ECLI:NL:RBGEL:2014:4327

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 juli 2014
Publicatiedatum
14 juli 2014
Zaaknummer
05/862746-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. G. Gilhuis
  • mr. Welbergen
  • mr. Kropman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval door jeugdige verdachten leidt tot gevangenisstraf

Op 11 juli 2014 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 8 februari 2013 samen met een mededader een woningoverval heeft gepleegd in Ermelo. De overval vond plaats op de woning van een bejaard echtpaar, waarbij de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], met geweld en bedreiging zijn geconfronteerd. De verdachte heeft, na het aanbellen, de woning onverhoeds betreden en heeft de slachtoffers onder druk gezet om waardevolle spullen af te geven, waaronder een herenhorloge en sieraden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, gepleegd in vereniging, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en de vastgestelde verminderd toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een klinische behandeling en ambulante nazorg, om de kans op recidive te verkleinen. De benadeelde partijen hebben schadevergoeding gevorderd, welke door de rechtbank is toegewezen. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/862746-13
Datum zitting : 27 juni 2014
Datum uitspraak : 11 juli 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres 1]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Raadsvrouw: mr. B.A.T. Brouwer, advocaat te Apeldoorn.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 08 februari 2013 te Ermelo tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een (heren)horloge en/of een (nep) gouden
armband en/of een ketting en/of een paar oorbellen, althans één of meer
sieraad/sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 1] (geboren in 1934) en/of aan [slachtoffer 2] (geboren in 1934),
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of tegen die [slachtoffer 2],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld onder meer hierin bestond(en)
dat hij, verdachte en/of zijn mededader
- bij de woning van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (perceel [adres 2]) heeft/hebben
aangebeld en/of
- ( nadat die [slachtoffer 2] de voordeur had geopend) die woning onverhoeds- mogelijk
verzet brekend- heeft/hebben betreden en/of bovenop die [slachtoffer 2] is gesprongen
en/of deze op de grond heeft geduwd en/of op het lichaam van die [slachtoffer 2] is
gaan en/of blijven zitten en/of (daarbij) deze heeft bevolen/gezegd om haar
mond te houden en stil te zijn en/of een hand op de mond van die [slachtoffer 2]
heeft gedrukt en/of gedrukt heeft gehouden en/of deze stevig bij haar
arm(en) heeft vastgepakt en/of (daarbij) heeft geroepen/gezegd: "Zeg waar de
portemonnee is! Geef je pasje!"en/of (nogmaals) (meermalen) die [slachtoffer 2]
(stevig) bij haar arm(en)heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer 1] (die was opgestaan uit een bank) heeft vastgepakt en/of deze
naar de grond heeft geduwd en/of op het lichaam van die [slachtoffer 1] is gaan
en/of blijven zitten en/of deze heeft geslagen en/of gestompt en/of tegen
deze heeft geroepen dat deze zijn mond moest houden en stil moest zijn en/of
een hand tegen de mond van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt en/of (terwijl die
[slachtoffer 1] ruggelings op de grond lag) een mes, althans een scherp,puntig
voorwerp, op zeer korte afstand van het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft
gehouden en/of daarbij (meermalen) heeft gezegd dat die [slachtoffer 1] geld
en/of een bankpasje moest afgeven en/of (nadat die [slachtoffer 1] zich
verzette) deze (meermalen) met kracht tegen diens lichaam heeft geslagen
en/of gestompt en/of deze (meermalen) met kracht in diens gezicht en/of
tegen diens hoofd heeft geslagen en/of gestompt
EN/OF
hij op of omstreeks 08 februari 2013 te Ermelo tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld [slachtoffer 1] (geboren in 1934) en/of [slachtoffer 2] (geboren in 1934),
heeft gedwongen tot de afgifte van een (heren)horloge en/of een (nep) gouden
armband en/of een ketting en/of een paar oorbellen, althans één of meer
sieraad/sieraden, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
