ECLI:NL:RBGEL:2014:4328

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 juli 2014
Publicatiedatum
14 juli 2014
Zaaknummer
05/862952-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. G. Gilhuis
  • mr. W. Welbergen
  • mr. K. Kropman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval in Ermelo door jeugdige verdachten leidt tot 42 maanden gevangenisstraf waarvan 12 voorwaardelijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 11 juli 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een woningoverval op 8 februari 2013 in Ermelo. De verdachte, samen met een medeverdachte, heeft de woning van een bejaard echtpaar overvallen. De overval begon toen de vrouw van het echtpaar de deur opendeed, waarna de verdachten de woning binnendrongen. De verdachte heeft geweld gebruikt tegen zowel de man als de vrouw, waarbij hij hen bedreigde met een mes en hen dwong tot het afgeven van waardevolle spullen, waaronder een herenhorloge en sieraden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte in vereniging hebben gehandeld, wat de ernst van het delict vergroot. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling voor zijn aanpassingsstoornis. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen, de slachtoffers van de overval, toegewezen, waarbij elk slachtoffer € 2.000,-- aan immateriële schadevergoeding ontvangt. De rechtbank heeft de verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar beoordeeld, wat heeft geleid tot een lagere straf dan de eis van de officier van justitie. De uitspraak benadrukt de impact van de overval op de slachtoffers en de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/862952-13
Datum zitting : 27 juni 2014
Datum uitspraak : 11 juli 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres 1]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Raadsvrouw: mr. V. van de Port, advocaat te Harderwijk.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 08 februari 2013 te Ermelo tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een (heren)horloge en/of een (nep) gouden
armband en/of een ketting en/of een paar oorbellen, althans één of meer
sieraad/sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 1] (geboren in 1934) en/of aan [slachtoffer 2] (geboren in 1934),
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of tegen die [slachtoffer 2],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld onder meer hierin bestond(en)
dat hij, verdachte en/of zijn mededader
- bij de woning van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (perceel [adres 2]) heeft/hebben
aangebeld en/of
- ( nadat die [slachtoffer 2] de voordeur had geopend) die woning onverhoeds- mogelijk
verzet brekend- heeft/hebben betreden en/of bovenop die [slachtoffer 2] is gesprongen
en/of deze op de grond heeft geduwd en/of op het lichaam van die [slachtoffer 2] is
gaan en/of blijven zitten en/of (daarbij) deze heeft bevolen/gezegd om haar
mond te houden en stil te zijn en/of een hand op de mond van die [slachtoffer 2]
heeft gedrukt en/of gedrukt heeft gehouden en/of deze stevig bij haar
arm(en) heeft vastgepakt en/of (daarbij) heeft geroepen/gezegd: "Zeg waar de
portemonnee is! Geef je pasje!"en/of (nogmaals) (meermalen) die [slachtoffer 2]
(stevig) bij haar arm(en)heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer 1] (die was opgestaan uit een bank) heeft vastgepakt en/of deze
naar de grond heeft geduwd en/of op het lichaam van die [slachtoffer 1] is gaan
en/of blijven zitten en/of deze heeft geslagen en/of gestompt en/of tegen
deze heeft geroepen dat deze zijn mond moest houden en stil moest zijn en/of
een hand tegen de mond van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt en/of (terwijl die
[slachtoffer 1] ruggelings op de grond lag) een mes, althans een scherp,puntig
voorwerp, op zeer korte afstand van het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft
gehouden en/of daarbij (meermalen) heeft gezegd dat die [slachtoffer 1] geld
en/of een bankpasje moest afgeven en/of (nadat die [slachtoffer 1] zich
verzette) deze (meermalen) met kracht tegen diens lichaam heeft geslagen
en/of gestompt en/of deze (meermalen) met kracht in diens gezicht en/of
