ECLI:NL:RBGEL:2014:4117

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 juli 2014
Publicatiedatum
7 juli 2014
Zaaknummer
14/697
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van uitspraak in tuchtzaak tegen korporaal wegens overmatig alcoholgebruik

In deze zaak heeft de meervoudige militaire kamer van de Rechtbank Gelderland op 7 juli 2014 uitspraak gedaan in het beroep van een korporaal der mariniers, die eerder was gestraft voor overmatig alcoholgebruik aan boord van een schip tijdens een NAVO-operatie. De korporaal was op 3 maart 2014 in kennelijke staat van dronkenschap aangetroffen, wat leidde tot een geldboete van € 500,00. De korporaal heeft echter betwist dat hij overmatig alcohol had genuttigd en stelde dat zijn ongeschiktheid om zijn dienstverplichtingen te vervullen te wijten was aan ziekte en misselijkheid, niet aan alcoholgebruik.

Tijdens de zitting op 23 juni 2014 heeft de militaire kamer de verklaringen van getuigen en deskundigen gehoord. De getuigen waren verdeeld in hun verklaringen over de toestand van de korporaal op het moment van de beschuldiging. De militaire kamer heeft vastgesteld dat er geen overtuigend bewijs was dat de korporaal meer dan de toegestane hoeveelheid alcohol had gedronken. Bovendien werd opgemerkt dat de omstandigheden van de dag, waaronder de Neptunes-viering en de consumptie van voedsel, de impact van de alcoholconsumptie konden beïnvloeden.

De militaire kamer oordeelde dat, hoewel het onverstandig was om alcohol te drinken onder de gegeven omstandigheden, dit niet aan de schuld van de korporaal kon worden toegeschreven. De kamer heeft daarom de eerdere uitspraak vernietigd en de korporaal vrijgesproken van de hem verweten gedragingen. De beslissing benadrukt het belang van bewijs en de noodzaak om de omstandigheden van de zaak in overweging te nemen bij het beoordelen van tuchtzaken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Locatie Arnhem
Team strafrecht
Meervoudige militaire kamer
Rechtbanknummer : 14/697
Datum zitting : 23 juni 2014
Uitspraak : 7 juli 2014
Uitspraak van de meervoudige militaire kamer van de rechtbank Gelderland, op het beroep van:

[gestrafte], korporaal der mariniers algemeen, (PS nr: [nummer])

geplaatst bij de [afdeling].
thans woonachtig aan de [adres], [woonplaats],
– hierna aangeduid als gestrafte –, waarbij de beslissing op beklag wordt bestreden.