hij, verdachte, en/of zijn mededader
- bij de woning van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (perceel [adres 2]) heeft/hebben
aangebeld en/of
- ( nadat die [slachtoffer 2] de voordeur had geopend) die woning onverhoeds- mogelijk
verzet brekend- heeft/hebben betreden en/of bovenop die [slachtoffer 2] is gesprongen
en/of deze op de grond heeft geduwd en/of op het lichaam van die [slachtoffer 2] is
gaan en/of blijven zitten en/of (daarbij) deze heeft bevolen/gezegd om haar
mond te houden en stil te zijn en/of een hand op de mond van die [slachtoffer 2]
heeft gedrukt en/of gedrukt heeft gehouden en/of deze stevig bij haar
arm(en) heeft vastgepakt en/of (daarbij) heeft geroepen/gezegd: "Zeg waar de
portemonnee is! Geef je pasje!"en/of (nogmaals) (meermalen) die [slachtoffer 2]
(stevig) bij haar arm(en)heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer 1] (die was opgestaan uit een bank) heeft vastgepakt en/of deze
naar de grond heeft geduwd en/of op het lichaam van die [slachtoffer 1] is gaan
en/of blijven zitten en/of deze heeft geslagen en/of gestompt en/of tegen
deze heeft geroepen dat deze zijn mond moest houden en stil moest zijn en/of
een hand tegen de mond van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt en/of (terwijl die
[slachtoffer 1] ruggelings op de grond lag) een mes, althans een scherp,puntig
voorwerp, op zeer korte afstand van het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft
gehouden en/of daarbij (meermalen) heeft gezegd dat die [slachtoffer 1] geld
en/of een bankpasje moest afgeven en/of (nadat die [slachtoffer 1] zich
verzette) deze (meermalen) met kracht tegen diens lichaam heeft geslagen
en/of gestompt en/of deze (meermalen) met kracht in diens gezicht en/of
tegen diens hoofd heeft geslagen en/of gestompt;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 11 maart 2014, 8 april 2014 en 27 juni 2014 ter terechtzitting onderzocht.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd:
 [slachtoffer 1]
 [slachtoffer 2]
De officier van justitie, mr. A.M. Tromp, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het tenlastegelegde
De feiten
Op 8 februari 2013 heeft er een overval op een woning plaatsgevonden aan de [adres 2] te Ermelo. De politie is daarop een opsporingsonderzoek gestart, wat heeft geleid tot de aanhouding van verdachte en diens mededader [mededader].
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat met uitzondering van de dreiging met het mes van aangever [slachtoffer 1] het tenlastegelegde bewezen kan worden.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], p. 135-137;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], p. 146-148;
- de verklaring van verdachte afgelegd tegenover de politie, p. 318-323;
- de verklaring van verdachte afgelegd tegenover de rechtbank op 8 april 2014. [2]
Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank ook dat verdachte aan aangever [slachtoffer 1] het mes heeft getoond. Weliswaar wordt dit door verdachte ontkend, maar de rechtbank volgt hierin de verklaring van aangever. Tevens volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de bewijsmiddelen dat verdachte een horloge van aangever heeft meegenomen. De rechtbank leidt dat af uit de verklaring van aangever en die van de medeverdachte [3] , zodat zij de ontkennende verklaring van verdachte op dit punt niet volgt.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het (als diefstal met geweld in vereniging) tenlastegelegde onderdeel heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 08 februari 2013 te Ermelo tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een herenhorloge en één of meer sieraden, toebehorende aan [slachtoffer 1] (geboren in 1934) en aan [slachtoffer 2] (geboren in 1934), welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld onder meer hierin bestonden dat hij, verdachte en/of zijn mededader
- bij de woning van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (perceel [adres 2]) hebben aangebeld en
- ( nadat die [slachtoffer 2] de voordeur had geopend) die woning onverhoeds - mogelijk verzet