tegen diens hoofd heeft geslagen en/of gestompt
EN/OF
hij op of omstreeks 08 februari 2013 te Ermelo tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld [slachtoffer 1] (geboren in 1934) en/of [slachtoffer 2] (geboren in 1934),
heeft gedwongen tot de afgifte van een (heren)horloge en/of een (nep) gouden
armband en/of een ketting en/of een paar oorbellen, althans één of meer
sieraad/sieraden, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
hij, verdachte, en/of zijn mededader
- bij de woning van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (perceel [adres 2]) heeft/hebben
aangebeld en/of
- ( nadat die [slachtoffer 2] de voordeur had geopend) die woning onverhoeds- mogelijk
verzet brekend- heeft/hebben betreden en/of bovenop die [slachtoffer 2] is gesprongen
en/of deze op de grond heeft geduwd en/of op het lichaam van die [slachtoffer 2] is
gaan en/of blijven zitten en/of (daarbij) deze heeft bevolen/gezegd om haar
mond te houden en stil te zijn en/of een hand op de mond van die [slachtoffer 2]
heeft gedrukt en/of gedrukt heeft gehouden en/of deze stevig bij haar
arm(en) heeft vastgepakt en/of (daarbij) heeft geroepen/gezegd: "Zeg waar de
portemonnee is! Geef je pasje!"en/of (nogmaals) (meermalen) die [slachtoffer 2]
(stevig) bij haar arm(en)heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer 1] (die was opgestaan uit een bank) heeft vastgepakt en/of deze
naar de grond heeft geduwd en/of op het lichaam van die [slachtoffer 1] is gaan
en/of blijven zitten en/of deze heeft geslagen en/of gestompt en/of tegen
deze heeft geroepen dat deze zijn mond moest houden en stil moest zijn en/of
een hand tegen de mond van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt en/of (terwijl die
[slachtoffer 1] ruggelings op de grond lag) een mes, althans een scherp,puntig
voorwerp, op zeer korte afstand van het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft
gehouden en/of daarbij (meermalen) heeft gezegd dat die [slachtoffer 1] geld
en/of een bankpasje moest afgeven en/of (nadat die [slachtoffer 1] zich
verzette) deze (meermalen) met kracht tegen diens lichaam heeft geslagen
en/of gestompt en/of deze (meermalen) met kracht in diens gezicht en/of
tegen diens hoofd heeft geslagen en/of gestompt;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 11 maart 2014, 8 april 2014 en 27 juni 2014 ter terechtzitting onderzocht.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd:
 [slachtoffer 1]
 [slachtoffer 2]
De officier van justitie, mr. A.M. Tromp, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het tenlastegelegde
De feiten
Op 8 februari 2013 heeft er een overval op een woning plaatsgevonden aan de [adres 2] te Ermelo. De politie is daarop een opsporingsonderzoek gestart, wat heeft geleid tot de aanhouding van verdachte en diens mededader [mededader].
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat met betrekking tot verdachte en diens medepleger wel bewezen kan worden dat sprake is van het medeplegen van diefstal, doch dat verdachte niet strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor het op de slachtoffers uitgeoefende geweld of bedreiging met geweld.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 1](geboren in 1934) heeft verklaard dat hij op 8 februari 2013 samen met zijn vrouw thuis was in de woning aan de [adres 2] in Ermelo. Op een gegeven moment ging de deurbel en de vrouw van aangever opende de deur. Aangever hoorde vrijwel direct een harde gil. Aangever wilde opstaan, maar werd naar de grond gewerkt door een persoon. Aangever werd ook geslagen door die persoon. Aangever lag op zijn rug op de grond en zag dat de persoon die op hem zat een mes in zijn hand had, dat hij op zeer korte afstand van het gezicht en nek van aangever hield. Aangever hoorde deze persoon zeggen dat aangever zijn geld en bankpasje moest geven. Toen aangever zei dat hij dat niet had, heeft aangever meerdere klappen gekregen op zijn hele lichaam. Aangever zei tegen zijn vrouw: “Blijf rustig [slachtoffer 2], de kinderen kunnen zo thuis komen”, waarop zij ze: “Ja, laten wij rustig blijven, ze kunnen er zo zijn”. Daarop werd aangever meerdere malen met kracht op zijn rechter wang geslagen. Hij zag allemaal sterretjes en het werd zwart voor zijn ogen. Hij heeft niet meer gemerkt dat de jongen van hem af is gegaan en de woning heeft verlaten. De vrouw van aangever was door een tweede persoon de woning in gebracht en moest op de bank zitten. Deze persoon is naar boven gegaan. Met betrekking tot de weggenomen goederen heeft aangever verklaard dat er een herenhorloge is weggenomen uit de slaapkamer boven. [2]
