ECLI:NL:RBGEL:2014:4241

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 juli 2014
Publicatiedatum
8 juli 2014
Zaaknummer
05/860501-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling, diefstal en poging tot diefstal met een gestolen pinpas

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 juli 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van zware mishandeling, diefstal en poging tot diefstal. De feiten vonden plaats in de periode van 8 tot 9 februari 2014 te Nijmegen. De verdachte heeft de benadeelde, een oudere vrouw, zwaar mishandeld door haar meermalen met kracht in het gezicht te slaan, wat resulteerde in een gebroken neusbeen en een gebroken oogkas. De rechtbank heeft vastgesteld dat het letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, gezien de aard van de verwondingen en de omstandigheden waaronder deze zijn toegebracht. De verdachte heeft de vrouw ook beroofd van haar pinpas en heeft hiermee geldbedragen van haar rekening gepind.

Tijdens de zitting op 25 juni 2014 was de verdachte aanwezig en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E.R.T. Tromp. De officier van justitie, mr. G.L.M. Verstegen, eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten een zwaardere straf rechtvaardigde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar, waarbij rekening is gehouden met het buitensporige geweld dat hij heeft gebruikt en het misbruik van het vertrouwen van de benadeelde.

De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, die als erfgenaam van de benadeelde een schadevergoeding eiste, niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen rechtstreekse schade aan haar was toegebracht. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan zware mishandeling, diefstal en poging tot diefstal, en heeft de beslissing gegrond op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/860501-14
Datum zitting : 25 juni 2014
Datum uitspraak : 9 juli 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
raadsvrouw : mr. E.R.T. Tromp, advocaat te Nijmegen.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij in de periode van 8 tot 9 februari 2014 – kort gezegd:
1. [slachtoffer] zwaar heeft mishandeld, dan wel dat hij dit heeft geprobeerd dan wel dat – als dit niet kan worden bewezen – hij haar heeft mishandeld;
2. geldbedragen van €250,-- en €120,-- heeft gestolen van [slachtoffer] door haar pinpas te stelen en hiermee te pinnen;
3. geprobeerd heeft €500,-- weg te nemen van [slachtoffer] door met haar pinpas te pinnen.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 25 juni 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij was verdachte aanwezig. Verdachte is bijgestaan door mr. E.R.T. Tromp, advocaat te Nijmegen.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd en is ter terechtzitting verschenen:
 mevrouw [benadeelde partij].
Mevrouw [benadeelde partij] is bijgestaan door mr. W.K. Cheng, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie, mr. G.L.M. Verstegen, heeft ter terechtzitting van 25 juni 2014 gevorderd dat verdachte ten aanzien van de drie feiten wordt veroordeeld.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [2]
Ten aanzien van feit 1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de zware mishandeling van [slachtoffer].. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer]. Een gebroken neus of oogkas behoeven niet per definitie als zwaar lichamelijk letsel te worden aangemerkt. Dit kan het geval zijn indien operatief ingrijpen nodig is om het letsel te herstellen. Of dit bij [slachtoffer] nodig was kan niet worden vastgesteld omdat ze enkele dagen na het incident is overleden. In ieder geval kan niet worden vastgesteld dat verdachte het letsel van [slachtoffer] veroorzaakt heeft. Verdachte ontkent ook dit letsel bij [slachtoffer] veroorzaakt te hebben.
Ook de poging zware mishandeling kan niet bewezen worden, nu door eenmaal te slaan in het gezicht, ook indien dit met kracht is gebeurd, niet gesproken kan worden van een poging tot zware mishandeling.
Beoordeling door de rechtbank
Uit de in bijlage 2 opgenomen bewijsmiddelen blijkt dat verdachte [slachtoffer] meerdere keren met veel kracht in haar gezicht heeft geslagen. Hij verklaart daarover dat na het slaan er bloed vloeit uit het oog, de neus en de mond van [slachtoffer]. Ook zwelt het oog van [slachtoffer] direct op. Hij laat [slachtoffer] vervolgens roerloos en knock-out achter in bed. Omdat hij niet gerust is hoe het met haar is keert hij later terug bij de woning om te kijken of [slachtoffer] nog in tact is. Omdat hij ziet dat het keukenlicht uit is, terwijl dat aan was toen hij weg ging, concludeert verdachte: “Ze is er nog. Ze leeft nog.” Verdachte heeft dus beseft dat hij rake klappen had uitgedeeld. Zo hard zelfs dat hij zich zorgen maakte dat [slachtoffer] het misschien niet zou overleven.