Procedureverloop

De procedure in eerste aanleg
Door de commandant is aan gestrafte op 9 maart 2014 een beschuldiging uitgereikt luidende:
Betrokkene is op 3 maart 2014 aan boord van [schip] varend in het operatiegebied ten behoeve van NAVO-operatie [naam] omstreeks 22:00 uur door meerdere personen aangetroffen in kennelijke staat van dronkenschap. Betrokkene stond te wankelen op zijn benen in het cafetaria en kon amper zelf lopen. Hij is door een bemanningslid naar zijn bed gebracht. Hij heeft aan boord van [schip] alcohol genuttigd in dermate dat het in strijd is met CDS Aanwijzing A-153 punt 3 en de richtlijn van de commandant van [schip]. Betrokkene is op 27 november 2013 bij een introductie aan boord nadrukkelijk gewezen op het feit dat alcoholgebruik aan boord tijdens het varen niet is toegestaan, tenzij expliciet anders bepaald door de commandant. Betrokkene is, als lid van het [team], voor de NAVO operatie [naam] aan boord van [schip] geplaatst. Op het moment van aantreffen in kennelijke staat van dronkenschap was betrokkene niet inzetbaar voor zijn (gewapende) taak.
Op 17 maart 2014 heeft het onderzoek (‘de parade’) plaatsgevonden. De commandant heeft op 17 maart 2014 beslist. De beslissing is neergelegd in een schriftelijke uitspraak, die aan gestrafte op 18 maart 2014 is uitgereikt.
Gestrafte werd wegens schending van de gedragsregels van artikelen 8 van de Wet militair tuchtrecht (hierna: WMT; door zijn schuld niet in staat om dienstverplichting te vervullen), 15 WMT (niet opvolgen dienstbevel) en art 18 WMT (niet opvolgen dienstvoorschrift) gestraft met een geldboete van € 500,00, op grond van de bewezen gedragingen, welke eensluidend is aan de hiervoor vermelde beschuldiging.
De beklagprocedure
Op 21 maart 2104 heeft gestrafte een beklagschrift ingediend.
Het onderzoek op beklag heeft op 4 april 2014 plaatsgevonden. Gestrafte en zijn vertrouwensman zijn hierbij aanwezig geweest. Gestrafte is in persoon gehoord. De beklagmeerdere heeft op 7 april 2014 heeft beslist, welke beslissing op 8 april 2014 aan gestrafte uit is gereikt.
De beklagmeerdere heeft de bestreden beslissing bevestigd.
De beroepsprocedure
Gestrafte heeft op 11 april 2014 tegen de beslissing op beklag een beroepschrift ingediend bij de commandant van de Marine Combat Group 2 met het verzoek ex 82 WMT tot doorzending naar het gerecht. Kort weergegeven is gestrafte van mening dat er geen bewijs is voor het feit dat hij overmatig alcohol heeft gebruikt. Hij erkent dat hij enige tijd niet inzetbaar is geweest maar dit is het gevolg van ziekte en misselijkheid die niets met alcohol te maken heeft.
Het openbaar ministerie heeft op 12 mei 2014 ter zake van het beroep een advies uitgebracht, dat aan deze uitspraak is gehecht en waarvan de inhoud als hier ingelast dient te worden beschouwd.
Het beroep is op 23 juni 2014 ter zitting van de meervoudige militaire kamer behandeld. Gestrafte is daar verschenen en bijgestaan door zijn vertrouwensman, [vertrouwensman]. Beiden hebben het woord ter verdediging gevoerd.
De officier van justitie, mr. J.C. Stikkelman, heeft ter zitting het advies van het openbaar ministerie nader toegelicht. Hij persisteert bij het reeds eerder ingediende advies en maakt als zijn oordeel kenbaar dat de militaire kamer de beslissing waartegen het beroep is ingesteld dient te bevestigen, zo nodig met verbetering of aanvulling daarvan.
De vertrouwensman heeft zich op het standpunt gesteld dat gestrafte dient te worden vrijgesproken van de hem verweten gedragingen, aangezien de verklaringen ten aanzien van het vermeende alcoholgebruik onsamenhangend zijn en dat er enige tijd heeft gezeten tussen het moment van de gedraging en de verklaringen van de getuigen. Daarnaast is gestrafte volgens de raadsman tijdens de Neptunus viering onevenredig zwaar fysiek behandeld hetgeen van invloed is geweest op zijn lichamelijke gesteldheid.
De militaire kamer heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek ter zitting in beroep.