[slachtoffer 2](geboren in 1934) heeft verklaard dat zij op 8 februari 2013 samen met haar man thuis was in de woning aan de [adres 2] in Ermelo. Op een gegeven moment ging de bel en aangeefster heeft de voordeur open gedaan. Zij voelde heel snel dat er iemand bovenop haar sprong en zij viel meteen op de grond in de gang. Aangeefster voelde dat er iemand op haar zat, die zei dat ze haar mond moest houden en stil moest zijn, hetgeen aangeefster niet deed, zij bleef zo hard gillen als ze kon. De persoon drukte een hand tegen de mond van aangeefster, zodat zij niet meer kon gillen. Aangeefster heeft in de hand van de persoon gebeten, vermoedelijk aan de pinkkant van zijn rechter hand. Aangeefster heeft verklaard dat zij eerst op de grond lag in de gang, bij de voordeur, en dat zij hier met die ene jongen heeft geworsteld in de gang. Deze jongen liep vervolgens bij haar weg en ging de woonkamer in. Aangeefster is ook naar woonkamer gegaan, omdat ze daar de politie wilde bellen, maar ze kon niet bij de telefoon komen. Aangeefster werd stevig beetgepakt bij haar arm en moest op de bank gaan zitten. De persoon die haar had beetgepakt zei tegen haar: “Zeg waar de portemonnee is! Geef je bankpasje!”. Aangeefster heeft hier niet op gereageerd. Zij zag dat haar man in de woonkamer op de grond lag en dat er een persoon op hem zat, die de man van aangeefster diverse malen met een vlakke hand hard op zijn rug sloeg. Aangeefster werd nogmaals stevig beetgepakt bij haar armen. Zij hoorde haar man toen zeggen: “[slachtoffer 2], hou je maar rustig hoor, want onze jongens komen zo”, waarop aangeefster nadrukkelijk op haar horloge keek en zei: “Oh ja, dat duurt niet lang meer”. Aangeefster zag vervolgens dat haar man door de persoon die op hem zat wel vijf keer heel hard met een vuist in zijn gezicht werd geslagen. Op een gegeven moment hoorde ze een persoon naar boven lopen. Hierna zijn ze beiden de woning uitgerend, aldus aangeefster. De man van aangeefster was enige tijd buiten bewustzijn en zij zag dat zijn wang heel erg dik werd.
Aangeefster is heel bang geweest dat haar man al die klappen niet zou overleven. Zij heeft zelf pijnlijke handen en vingers, een wondje aan haar linker onderarm, haar rechter ringvinger is zwaar gekneusd en er is een splintertje van het bot af. Aangeefster heeft ook de pink van haar linker hand gekneusd. [3]
[mededader]heeft bekend de overval op de woning aan de [adres 2] in Ermelo te hebben gepleegd, samen met verdachte. [mededader] heeft verklaard dat hij boven in de woning is geweest en dat hij daar een nepgouden armband heeft weggenomen.
[mededader] heeft verder verklaard dat hij en [verdachte] allebei een mes in de zak hadden. [verdachte] pakte gelijk de vrouw beet toen zij de deur open deed. [mededader] liep de woning in en zag de man op zich af komen, die hij vervolgens in de woonkamer op de grond werkte. De man viel hard tegen de grond. Het mes viel op de grond. [mededader] hield met zijn rechterhand de hand van de man tegen en sloeg hem met zijn linkerhand in het gezicht, waarna de man verslapte. [mededader] hoorde [verdachte] roepen: “au mijn vinger”. [mededader] heeft verklaard dat hij vervolgens is gaan kijken wat er te halen viel en liep naar de slaapkamer op de begane grond, waar hij een nepgouden armband of ketting uit heeft meegenomen. Vervolgens is hij naar boven gelopen, waar hij [verdachte] iets hoorde roepen van “kom snel, kom snel”. [mededader] rende naar beneden waar [verdachte] tegen hem zei dat er een camera in de kamer stond. Zij zijn daarna de woning uitgerend en zijn naar de auto van [verdachte], een zwarte [auto], gerend, die aan het begin van de weg stond. Vervolgens zijn ze naar Harderwijk gereden.