Het letsel dat bij [slachtoffer] is geconstateerd kan niet anders dan van de klappen afkomstig zijn die verdachte [slachtoffer] heeft gegeven. Er is geen enkele aanwijzing dat dit letsel op andere wijze of door een ander zou kunnen zijn veroorzaakt.
Ten aanzien van het toegebrachte letsel oordeelt de rechtbank het navolgende.
Artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht bevat een opsomming van de gevallen die als zwaar lichamelijk letsel moeten worden aangemerkt. Die opsomming is niet uitputtend. De bepaling laat de rechter de vrijheid om ook buiten de genoemde gevallen het lichamelijk letsel als zwaar te beschouwen, wanneer dat letsel voldoende ernstig is, om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Daarbij dient de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel te worden betrokken.
Op grond van het dossier is vast komen te staan dat [slachtoffer] als gevolg van het door verdachte op haar uitgeoefende geweld twee breuken in het gelaat heeft opgelopen, te weten een breuk van de oogkas en het neusbeen, alsmede bloeduitstortingen in het gezicht en een scheurtje in de lip. Verdachte heeft meermalen, dermate hard geslagen dat [slachtoffer] direct bloedingen heeft gekregen en het letsel direct uitwendig zichtbaar was. Daarbij komt de omstandigheid dat [slachtoffer] een oudere fragiele vrouw (64 jaar, 1.64 meter lang en 44 kilogram) met een slechte fysieke conditie was en zij werd geslagen door verdachte, een man van 1 meter 80, aanzienlijk groter van postuur en gewicht. Breuken van de oogkas en het neusbeen, zijn naar hun aard letsels waarvan de genezing doorgaans enige tijd in beslag neemt, zeker wanneer de betreffende persoon van gevorderde leeftijd is. Welke genezingsduur bij [slachtoffer] werd verwacht en of operatief ingrijpen nodig was kon echter niet worden vastgesteld, nu aangeefster enkele dagen na de mishandeling is overleden. Een verband tussen de mishandeling en het overlijden kon blijkens het neuropathologisch onderzoek d.d. 6 mei 2014 niet worden vastgesteld.
De aard van het letsel, met name de twee breuken, alsmede de omstandigheden waaronder het letsel is toegebracht zoals hiervoor omschreven, maakt evenwel dat de rechtbank het letsel als zwaar lichamelijk letsel aanmerkt.
Conclusie
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte:
1. primair
hij in de periode van 8 februari 2014 tot en met 9 februari 2014, te Nijmegen, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken neusbeen en een gebroken oogkas), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, met kracht tegen het hoofd te stompen en/of te slaan;
Ten aanzien van feiten 2 en 3
Deze feiten heeft verdachte bekend. De rechtbank acht dan ook bewezen dat:
Feit 2
hij op 09 februari 2014 te Nijmegen, meermalen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening middels een aantal geldautomaten ((te weten eenmaal uit een geldautomaat van de ABN/AMRO Bank (Keizer Karelplein in Nijmegen) en eenmaal uit een geldautomaat van de Rabobank ((Rijk van Nijmegen/Keizer Karelplein Nijmegen)) van een bankrekening (nummer [nummer]/ten name van [slachtoffer]) heeft weggenomen geldbedragen, te weten een geldbedrag van ongeveer 250,-- euro (gepind bij de Rabobank) en een geldbedrag van ongeveer 120,-- euro (gepind bij de ABN/AMRO bank), toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel((te weten met een wederrechtelijk verkregen pinpas met
bijbehorende pincode, zonder toestemming van [slachtoffer] voormelde bedragen
heeft gepind uit een of meer voormelde geldautomaten van voormelde
rekening));
Feit 3
hij op 09 februari 2014 te Nijmegen, meermalen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening middels een aantal geldautomaten en van een bankrekening ten name van [slachtoffer] (rekeningnummer [nummer]) weg te nemen een aantal geldbedragen te weten een geldbedrag van 250,-- euro (middels een poging tot pinnen bij een geldautomaat van de Rabobank Rijk van Nijmegen/Keizer Karelplein Nijmegen) en 1 geldbedrag van 250,-- euro (middels poging tot pinnen bij een geldautomaat van de ABN/AMRO bank Keizer Karelplein in Nijmegen), toebehorende aan [slachtoffer], en zich daarbij die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten verdachte met een wederrechtelijk
verkregen bankpas naar een geldautomaat van de ABN/AMRObank (Keizer Karelplein Nijmegen) is gegaan en (vervolgens) aldaar heeft getracht middels die pas en pincode (zonder toestemming van [slachtoffer]) een geldbedrag van 250,-- euro te pinnen uit deze geldautomaat en naar een geldautomaat van de Rabobank, Rijk van Nijmegen (Keizer Karelplein Nijmegen) is gegaan en aldaar met die pas en pincode heeft getracht (zonder toestemming van [slachtoffer]) twee maal een bedrag van 250,-- euro te pinnen uit deze geldautomaat, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Zware mishandeling
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 3:
Poging tot diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van de tijd die hij al heeft vast gezeten.