brekend - hebben betreden en bovenop die [slachtoffer 2] is gesprongen en deze op de grond heeft geduwd en op het lichaam van die [slachtoffer 2] is gaan en blijven zitten en daarbij deze heeft gezegd om haar mond te houden en stil te zijn en een hand op de mond van die [slachtoffer 2] heeft gedrukt en gedrukt heeft gehouden en deze stevig bij haar arm heeft vastgepakt en daarbij heeft gezegd: "Zeg waar de portemonnee is! Geef je pasje!" en nogmaals meermalen die [slachtoffer 2] stevig bij haar armen heeft vastgepakt en
- die [slachtoffer 1] (die was opgestaan uit een bank) heeft vastgepakt en deze naar de grond heeft geduwd en op het lichaam Van die [slachtoffer 1] is gaan en blijven zitten en deze heeft geslagen en tegen deze heeft geroepen dat deze zijn mond moest houden en stil moest zijn en een hand tegen de mond van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt en (terwijl die [slachtoffer 1] ruggelings op de grond lag) een mes, op zeer korte afstand van het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en daarbij meermalen heeft gezegd dat die [slachtoffer 1] geld en een bankpasje moest afgeven en (nadat die [slachtoffer 1] zich verzette) deze meermalen met kracht tegen diens lichaam heeft geslagen en meermalen met kracht in diens gezicht heeft geslagen;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Uit de 12 februari 2014 gedateerde Pro Justitia rapportage van drs. [psycholoog], klinisch psycholoog, komt naar voren dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis in termen van een post-traumatische stressstoornis, complex en chronisch. Tevens is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesgesteldheid in termen van een persoonlijkheidsstoornis NAO. Dit was ook zo ten tijde van het tenlastegelegde. De gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde werden daardoor beïnvloed. Op basis van zijn persoonlijkheidsstoornis en traumatisering heeft verdachte minder mogelijkheden gehad om eigen onlustgevoelens, impulsen en antisociale tendensen en gedragingen adequaat te kanaliseren en te sturen. Vanuit zijn identiteitszwakte, identificeerde verdachte zich daarnaast met stoere ‘verkeerde vrienden’ en was hij gemakkelijk door hen te beïnvloeden. Verdachte was zich bewust van het ontoelaatbare van zijn gedrag, maar was op grond van de genoemde problematiek minder in staat om zijn wil conform een dergelijk besef te bepalen. De rechtbank wordt in overweging gegeven verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Uit de 7 maart 2014 gedateerde Pro Justitia rapportage van drs. [psychiater], psychiater, komt naar voren dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis in de zin van een
post-traumatische stressstoornis met een chronisch verloop waarbij sprake is van een identiteitsprobleem als bijkomende reden van zorg. Verder kan gesproken worden van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis NAO met cluster C (afhankelijke en ontwijkende) en cluster B (borderline en antisociale) trekken. Dit was ook zo ten tijde van het ten laste gelegde. De gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde werden daardoor beïnvloed. Verdachte heeft een zekere fascinatie met criminaliteit, spanningsbehoefte en opportunisme. Mede onder invloed van alcohol en cannabis lijkt verdachte vanuit zijn gewetensfuncties en empathie onvoldoende innerlijke remming te hebben gehad. Aangaande de toepassing van geweld claimt verdachte dat zijn agressie beperkt was tot een vooral reactief handelen in een situatie van een zich bedreigd voelen. De rechtbank wordt, gelijk het advies van de klinisch psycholoog, in overweging gegeven verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarde op te leggen een klinische opname in [kliniek] met een behandelduur van 9 maanden tot 18 maanden en daarop aansluitend een ambulante behandeling, verplicht reclasseringscontact, een contactverbod en een drugs- en alcoholverbod, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich aangesloten bij de vordering van de officier van justitie waar het de duur van de voorwaardelijke gevangenisstraf betreft, de daaraan gekoppelde voorgestelde voorwaarden en een proeftijd van 3 jaar. De raadsvrouw heeft daarentegen een aanzienlijker kortere duur van het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf bepleit dan de officier van justitie heeft geëist. De raadsvrouw heeft daarbij verzocht rekening te houden met de leeftijd van verdachte en de door de deskundigen vastgestelde verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