Over de voorbereidingen heeft [mededader] het volgende verklaard. Hij en [verdachte] zaten die middag bij elkaar en zaten te bedenken hoe ze aan geld konden komen. Eerst dachten ze aan een inbraak, later aan een overval. [mededader] weet niet meer wie er op dat idee kwam. Ze dachten dat er in de woning op nummer [huisnummer] wel wat te halen zou zijn. Ze hebben nagedacht over vastbinden en dreigen met een mes. De messen kwamen uit het messenblok in de keuken van [mededader]. Ze hebben allebei van een voetbalmaillot een stuk weggeknipt bij de voeten en het kruis en er gaten ingemaakt voor de ogen. [verdachte] ging als eerste naar binnen, hij pakte de vrouw. [mededader] heeft de man op zijn gezicht geslagen en heeft zijn arm weggeduwd. Ook heeft hij bovenop de man gezeten. Zij hebben gevraagd naar pinpassen en of er geld was. [verdachte] werd in zijn vinger gebeten. [4]
Als getuige gehoord bij de rechter-commissaris heeft [mededader] voorts verklaard over de van tevoren gemaakte afspraken dat verdachte zich zou bezig houden met de vrouw als zij open zou doen en hij met de man. Als de man had opengedaan zou ik doen wat verdachte nu met de vrouw heeft gedaan, namelijk zorgen dat de deur dichtging, dat er niemand weg ging en dat er niet gegild zou worden. [5]
Verdachteheeft tegenover de politie en de rechtbank verklaard weliswaar aanwezig te zijn geweest tijdens de overval in de woning, doch daarbij geen geweld te hebben gebruikt jegens de bewoners of hen met geweld te hebben bedreigd. Verdachte heeft verklaard dat hij met [mededader] het plan had opgevat om te gaan inbreken en dat het hem min of meer overkomen is dat hij in een overval terechtkwam.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte in het licht van de bewijsmiddelen ongeloofwaardig. Zo komt de verklaring van de medeverdachte vrijwel geheel overeen met de verklaring van de aangevers. De medeverdachte heeft daarbij ook volledige openheid gegeven over zijn aandeel in het geheel, en heeft ook verklaard dat hij verantwoordelijk is geweest voor het op de man uitgeoefende geweld en dat bij de overval een door hem meegenomen mes zichtbaar is geworden voor de slachtoffers. Verdachtes verklaring dat hij dacht dat ze zouden gaan inbreken is ook overigens ongeloofwaardig, gelet op het feit dat [mededader] en hij een maillot over hun hoofd hadden aangetrokken –wat bij daglicht eerder meer dan minder aandacht op straat trekt- en zij hebben aangebeld bij een woning, terwijl het nog licht was, terwijl het aldaar wonende echtpaar thuis was. Op vragen van de rechtbank is verdachte het antwoord ook schuldig gebleven hoe zij dan van plan waren om de woning binnen te komen bij een inbraak. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte, evenals [mededader], op de hoogte was van het plan om een overval te plegen. Dat verdachte niet wist dat [mededader] een mes bij zich had, acht de rechtbank, gelet hierop, dan ook eveneens ongeloofwaardig. Nu uit de bewijsmiddelen blijkt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, is het overigens niet relevant wie van de verdachten daadwerkelijk de onderscheiden delictsbestanddelen heeft vervuld. Ook verdachte kan voor het geheel verantwoordelijk worden gehouden, ook voor het toegepaste geweld. Niet alleen blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte zelf ook geweld tegen de vrouw heeft toegepast, maar ook dat voorafgaand een rolverdeling is afgesproken. Dat daarbij geen afspraken over het toe te passen geweld zijn gemaakt, doet daar niet aan af.