De officier van justitie houdt in het nadeel van verdachte rekening met de omstandigheid dat verdachte [slachtoffer] zonder enige reden heeft toegetakeld en misbruik heeft gemaakt van haar vertrouwen. Verdachte heeft [slachtoffer] bewusteloos achter gelaten en zich op geen enkele wijze meer om haar bekommerd. Bovendien toont verdachte geen enkel berouw. Hoewel er vermoedens zijn van psychische problematiek bij verdachte, kan hier geen rekening mee worden gehouden omdat verdachte geen medewerking wil verlenen aan onderzoek hiernaar. De officier van justitie heeft voorts rekening gehouden met eerdere veroordelingen van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de (poging) zware mishandeling. Ten aanzien van de mishandeling, de diefstal en de poging diefstal verzoekt de raadsvrouw om een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest en daarnaast eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 19 mei 2014; en
 een voorlichtingsrapportage van Leger des Heils, Reclassering, d.d. 2 juni 2014, betreffende verdachte;
 het trajectconsult verdachte door [psychiater], forensisch psychiater NIFP-Oost, locatie Arnhem, d.d. 7 april 2014;
 een retourzending psychologisch onderzoek van drs. [psycholoog], GZ-psycholoog, gedateerd 25 mei 2014.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling. Verdachte heeft [slachtoffer] daarbij meermalen met kracht in het gezicht gestompt/geslagen. En wel zodanig hard dat [slachtoffer] bewusteloos is geraakt. Later is een gebroken oogkas en neusbeen bij [slachtoffer] vastgesteld.
Nadat verdachte [slachtoffer] bewusteloos heeft achtergelaten, heeft hij haar pinpas gepakt en is hiermee geld gaan pinnen bij twee verschillende banken en heeft ook nog tweemaal geprobeerd geld te pinnen. Verdachte was bekend met de pincode van [slachtoffer] nu hij wel eens boodschappen deed voor haar omdat zij hier zelf niet altijd fysiek toe in staat was.
Verdachte deed dit alles terwijl hij al enkele jaren een goede band had met [slachtoffer] en hij soms onderdak en te eten en te drinken aangeboden kreeg van haar.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van 2 jaar op zijn plaats.
Deze straf is hoger dan door de officier van justitie is geëist. Dat komt omdat de rechtbank zware mishandeling bewezen acht terwijl de officier van justitie uitgaat van poging zware mishandeling. De rechtbank houdt ook rekening met het buitensporige geweld dat verdachte heeft uitgeoefend op en het misbruik dat hij heeft gemaakt van [slachtoffer]. Verdachte is bovendien eerder door een strafrechter veroordeeld voor geweldsdelicten. Hij toont totaal geen wroeging en legt de schuld voor het gebeuren volledig buiten zichzelf en zelfs bij [slachtoffer]. Daarmee toont verdachte zich in hoge en kwalijke mate onverschillig.
6A. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
[benadeelde partij] vordert als erfgenaam van [slachtoffer] een bedrag van € 1.477,15, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 februari 2014 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ontvankelijkheid van de vordering
Door de bewezenverklaarde feiten is geen rechtstreekse schade aan de erfgenaam van het slachtoffer toegebracht. Daarom kan de erfgenaam geen vordering indienen op grond van artikel 51f, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom de vordering van mevrouw [benadeelde partij] niet ontvankelijk worden verklaren. Zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 10, 27, 45, 57, 302, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaren.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door:
mr. D.R. Sonneveldt (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. Y. van Wezel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Baaziz, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 juli 2014.