  • het uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte, gedateerd
  • het psychiatrisch onderzoek door drs. [psychiater] van 7 maart 2014;
  • het psychologisch onderzoek door drs. [psycholoog] van 12 februari 2014;
  • een voorlichtingsrapportage van Bureau Jeugdzorg Gelderland, d.d. 1 april 2014 en een op 20 juni 2014 aan de officier van justitie per e-mail verzonden aanvulling hierop en
  • een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland d.d. 22 januari 2014.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft samen met een mededader in de vroege avond van 8 februari 2013 een overval gepleegd in de woning van een bejaard echtpaar. De woning is de plek waar iemand zich bij uitstek veilig dient te voelen. Een die avond geplande verjaardagsvisite heeft plaats moeten maken voor een nachtmerrie. De met bivakmutsen getooide verdachte en diens mededader hebben aangebeld en zijn na het openen van de deur door het vrouwelijk slachtoffer naar binnen gestormd en hebben vervolgens geweld niet geschuwd. De rechtbank rekent verdachte deze lafhartige overval zwaar aan. Zoals blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring die ter terechtzitting is voorgelezen, heeft deze overval bij beiden diepe sporen achter gelaten en heeft de overval nog steeds ingrijpende gevolgen voor hun dagelijks leven. Verdachte en zijn mededader hebben met hun handelen ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en ook op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Hun handelen is puur gericht geweest op materieel gewin. Niet is gebleken dat zij op enigerlei wijze stil hebben gestaan bij de angst en de onveiligheid die hun handelen teweegbrengt voor de slachtoffers.
Klinisch psycholoog Gresnigt stelt dat verdachte na het ten laste gelegde meerdere maanden heeft laten zien dat hij gemotiveerd is om zijn leven een andere wending te geven, dat hij goed heeft meegewerkt met de reclassering en dat hij een goede gedragsverandering heeft laten zien. Al met al wordt de kans op recidive als matig ingeschat. Een klinische start van een behandeling is geïndiceerd. Zijn posttraumatische stressstoornis dient te worden behandeld. Daarnaast dient er aandacht te zijn voor zijn gestagneerde persoonlijkheidsontwikkeling, hechtings- en impulscontroleproblematiek en middelengebruik. Gresnigt denkt daarbij aan een start binnen een klinisch-forensisch-psychotherapeutische setting, zoals mogelijk FPK Groot Batelaar. Deze klinische start zou gevolgd moeten worden door een langer durende ambulante psychotherapeutische behandeling bij een forensische polikliniek van de GGZ. Gelet op de ernst van het ten laste gelegde, bet belang om verdachte op zijn volwassen kant aan te spreken en de advisering is Gresnigt van mening dat het meerderjarigenstrafrecht moet worden toegepast.
Psychiater [psychiater] stelt dat verdachte in de periode na het tenlastegelegde een positieve ontwikkeling heeft laten zien waarin hij actief heeft gewerkt aan problemen in zijn
sociaal-maatschappelijke functioneren. Op het moment van het afronden van het rapport heeft verdachte geen eigen huisvesting, geen concrete dagbesteding en een beperkt steunsysteem om op terug te vallen. De kans op recidive wordt door [psychiater] als matig ingeschat. Verdachte toont zich vooral gemotiveerd voor een ambulant traject, maar geeft aan een start van een klinische behandeling te accepteren als de rechter dit mocht opleggen, als is het, aldus [psychiater], de vraag of gelet op eerdere negatief ervaren contacten verdachte zijn huidige motivatie weet vast te houden. [psychiater] adviseert een start met een klinische behandeling als bijzondere voorwaarde in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf. Verder wordt een proeftijd van 2 tot 3 jaar geadviseerd in combinatie met een verplicht toezicht door de reclassering. [psychiater] stelt voorts dat gelet op de te verwachten duur van een behandeling en gelet op de uitgangspunten van de behandeling de voorkeur gaat naar toepassing van het meerderjarigenstrafrecht.
[medewerker 1] heeft zich in zijn reclasseringsadvies van 22 januari 2014 onthouden van een advies en een eventueel later te geven advies af laten hangen van de bevindingen van de Jeugdreclassering en het onderzoek door het NIFP.