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het (als diefstal met geweld in vereniging) tenlastegelegde onderdeel heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 08 februari 2013 te Ermelo tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een herenhorloge en één of meer sieraden, toebehorende aan [slachtoffer 1] (geboren in 1934) en aan [slachtoffer 2] (geboren in 1934), welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld onder meer hierin bestonden dat hij, verdachte en/of zijn mededader
- bij de woning van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (perceel [adres 2]) hebben aangebeld en
- ( nadat die [slachtoffer 2] de voordeur had geopend) die woning onverhoeds- mogelijk verzet brekend- hebben betreden en bovenop die [slachtoffer 2] is gesprongen en deze op de grond heeft geduwd en op het lichaam van die [slachtoffer 2] is gaan en blijven zitten en daarbij deze heeft gezegd om haar mond te houden en stil te zijn en een hand op de mond van die [slachtoffer 2] heeft gedrukt en gedrukt heeft gehouden en deze stevig bij haar arm heeft vastgepakt en daarbij heeft gezegd: "Zeg waar de
portemonnee is! Geef je pasje!" en nogmaals meermalen die [slachtoffer 2] stevig bij haar armen heeft
vastgepakt en
- die [slachtoffer 1] (die was opgestaan uit een bank) heeft vastgepakt en deze naar de grond heeft geduwd en op het lichaam van die [slachtoffer 1] is gaan en blijven zitten en deze heeft geslagen en tegen deze heeft geroepen dat deze zijn mond moest houden en stil moest zijn en een hand tegen de mond van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt en (terwijl die [slachtoffer 1] ruggelings op de grond lag) een mes, op zeer korte afstand van het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en daarbij meermalen heeft gezegd dat die [slachtoffer 1] geld en een bankpasje moest afgeven en (nadat die [slachtoffer 1] zich verzette) deze meermalen met kracht tegen diens lichaam heeft geslagen en meermalen met kracht in diens gezicht heeft geslagen;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Uit het rapport van [psycholoog], GZ-psycholoog, komt naar voren dat verdachte lijdende is aan een chronische aanpassingsstoornis die begonnen is op zijn 18e verjaardag. Daarnaast is sprake van een onrijpe, impulsgestuurde sociaal-emotionele en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale trekken, zoals liegen, autoriteitsongevoeligheid en uit zijn op directe behoeftebevrediging. In het denken, voelen en handelen is verdachte instabiel. Dit was ook zo ten tijde van het tenlastegelegde. De gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde werden deels daardoor beïnvloed. Het gedrag wordt mede verklaard door middelengebruik. Verdachte is in staat het strafrechtelijk ontoelaatbare van zijn handelswijze in te zien, maar is op grond van de gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornissen onvoldoende in staat zijn wil conform dat besef te bepalen. [psycholoog] concludeert dat bij een bewezenverklaring verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar.
