Gestrafte verklaart dat hij na de barbecue zijn kleding is gaan wassen en daarna naar het korporaalsverblijf is gegaan. Daar waren op dat moment getuigen [getuige 2] en [getuige 3]. Getuige [getuige 2] verklaard dat hij omstreeks 20:00-21:00 uur in het korporaalsverblijf was en toen op ongeveer één meter afstand van gestrafte is geweest en geen alcohollucht bij hem heeft geroken. Gestrafte sprak en liep volgens hem niet vreemder dan normaal. Getuige [getuige 3] was eveneens in het verblijf. Volgens deze getuige kwam gestrafte niet dronken over en liep hij normaal. Volgens getuige is gestrafte rond 21.00 uur weggegaan.
Volgens eigen zeggen is gestrafte daarna rechtstreeks naar het cafetaria gegaan om te kijken of hij daar wat kon eten.
In het cafetaria was getuige [getuige 4]. Die heeft gezien hoe gestrafte, mogelijk, tussen 21:00 uur en 21:30 uur binnen kwam in het cafetaria. Op drie meter afstand heeft de getuige [getuige 4] geen alcohollucht bij gestrafte geroken en het is hem ook niet opgevallen dat hij vreemd praatte.
Volgens twee andere getuigen, [getuige 5] en [getuige 6] kwam gestrafte tussen 21.45 en 22.00 uur binnen in het cafetaria.
De getuige [getuige 5] heeft verklaard dat gestrafte omstreeks 22:00 uur het cafetaria binnen kwam en dat het leek alsof hij niet meer wist hoe hij recht moest lopen. De getuige heeft geen alcohollucht bij hem geroken, maar verklaart ook dat de afstand tussen hem en gestrafte daarvoor te groot was. Voorts kon gestrafte volgens de getuige [getuige 5] niet meer in vloeiende zinnen praten en praatte hij een beetje met een dubbele tong. Gestrafte zag er aardig dronken uit en kon moeilijk op zijn benen blijven staan.
Voorts heeft de getuige [getuige 6] waargenomen dat gestrafte strompelde toen hij het cafetaria binnen kwam. [getuige 6] verklaart dat hij een duidelijke en sterke alcohollucht bij gestrafte heeft geroken. Gestrafte sprak ook heel jolig en met veel volume. Anders dan getuige [getuige 5] verklaart [getuige 6] dat gestrafte niet met dubbele tong sprak. [getuige 6] heeft niet gezien of gestrafte daadwerkelijk de “two-can rule” heeft overtreden.
[getuige 6] heeft gestrafte vervolgens naar zijn slaapverblijf gebracht. Hier waren op dat moment getuigen [getuige 1], [getuige 7] en [getuige 8]. Getuige [getuige 1] verklaart dat gestrafte omstreeks 21:15-21:30 uur aangaf dat hij zich niet goed voelde. Er is de getuige niets vreemds opgevallen aan gestrafte en hij heeft ook geen alcohollucht bij hem geroken. Hij bevond zich op twee meter afstand van gestrafte. [getuige 7] en [getuige 8] verklaren dat gestrafte rond 21.30 uur naar het slaapverblijf is gebracht door [getuige 6] maar dat hen niets bijzonders aan gestrafte is opgevallen.
Gelet op het voorgaande stelt de militaire kamer vast dat er geen getuigen zijn die hebben waargenomen dat gestrafte meer dan twee alcoholische consumpties heeft gedronken. Voorts hebben de getuigen [getuige 5] en [getuige 6] ‘slechts’ verklaard over symptomen die zouden kunnen duiden op het overmatig gebruik van alcohol. De rechtbank acht de verklaringen over deze mogelijke symptomen voldoende voor een verdenking, echter onvoldoende om tot de overtuiging te komen dat gestrafte in kennelijke staat van dronkenschap verkeerde of heeft gedronken buiten de toegestane tijd of boven de toegestane hoeveelheid. Dit geldt te meer nu de verklaringen van de getuigen onderling niet consistent zijn, nu er omstreeks het tijdstip 21:00 – 21:30 uur door diverse getuigen niets vreemds is opgevallen en de getuigen [getuige 5] en [getuige 6] kort daarna verklaren over symptomen die passen bij overmatig alcoholgebruik. Voorts hebben de getuigen [getuige 5] en [getuige 6] niet eenduidig over de aard van de symptomen verklaard.
In verband met de omstandigheden waarin gestrafte de dag van de Neptunes-viering heeft doorgebracht, is de militaire kamer – mede gelet op de verklaringen van de deskundigen [deskundige 1] en [deskundige 2] – van oordeel dat het onverstandig was om onder deze omstandigheden twee alcoholische consumpties te drinken. De omstandigheid dat gestrafte zich nog redelijk fit voelde doet daar naar het oordeel van de militaire kamer niet aan af, nu hij beter had moeten weten. Deze onverstandige beslissing maakt echter naar het oordeel van de militaire kamer nog niet dat het aan de schuld van gestrafte was te wijten dat hij niet in staat zijn dienstverplichtingen te vervullen. De militaire kamer acht niet overtuigend bewezen dat het drinken van de twee biertjes van doorslaggevende betekenis is geweest voor de verslechtering van de gezondheidstoestand van gestrafte en daarboven evenmin dat het voor gestrafte op dat moment (na de Neptunesviering, het in de zon zitten en het in contact komen met bedorven voedsel, maar terwijl hij zich nog goed voelde) zo duidelijk moet zijn geweest dat het drinken van de twee alcoholhoudende consumpties zijn gezondheidstoestand dusdanig zou verslechteren dat hij zijn dienstverplichtingen niet zou kunnen vervullen, dat dit drinken kan worden aangemerkt als aanmerkelijke onvoorzichtig. Op grond van het voorgaande, zal de militaire kamer gestrafte voorts ook van deze verweten gedraging vrijspreken.