[medewerker 2] van Bureau Jeugdzorg (hierna: [medewerker 2]) heeft in zijn adviesrapport van 1 april 2014 aangegeven dat de Jeugdreclassering zich aansluit bij de bevindingen van de klinisch psycholoog en de psychiater. In de periode na het delict heeft verdachte laten zien dat hij zijn woorden om een positieve bijdrage te gaan leveren aan de maatschappij kracht bij zet met daden. Hij heeft zich volledig ingezet voor het vinden van een baan en heeft meegewerkt aan hulpverlening en bewindvoering. Ook de periode in het Huis van Bewaring heeft verdachte zijn motivatie gehouden en heeft hij zich volledig ingezet. Een forse voorwaardelijke detentiestraf zou voor verdachte gelden als een serieuze stok achter de deur. Daarbij adviseert de Jeugdreclassering als bijzondere voorwaarde een klinische behandeling gericht op traumaverwerking en psychotherapie gevolgd door een ambulante behandeling. De Jeugdreclassering adviseert voorts een proeftijd van 2 tot 3 jaar in combinatie met een verplicht toezicht door de Reclassering Nederland. Verdachte heeft, aldus [medewerker 2], oprecht spijt van zijn delict en wil zijn excuses na het horen van zijn straf aanbieden aan de slachtoffers.
Ter zitting van 8 april 2014 heeft [medewerker 2] aangegeven dat de mogelijkheden die het meerderjarigenstrafrecht biedt, het best aansluiten bij wat verdachte nodig heeft. [medewerker 2] heeft voorts aangegeven dat de aard van de behandeling gezocht moet worden in EMDR-therapie en een lange psychotherapie voor de persoonlijkheidsstoornis.
In zijn e-mailbericht van 20 juni 2014 heeft [medewerker 2] voorts aangegeven dat verdachte is
aangenomen bij het Programma Zeer Intensieve Behandeling van Psychiatrische Afdeling [kliniek]. In het behandelplan wordt een behandelinterventie geadviseerd die gericht is op intensieve traumabehandeling met EMDR. Dit dient te gebeuren in de vorm van een klinische behandeling, welke gevolgd dient te worden door een gedegen resocialisatietraject. Ook dient er na de klinische behandeling een langdurende ambulant-psychotherapeutische behandeling bij een forensische polikliniek te volgen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen toepassing van het minderjarigenstrafrecht moet plaatsvinden, doch dat zij bij haar eis evenwel rekening heeft gehouden met de nog jonge leeftijd van verdachte. Er zijn door de verdediging ook geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht die toepassing van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht rechtvaardigen.
De raadsvrouw heeft aanvankelijk verzocht om het minderjarigenstrafrecht toe te passen maar is zich van bewust van de omstandigheid dat de voorgestelde behandelingen van verdachte in dat juridische kader niet te combineren zijn.
De rechtbank zal het advies van de jeugdreclassering, de klinisch psycholoog en de psychiater om het meerderjarigenstrafrecht toe te passen volgen. Verdachte is strafrechtelijk meerderjarig en de rechtbank ziet in de door de klinisch psycholoog, psychiater en jeugdreclassering vermelde beschrijving van de persoonlijkheid van verdachte en aanbevolen behandelingen onvoldoende aanleiding het minderjarigen strafrecht toe te passen.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 4 juni 2014 blijkt dat verdachte door de kinderrechter in 2012 en 2011 is veroordeeld tot werkstraffen en een voorwaardelijke jeugddetentie ter zake van geweldsdelicten. Ter zake overtreding van de Leerplichtwet 1969, Wegenverkeerswet 1994 en Regeling voertuigen is verdachte in 2009, 2013 en dit jaar veroordeeld tot respectievelijk een werkstraf en twee geldboetes.
Voor enig vergelijk heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS).
Als uitgangspunt voor de overval op de woning wordt bij een alleen opererende dader een
gevangenisstraf van drie jaar onvoorwaardelijk gehanteerd als het gaat om licht geweld en bedreiging met geweld. Bij ander geweld wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar gehanteerd. Straf verhogend is hierbij de omstandigheid dat het feit in vereniging is gepleegd.