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6. De motivering van de sanctie

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarde een op te leggen reclasseringscontact, een ambulante behandeling, een locatie- en contactverbod en een drugs- en alcoholverbod, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft een onvoorwaardelijke (jeugd)detentie bepleit waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de periode van het reeds door verdachte ondergane voorarrest. In het kader van een voorwaardelijk deel wordt verzocht aansluiting te zoeken bij de in de diverse rapportages gegeven (straf)adviezen, in het bijzonder de reclasseringsrapportages. Bij een hogere onvoorwaardelijk op te leggen sanctie als hiervoor aangegeven bepleit de raadsvrouw dit naast de (jeugd)detentie in de vorm van een werkstaf te doen.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd
3 juni 2014 en
 voorlichtingsrapportages van Reclassering Nederland, d.d. 6 maart 2014 en 25 juni 2014, betreffende verdachte en een briefrapport van [medewerker 1] en [medewerker 2] van Bureau Jeugdzorg d.d. 27 mei 2014;
 een multidisciplinair rapport van [psycholoog], GZ-psycholoog, gedateerd 29 januari 2014.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft samen met een mededader in de vroege avond van 8 februari 2013 een overval gepleegd in de woning van een bejaard echtpaar. De woning is de plek waar iemand zich bij uitstek veilig dient te voelen. Een die avond geplande verjaardagsvisite heeft plaats moeten maken voor een nachtmerrie. De met bivakmutsen getooide verdachte en diens mededader hebben aangebeld en zijn na het openen van de deur door het vrouwelijk slachtoffer naar binnen gestormd en hebben vervolgens geweld niet geschuwd. De rechtbank rekent verdachte deze lafhartige overval zwaar aan. Zoals blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring die ter terechtzitting is voorgelezen, heeft deze overval bij beiden diepe sporen achter gelaten en heeft de overval nog steeds ingrijpende gevolgen voor hun dagelijks leven. Verdachte en zijn mededader hebben met hun handelen ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en ook op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Hun handelen is puur gericht geweest op materieel gewin. Niet is gebleken dat zij op enigerlei wijze stil hebben gestaan bij de angst en de onveiligheid die hun handelen teweegbrengt voor de slachtoffers.
Met betrekking tot het al dan niet toepassen van het minderjarigenstrafrecht stelt de deskundige [psycholoog] dat verdachte 19 jaar was toen het tenlastegelegde plaatsvond, hij toen bij zijn moeder woonde en bij hem sprake is van een onrijpe sociaal-emotionele ontwikkeling. Hij is, aldus [psycholoog], jong en naïef is voor zijn leeftijd. [psycholoog] kan zich voorstellen dat de rechtbank hierin argumenten ziet die aanleiding geven het minderjarigenstrafrecht van toepassing te laten zijn, hoe ernstig het delict ook is.
Jeugdreclasseerder [medewerker 1] heeft in zijn briefrapport van 27 mei 2014 aangegeven dat binnen een Justitiële Jeugdinrichting (JJI) meer mogelijkheden zijn om de jongvolwassen verdachte een bij zijn ontwikkelingsleeftijd passende (leer)omgeving aan te bieden dan binnen een Penitentiaire Inrichting (PI). Dit is volgens [medewerker 1] een contra-indicatie voor berechting volgens het commune strafrecht. Ter zitting heeft [medewerker 1] in zijn hoedanigheid van deskundige aangegeven dat verdachte binnen de adolescentenmethodiek beter kan worden aangesproken. Binnen de JJI is een meer pedagogisch klimaat aanwezig dan in een PI, nu daar wordt gewerkt met morele vraagstukken en erkende gedragsinterventies mogelijk zijn.
[deskundige] heeft in het reclasseringsadvies van 25 juni 2014 aangegeven dat de reclassering geen zwaarwegende factoren ziet dat de detentie binnen een JJI zou moeten plaatsvinden of dat de interventies en begeleiding door de jeugdreclassering uitgevoerd zouden moeten worden. Het plan van aanpak zoals beschreven in het reclasseringsrapport van 6 maart 2014 is zowel uitvoerbaar onder het volwassenenstrafrecht als het minderjarigenstrafrecht en zowel binnen een reguliere PI als binnen een JJI. Vanuit de visie van de reclassering is thans de enige motivatie het minderjarigenstrafrecht toe te passen de door het NIFP vastgestelde ontwikkelingsachterstand van verdachte en de om die reden enigszins verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid. Ter zitting heeft [deskundige] in zijn hoedanigheid van deskundige verklaard dat verdachte zich goed staande houdt binnen detentie. De detentie gecombineerd met de interventie en vormen van begeleiding afgezet tegen de omstandigheden dat hier om een volwassen feit gaat en het feit dat verdachte - als de rechtbank hem voor diefstal met geweld veroordeelt - niet zijn verantwoordelijkheid neemt en geen openheid van zaken geeft, vindt [deskundige] niet zo zwaarwegend dat het jeugdstrafrecht zou moeten worden toegepast. Binnen een JJI moet in dat geval bovendien rekening gehouden worden met mogelijk criminele besmetting door verdachte. Voorts blijkt de door de jeugdreclassering geadviseerde gezinstherapie niet beschikbaar voor verdachte omdat hij ouder is dan 18 jaar.