Bijlage I
1.
hij in of omstreeks de periode van 8 februari 2014 tot en met 9 februari
2014, in elk geval in of omstreeks de periode van 8 februari 2014 tot en met
12 februari 2014 te Nijmegen, in elk geval in de gemeente Nijmegen, althans
in Nederland, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel (een gebroken neusbeen en een gebroken oogkas), heeft
toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, althans eenmaal (met kracht)
tegen het hoofd te stompen en/of te slaan;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 8 februari 2014 tot en met 9 februari
2014, in elk geval in of omstreeks de periode van 8 februari 2014 tot en met
12 februari 2014 te Nijmegen, in elk geval in de gemeente Nijmegen, althans in
Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal (met kracht) die [slachtoffer]
tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 8 februari 2014 tot en met 9 februari
2014, in elk geval in of omstreeks de periode van 8 februari 2014 tot en met
12 februari 2014 te Nijmegen, in elk geval in de gemeente Nijmegen, althans
in Nederland, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]),
meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd heeft geslagen en/of
gestompt, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een gebroken
neusbeen en/of een gebroken oogkas), althans enig lichamelijk letsel, heeft
bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 09 februari 2014 te Nijmegen, in elk geval in de gemeente
Nijmegen, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit/middels een aantal
geldautomaten ((te weten eenmaal uit een geldautomaat van de ABN/AMRO Bank
(Keizer Karelplein in Nijmegen) en/of eenmaal uit een geldautomaat van de
Rabobank ((Rijk van Nijmegen/Keizer Karelplein Nijmegen)) van een bankrekening
(nummer [nummer]/ten name van [slachtoffer]) heeft weggenomen 2, althans een
aantal geldbedragen, te weten een geldbedrag van ongeveer 250,-- euro (gepind
bij de Rabobank) en/of een geldbedrag van ongeveer 120,-- euro (gepind bij de
ABN/AMRO bank), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij
verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van een valse sleutel((te weten met een wederrechtelijk verkregen pinpas met
bijbehorende pincode, zonder toestemming van [slachtoffer] voormelde bedragen
heeft gepind uit een of meer voormelde geldautomaten en/of van voormelde
rekening));
3.
hij op of omstreeks 09 februari 2014 te Nijmegen, in elk geval in de gemeente
Nijmegen, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit/middels een aantal geldautomaten en/of
van een bankrekening ten name van [slachtoffer] (rekeningnummer [nummer]) weg
te nemen een aantal geldbedragen te weten 2, althans een aantal geldbedragen
van 250,-- euro (middels een poging tot pinnen bij een geldautomaat van de
Rabobank Rijk van Nijmegen/Keizer Karelplein Nijmegen) en/of 1 geldbedrag van
250,-- euro (middels poging tot pinnen bij een geldautomaat van de ABN/AMRO
bank Keizer Karelplein in Nijmegen), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich
daarbij de toegang tot die bankrekening en/of die geldbedragen te verschaffen
en/of die/dat weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik te brengen door
middel van een valse sleutel, te weten verdachte met een wederrechtelijk
verkregen bankpas en/of pincode naar een geldautomaat van de ABN/AMRObank
(Keizer Karelplein Nijmegen) is gegaan en (vervolgens) aldaar heeft getracht
middels die pas en pincode (zonder toestemming van [slachtoffer]) een geldbedrag
van 250,-- euro te pinnen uit deze geldautomaat en/of naar een geldautomaat
van de Rabobank, Rijk van Nijmegen (Keizer Karelplein Nijmegen) is gegaan
en/of aldaar met die pas en/of pincode heeft getracht (zonder toestemming van
[slachtoffer]) twee maal een bedrag van 250,-- euro te pinnen uit deze
geldautomaat, in elk geval meerdere malen heeft getracht zich met die pas
en/of code zonder toestemming van [slachtoffer] toegang te verschaffen tot de
bankrekening van [slachtoffer] (voormeld), terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Bijlage II
Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Politie Eenheid Oost-Nederland, District Gelderland-Zuid, Districtsrecherche Nijmegen, opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummer 2014036584, gesloten op 30 april 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
Ten aanzien van feit 1
het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer], opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1], p. 21:
(…) “Ik zag en voelde dat [verdachte] mij met gebalde vuist keihard een paar keer tegen mijn
gezicht sloeg. (…) Wel kan ik u vertellen dat ik heel veel pijn heb aan mijn gezicht.” (…)
een schriftelijk bescheid, te weten een mutatie rapport, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1], p. 18:
(…) “Op woensdag 12 februari 2014 werd wederom melding gedaan door [slachtoffer] dat zij beroofd was. (…) Ik schrok van het letsel dat mevrouw [slachtoffer] had. Haar beide handen vertoonden ernstige blauwe plekken waarbij haar gehele linkerhand één enorme uitstorting was. Ook haar gehele gelaat was opgezwollen en vertoonde enorme bloeduitstortingen.” (…)
het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3], p. 244-246:
(…) “Ik raakte haar vol in haar gezicht. (…) Ik zag bloed uit haar oog, uit haar neus en uit haar mond. Het oog werd ook gelijk dik. (…) Ze deed helemaal niks en zei helemaal niks. Haar oog was helemaal dik. Ze lag daar roerloos, helemaal knock-out. (…)
Ik ben vervolgens nog een keer terug naar de woning van [slachtoffer] gegaan. (…) Om te kijken of ze nog in tact was. Ik ben alleen langsgelopen. Ik zag toen dat het licht uit was. (…) Dit licht was nog aan toen ik weg ging.