De motivering van de beslissing

De meervoudige militaire kamer gaat op basis van de bewijsmiddelen uit van de volgende feiten, die niet zijn betwist:
Gestrafte was op 3 maart 2014 geplaatst aan boord van [schip]. Het schip nam op dat moment deel aan de NAVO-operatie “[naam]” en bevond zich in het operatiegebied. Gestrafte vormde onderdeel van het [team] en was speciaal voor deze operatie aan boord geplaatst. Tijdens deze operatie was aanwijzing CDS A-153 van kracht. Op grond van deze aanwijzing is het aan de opvarenden niet toegestaan alcoholische consumpties te gebruiken. Hiervan kan een ontheffing worden verleend tot een maximum van twee licht alcoholische consumpties per dag. Op 3 maart 2014 werd een zogenaamde Neptunus viering aan boord gehouden. Gestrafte is hierbij gedoopt. Later die dag heeft de commandant van [schip] toestemming gegeven om tijdens een barbecue op het helikopterdek tussen 16.00 en 18.00 uur twee licht alcoholische consumpties te gebruiken. Gestrafte zou genoemde aanwijzing en het dienstbevel van de commandant hebben overtreden doordat hij later die avond (omstreeks 22.00 uur) door verschillende getuigen in het schip in kennelijke staat van dronkenschap is aangetroffen en hierdoor niet meer in staat was zijn taken uit te voeren.
Ten aanzien van mogelijke verzuimen in de procedure overweegt de militaire kamer dat ten aanzien hiervan geen verweren zijn gevoerd en de militaire kamer ook ambtshalve geen schendingen heeft geconstateerd waardoor gestrafte in zijn belangen is geschaad. De militaire kamer zal daarom overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van de verklaringen met betrekking tot de verweten gedragingen.
Gestrafte heeft verklaard dat hij tijdens de barbecue, conform de ‘two-can rule’, twee biertjes heeft genuttigd. De rest van de dag heeft hij geen alcohol gedronken. Voorts heeft hij erkend dat hij later op deze dag niet meer inzetbaar was voor zijn taak. Gestrafte voelde zich niet lekker, hetgeen volgens hem was te wijten aan de omstandigheid dat hij door de ‘Neptunes-viering’ niets heeft gegeten en weinig heeft gedronken in combinatie met mogelijk het drinken van twee biertjes op grond van de ‘two-can rule’. Ter terechtzitting heeft gestrafte hieraan toegevoegd dat hij door de viering lang in de zon heeft gestaan en er rottend en gistend voedsel over hem heen is gegooid, hetgeen hij ook mogelijk binnen heeft gekregen. Voorts heeft gestrafte ter terechtzitting verklaard dat hij wel wat heeft gegeten op 3 maart 2014, maar dit niet noemenswaardig was. Toen hij tijdens de barbecue twee alcoholische consumpties dronk voelde hij zich nog redelijk fit. De verklaring met betrekking tot de omstandigheden tijdens de Neptunes-viering wordt bevestigd door onder meer getuige [getuige 1].
De deskundige [deskundige 1] heeft verklaard dat de impact van twee alcoholische consumpties mogelijk groter is als men zich niet lekker voelt, niets heeft gegeten en weinig tot niks heeft gedronken en dat gestrafte dit zich op grond van zijn achtergrond had moeten realiseren. De deskundige [deskundige 2] heeft bevestigd dat weinig eten en drinken, in de zon zitten en in aanraking komen met bedorven voedsel en daarna sporten ertoe kan leiden dat de impact van twee bier groter is en dat het dan ook mogelijk is dat je minder goed in staat bent om jezelf op de been te houden.
Gestrafte verklaart dat hij na de barbecue zijn kleding is gaan wassen en daarna naar het korporaalsverblijf is gegaan. Daar waren op dat moment getuigen [getuige 2] en [getuige 3]. Getuige [getuige 2] verklaard dat hij omstreeks 20:00-21:00 uur in het korporaalsverblijf was en toen op ongeveer één meter afstand van gestrafte is geweest en geen alcohollucht bij hem heeft geroken. Gestrafte sprak en liep volgens hem niet vreemder dan normaal. Getuige [getuige 3] was eveneens in het verblijf. Volgens deze getuige kwam gestrafte niet dronken over en liep hij normaal. Volgens getuige is gestrafte rond 21.00 uur weggegaan.
Volgens eigen zeggen is gestrafte daarna rechtstreeks naar het cafetaria gegaan om te kijken of hij daar wat kon eten.
In het cafetaria was getuige [getuige 4]. Die heeft gezien hoe gestrafte, mogelijk, tussen 21:00 uur en 21:30 uur binnen kwam in het cafetaria. Op drie meter afstand heeft de getuige [getuige 4] geen alcohollucht bij gestrafte geroken en het is hem ook niet opgevallen dat hij vreemd praatte.
Volgens twee andere getuigen, [getuige 5] en [getuige 6] kwam gestrafte tussen 21.45 en 22.00 uur binnen in het cafetaria.