De raadsvrouw heeft verzocht om het minderjarigenstrafrecht toe te passen met daarbij de (meer gemaximeerde) straffen die daar bij zouden kunnen horen. De raadsvrouw heeft zich daarbij met name gebaseerd op de het rapport van de jeugdreclassering.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen toepassing van het minderjarigenstrafrecht moet plaatsvinden. Zij heeft daartoe in de eerste plaats aangevoerd dat het rapport van de jeugdreclassering mede is gebaseerd op de het rapport van de psycholoog die uitgegaan is van de niet met de realiteit strokende versie van verdachte. In de tweede plaats heeft zij aangevoerd dat zij van geen enkele instantie signalen heeft gekregen dat het tijdens de detentie in het huis van bewaring niet goed zou gaan met verdachte. Op basis van het dossier heeft de officier van justitie verdachte als een volwassen man gezien.
De rechtbank zal het advies van de jeugdreclassering en de GZ-psycholoog om een maatregel op grond van het minderjarigenstrafrecht op te leggen niet volgen. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte een groter aandeel in het strafrechtelijk verwijt heeft dan hij tegenover de GZ-psycholoog en reclassering heeft aangegeven. Verdachte is strafrechtelijk meerderjarig en de rechtbank ziet in de door de psycholoog, jeugdreclassering en reclassering vermelde beschrijving van de persoonlijkheid van verdachte onvoldoende aanleiding het minderjarigen strafrecht toe te passen. Daarbij weegt de rechtbank mee dat deze rapporten tot stand zijn gekomen, mede op basis van de verklaring van verdachte dat de hele overval hem overkomen is c.q. dat hij daarin door zijn medeverdachte is meegesleept. Dit terwijl naar het oordeel van de rechtbank de rol van verdachte bij de overval aanzienlijk groter is dan hij de deskundigen heeft willen laten geloven. De rechtbank kijkt in die zin dan ook genuanceerd aan tegen het oordeel van de deskundige [psycholoog] dat verdachte “jong en naïef” zou zijn. De ernst van de feiten en de omstandigheid dat verdachte geen openheid van zaken geeft en nauwelijks verantwoordelijkheid neemt voor het bewezenverklaarde feit, acht de rechtbank duidelijke contra-indicaties voor het toepassen van minderjarigen strafrecht. De rechtbank acht het juist van belang dat verdachte op zijn “volwassen” kant wordt aangesproken.
De voor verdachte geadviseerde behandeling kan plaatsvinden zowel in het kader van een afdoening binnen het minderjarigen- als het volwassenen strafrecht. Daarnaast hecht de rechtbank waarde aan de visie van de reclassering die inhoudt dat verdachte zich in de PI goed staande houdt en dat verdachte ook een adequate behandeling en begeleiding binnen een PI kan krijgen in het kader van het programma Terugdringen Recidive.
De rechtbank zal dan ook het verzoek van de raadsvrouw om verdachte volgens het minderjarigen strafrecht te berechten afwijzen.
[psycholoog] stelt dat de kans op recidive van een geweldsdelict zonder interventie van buitenaf als groot ingeschat moet worden. Gezien zijn stoornis en zijn beperking is met het oog op een zo gunstig mogelijke ontwikkeling en ter voorkoming van recidive begeleiding/behandeling nodig met cognitieve gedragstherapie ter versterking van het zelfbeeld en de identiteitsontwikkeling. De therapie dient zich vooral te richten op impulscontrole, uit zijn op onmiddellijke behoeftebevrediging en zijn beperkte copingvaardigheden. Daarnaast dient educatie op het gebied van middelengebruik plaats te vinden. Behandeling zou plaats kunnen vinden bij een instelling als [kliniek], meer precies bij de forensische polikliniek [kliniek]. [psycholoog] geeft de rechtbank in overweging de behandeling op te leggen als bijzondere voorwaarde bij een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. Daarnaast adviseert [psycholoog] als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact op te leggen.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 4 juni 2014 blijkt dat verdachte in 2010 door de kinderrechter is veroordeeld tot een werkstraf en een geldboete ter zake een belediging en mishandeling.