Vast staat dat verdachte een groot deel van het op het echtpaar uitgeoefende geweld voor zijn rekening heeft genomen. In het nadeel van verdachte spreken ook de recente veroordelingen ter zake van geweldsdelicten. Daarentegen heeft verdachte ook, zo blijkt uit zijn verklaringen tegenover de politie en de rechtbank, ook zijn verantwoordelijkheid genomen en openheid van zaken gegeven. Volgens de verschillende rapporteurs heeft na het tenlastegelegde feit tevens een positieve gedragsontwikkeling bij verdachte plaatsgevonden waar het gaat om het open staan voor behandelingen en het leveren van een positieve maatschappelijke bijdrage. Verdachte heeft dat beeld ter terechtzitting bevestigd. De rechtbank zal deze proceshouding dan ook in zijn voordeel meenemen. Voorts sluit de rechtbank haar ogen niet voor het feit dat het hier een jonge verdachte betreft, die als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd moet worden en diverse intensieve klinische en ambulante behandelplannen zal moeten ondergaan. In deze omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om de eis van de officier van justitie te volgen en een lagere gevangenisstraf op te leggen dan de LOVS-oriëntatiepunten.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden verbinden. Die voorwaarden maken dat verdachte een klinische behandeling gevolgd door een ambulante behandeling dient te ondergaan. Daar zijn uiteindelijk zowel verdachte als de maatschappij meer bij gebaat, dan de enkele opsluiting van verdachte.

7.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Door beiden wordt een bedrag van € 2.000,-- aan immateriële schade gevorderd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partijen geheel toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 dagen hechtenis. De officier van justitie vordert tenslotte dat de wettelijke rente wordt toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren omdat de immateriële schade met name is ingegeven door de bedreiging met een mes en het letsel, feitelijke omstandigheden waarvoor verdachte zich niet aansprakelijk acht. Overigens leidt de behandeling van de vordering, aldus de raadsvrouw, gelet op de vast te stellen mate van hoofdelijke aansprakelijkheid tot een onevenredig belasting van het strafgeding, zodat eveneens niet-ontvankelijkheid volgt.
Beoordeling door de rechtbank
Aan de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op na te melden bedrag.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partijen, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 8 februari 2013.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
  • verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
  • verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
  • verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert:

diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

  • verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
  • veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
  • bepaalt dat van deze gevangenisstraf
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaardendat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
4. dat veroordeelde zich op uitnodiging meldt bij Reclassering Nederland;
5. dat veroordeelde zich gedurende 9 tot 18 maanden van de proeftijd van 3 jaar, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, zal laten opnemen in [kliniek], althans een soortgelijke intramurale instelling, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
6. dat veroordeelde zich na de klinische behandeling gedurende de proeftijd van 3 jaar onder behandeling zal stellen bij een forensische polikliniek, zulks ter beoordeling van Reclassering Nederland waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, teneinde zich te laten behandelen voor de chronische traumatische stoornis;
7. dat veroordeelde gedurende de proeftijd van 3 jaar op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachte [mededader], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
-
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover [mededader] betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover
[slachtoffer 1]zal zijn gekweten - tegen kwijting aan
[slachtoffer 1], te betalen € 2.000,-- (tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
-
Maatregel van schadevergoeding
Legt op aan veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover [mededader] betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover
[slachtoffer 1]zal zijn gekweten - de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
,te betalen
€ 2.000,-- (tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
-
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover [mededader] betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover
[slachtoffer 2]zal zijn gekweten - tegen kwijting aan
[slachtoffer 2]te betalen € 2.000,-- (tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
-
Maatregel van schadevergoeding
Legt op aan veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover [mededader] betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover
[slachtoffer 2]zal zijn gekweten - de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
,te betalen € 2.000,-- (tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
8 februari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. Gilhuis (voorzitter), mr. Welbergen en mr. Kropman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Koster, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 juli 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant van de Politie Eenheid Oost Nederland, District Noord- en Oost Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2013018518, gesloten op 1 februari 2014 in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal ter terechtzitting van 8 april 2014
3.Proces-verbaal verhoor [mededader], p. 354.