat zij in de loop van de jaren al diverse malen hebben aangegeven dat zij geen contact met de vader wensen. Uit de brieven blijkt dat zij zich absoluut niet gehoord voelen door hun vader.
De moeder heeft ter zitting verklaard dat de minderjarigen hulpverlening nodig hebben en krijgen omdat zij last hebben van de huidige situatie.
3.17
Vast staat dat de minderjarigen al jaren ernstige bezwaren hebben tegen omgang. Hun mening weegt zwaar. Zij zijn immers (bijna) zestien en veertien jaar oud. Reeds om die reden is de rechtbank van oordeel dat de vader op dit moment het contact met de minderjarigen ontzegd moet worden. Het is belangrijk dat de minderjarigen gehoord worden en rust krijgen. Alle mogelijkheden, gepast of ongepast, die de vader heeft aangewend om het contact te herstellen, hebben tot nu toe alleen maar contraproductief gewerkt. Daar komt bij dat het, op grond van het voorgaande, zeer aannemelijk is dat omgang tussen de minderjarigen en de vader op dit moment ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke ontwikkeling van de minderjarigen. De rechtbank ziet geen aanleiding om de Raad te vragen daar een onderzoek naar te doen aangezien de omgang reeds ontzegd wordt op grond van artikel 1:377a, eerste lid, aanhef en onder c, BW.
Het voorgaande brengt mee dat het verzoek van de moeder wordt toegewezen.
De beslissing
De rechtbank
ontzegt de vader contact met de minderjarigen:
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats];
- [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats];
2. bepaalt dat de onder 1 genoemde beslissing uitvoerbaar is bij voorraad;
3. wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S.W. Kroon, kinderrechter, in tegenwoordigheid van G.J. Prinsen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2014.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.