Voor enig vergelijk heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS).
Als uitgangspunt voor de overval op de woning wordt bij een alleen opererende dader een
gevangenisstraf van drie jaar onvoorwaardelijk gehanteerd als het gaat om licht geweld en bedreiging met geweld. Bij ander geweld wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar gehanteerd. Straf verhogend is hierbij de omstandigheid dat het feit in vereniging is gepleegd.
Gelet op de omstandigheid dat verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten is, een beperkt strafblad heeft, dat het nog een jonge verdachte betreft en dat verdachte diverse zware behandelplannen zal moeten ondergaan, ziet de rechtbank aanleiding om de eis van de officier van justitie te volgen en een lagere gevangenisstraf op te leggen dan de LOVS-oriëntatiepunten.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden verbinden. Die voorwaarden maken dat verdachte een ambulante behandeling dient te ondergaan. Daar zijn uiteindelijk zowel verdachte als de maatschappij meer bij gebaat, dan de enkele opsluiting van verdachte.

7.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Door beiden wordt een bedrag van € 2.000,-- aan immateriële schade gevorderd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partijen geheel toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 dagen hechtenis. De officier van justitie vordert tenslotte dat de wettelijke rente wordt toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren omdat de immateriële schade met name is ingegeven door de bedreiging met een mes en het letsel, feitelijke omstandigheden waarvoor verdachte zich niet aansprakelijk acht. Overigens leidt de behandeling van de vordering, aldus de raadsvrouw, gelet op de vast te stellen mate van hoofdelijke aansprakelijkheid tot een onevenredig belasting van het strafgeding, zodat eveneens niet-ontvankelijkheid volgt.
Beoordeling door de rechtbank
Aan de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op na te melden bedrag.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partijen, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 8 februari 2013.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
  • verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
  • verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
  • verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert:

diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

  • verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
  • veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
  • bepaalt dat van deze gevangenisstraf
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaardendat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
4. dat veroordeelde zich op uitnodiging meldt bij Reclassering Nederland;
5. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd van 3 jaar onder behandeling zal stellen bij (forensische) verslavingszorg – poliklinische behandeling of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van Reclassering Nederland waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, teneinde zich te laten behandelen voor de aanpassingsstoornis en middelenmisbruik;
6. dat veroordeelde gedurende de proeftijd van 3 jaar op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachte [mededader], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
7. dat veroordeelde gedurende de proeftijd van 3 jaar aanwezig zal zijn op een nader door de reclassering te bepalen locatie, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde zal ondersteund worden door middel van GPS en RFID;
- geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
-
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover [mededader] betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover
[slachtoffer 1]zal zijn gekweten - tegen kwijting aan
[slachtoffer 1], te betalen € 2.000,-- (tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
-
Maatregel van schadevergoeding
Legt op aan veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover [mededader] betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover
[slachtoffer 1]zal zijn gekweten - de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
,te betalen
€ 2.000,-- (tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
-
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover [mededader] betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover
[slachtoffer 2]zal zijn gekweten - tegen kwijting aan
[slachtoffer 2]te betalen € 2.000,-- (tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
-
Maatregel van schadevergoeding
Legt op aan veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover [mededader] betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover
[slachtoffer 2]zal zijn gekweten - de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
,te betalen € 2.000,-- (tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
8 februari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. Gilhuis (voorzitter), mr. Welbergen en mr. Kropman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Koster, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 juli 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant van de Politie Eenheid Oost Nederland, District Noord- en Oost Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2013018518, gesloten op 1 februari 2014 in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte, p. 135-138
3.Proces-verbaal verhoor aangeefster, p. 146-148
4.Proces-verbaal verhoor medeverdachte [mededader], p. 318-323
5.Verhoor van [mededader] bij de rechter-commissaris d.d. 21 mei 2014.