De getuige [getuige 5] heeft verklaard dat gestrafte omstreeks 22:00 uur het cafetaria binnen kwam en dat het leek alsof hij niet meer wist hoe hij recht moest lopen. De getuige heeft geen alcohollucht bij hem geroken, maar verklaart ook dat de afstand tussen hem en gestrafte daarvoor te groot was. Voorts kon gestrafte volgens de getuige [getuige 5] niet meer in vloeiende zinnen praten en praatte hij een beetje met een dubbele tong. Gestrafte zag er aardig dronken uit en kon moeilijk op zijn benen blijven staan.
Voorts heeft de getuige [getuige 6] waargenomen dat gestrafte strompelde toen hij het cafetaria binnen kwam. [getuige 6] verklaart dat hij een duidelijke en sterke alcohollucht bij gestrafte heeft geroken. Gestrafte sprak ook heel jolig en met veel volume. Anders dan getuige [getuige 5] verklaart [getuige 6] dat gestrafte niet met dubbele tong sprak. [getuige 6] heeft niet gezien of gestrafte daadwerkelijk de “two-can rule” heeft overtreden.
[getuige 6] heeft gestrafte vervolgens naar zijn slaapverblijf gebracht. Hier waren op dat moment getuigen [getuige 1], [getuige 7] en [getuige 8]. Getuige [getuige 1] verklaart dat gestrafte omstreeks 21:15-21:30 uur aangaf dat hij zich niet goed voelde. Er is de getuige niets vreemds opgevallen aan gestrafte en hij heeft ook geen alcohollucht bij hem geroken. Hij bevond zich op twee meter afstand van gestrafte. [getuige 7] en [getuige 8] verklaren dat gestrafte rond 21.30 uur naar het slaapverblijf is gebracht door [getuige 6] maar dat hen niets bijzonders aan gestrafte is opgevallen.
Gelet op het voorgaande stelt de militaire kamer vast dat er geen getuigen zijn die hebben waargenomen dat gestrafte meer dan twee alcoholische consumpties heeft gedronken. Voorts hebben de getuigen [getuige 5] en [getuige 6] ‘slechts’ verklaard over symptomen die zouden kunnen duiden op het overmatig gebruik van alcohol. De rechtbank acht de verklaringen over deze mogelijke symptomen voldoende voor een verdenking, echter onvoldoende om tot de overtuiging te komen dat gestrafte in kennelijke staat van dronkenschap verkeerde of heeft gedronken buiten de toegestane tijd of boven de toegestane hoeveelheid. Dit geldt te meer nu de verklaringen van de getuigen onderling niet consistent zijn, nu er omstreeks het tijdstip 21:00 – 21:30 uur door diverse getuigen niets vreemds is opgevallen en de getuigen [getuige 5] en [getuige 6] kort daarna verklaren over symptomen die passen bij overmatig alcoholgebruik. Voorts hebben de getuigen [getuige 5] en [getuige 6] niet eenduidig over de aard van de symptomen verklaard.
In verband met de omstandigheden waarin gestrafte de dag van de Neptunes-viering heeft doorgebracht, is de militaire kamer – mede gelet op de verklaringen van de deskundigen [deskundige 1] en [deskundige 2] – van oordeel dat het onverstandig was om onder deze omstandigheden twee alcoholische consumpties te drinken. De omstandigheid dat gestrafte zich nog redelijk fit voelde doet daar naar het oordeel van de militaire kamer niet aan af, nu hij beter had moeten weten. Deze onverstandige beslissing maakt echter naar het oordeel van de militaire kamer nog niet dat het aan de schuld van gestrafte was te wijten dat hij niet in staat zijn dienstverplichtingen te vervullen. De militaire kamer acht niet overtuigend bewezen dat het drinken van de twee biertjes van doorslaggevende betekenis is geweest voor de verslechtering van de gezondheidstoestand van gestrafte en daarboven evenmin dat het voor gestrafte op dat moment (na de Neptunesviering, het in de zon zitten en het in contact komen met bedorven voedsel, maar terwijl hij zich nog goed voelde) zo duidelijk moet zijn geweest dat het drinken van de twee alcoholhoudende consumpties zijn gezondheidstoestand dusdanig zou verslechteren dat hij zijn dienstverplichtingen niet zou kunnen vervullen, dat dit drinken kan worden aangemerkt als aanmerkelijke onvoorzichtig. Op grond van het voorgaande, zal de militaire kamer gestrafte voorts ook van deze verweten gedraging vrijspreken.
De militaire kamer is van oordeel dat de uitspraak op beklag vanwege de voorgenoemde redenen dient te worden vernietigd en dat gestrafte vrijgesproken dient te worden van de hem verweten gedragingen.

BESLISSING:

De militaire kamer, rechtdoende in beroep:
Vernietigtde bestreden uitspraak en spreekt gestrafte vrij van de hem verweten gedragingen.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), mr. H.G. Eskes, rechter en kapitein ter zee van administratie mr. F.N.J. Jansen militair lid, in tegenwoordigheid van mr. D.T.P.J. Damen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 juli 2014.