V= Wat dacht je toen?
A= Ze is er nog. Ze leeft nog.” (…)
het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3], p. 255 en 256:
(…) “Ik heb haar met mijn vuist geslagen. (…) Op haar gezicht. Op haar oog en op haar neus. (…) Ik ging met mijn linkerhand over [slachtoffer] heen en sloeg dus van onder naar boven vol op haar gezicht. (…) Ik zag bloed uit haar ogen en haar mond en haar neus. Het werd gelijk dik. (…) op het kussen. Daar lag allemaal bloed op. (…) Ze lag out. Ook van de klap denk ik. Ze was helemaal van de wereld. Ze was niet aanspreekbaar. (…) Ik ben daarna nog een keer teruggelopen. Toen lag ze bloedend en knock out op bed. Toen ben ik weggegaan, heb haar pinpas gepakt en ben gaan pinnen.” (…)
het proces-verbaal verhoor getuige [benadeelde partij], opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4], p. 42:
(…) “Zondag 9 februari heb ik mijn moeder voor het laatst gezien. Ik heb mijn moeder opgehaald om naar haar broer te gaan die opgenomen was in een psychiatrische inrichting. Toen ik mijn moeder ophaalde die zondag begeleidde een man, die een tand miste, mijn moeder naar de auto. Ik had het idee dat hij mijn moeder wel een beetje hielp. Mijn moeder was zware alcoholist en haalt vaker mensen in huis. Die blijven daar soms maar ik heb het idee dat die man die er nu de laatste weken was ook bij haar geslapen heeft.
(…) Ik heb haar toen thuis afgezet maar ben niet mee naar binnen gegaan. Ik denk dat ik haar rond 5 of 6 uur heb afgezet. Ik ben niet mee naar binnen gegaan omdat ik dacht dat die zwerver daar nog zou zijn. Toen hij mijn moeder naar de auto begeleidde ging hij namelijk weer naar binnen.
Volgens mij belde ze mij dinsdag dat die zwerver die bij haar verbleef haar in
elkaar geslagen had.” (…)
een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring van dr. [arts] d.d. 27 maart 2014, p. 29:
(…) “bloeduitstortingen en wonden in gelaat.
Tekenen van mishandeling.
Scheurwond lip iets bloedend. (…)
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 12/2/’14. (…)
Mijns inziens tekenen van forse lichamelijke mishandeling.” (…)
het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5], p. 135 en 136:
(…) “Ik denk dat het maandag 10 februari 2014 rond het middag uur moet zijn geweest, dat ik bij [slachtoffer] aanbelde. Toen [slachtoffer] de deur open deed, zag ik dat ze bont en blauw was. (…)
De volgende dag kwam ik weer volgens het middaguur bij [slachtoffer]. (…) Ik begreep van [slachtoffer] dat “[alias]” haar mishandeld had. (…) [alias] is een zwerver, die [verdachte] heet.” (…)
Ten aanzien van feiten 2 en 3
Nu verdachte het ten laste gelegde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en voorts geen vrijspraak is bepleit, is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering. Daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 21-22;
- het proces-verbaal van verhoor van bevindingen pingegevens bankrekening [nummer], opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5], p. 97;
- de verklaring van verdachte [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van 25 juni 2014.

Voetnoten

1.De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
2.De bewijsmiddelen zijn als bijlage II aan dit vonnis gehecht.