ECLI:NL:RBGEL:2014:4342

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 juli 2014
Publicatiedatum
14 juli 2014
Zaaknummer
ARN/2014/13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter mr. H.C. Leemreize

In deze beschikking van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 3 juli 2014, wordt het wrakingsverzoek van verzoeker afgewezen. Het verzoek was gericht tegen mr. H.C. Leemreize, die als rechter betrokken was bij een civiele procedure tussen Menzis Zorgverzekeraar N.V. en verzoeker. Verzoeker had zijn wrakingsverzoek onderbouwd met stellingen en veronderstellingen, maar de rechtbank oordeelt dat deze niet voldoende concreet zijn om te concluderen tot vooringenomenheid van de rechter. De rechtbank benadrukt dat wraking alleen mogelijk is op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 juni 2014 heeft verzoeker opnieuw een wrakingsverzoek ingediend, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, verwijzend naar eerdere beslissingen en het feit dat de rechter niet verplicht is om aanwezig te zijn. De rechtbank concludeert dat verzoeker geen nieuwe feiten heeft aangedragen die de wraking zouden rechtvaardigen. De beschikking is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Wrakingskamer
Zaaknummer: ARN/2014/13
Beschikking van 3 juli 2014
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [plaats],
verzoeker tot wraking,
tegen
mr. H.C. Leemreizein haar hoedanigheid van rechter van deze rechtbank.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van 7 maart 2014 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld
  • het aanvullend schrijven van verzoeker ingekomen op 17 maart 2014
  • het schriftelijke verweer van mr. Leemreize van 20 maart 2014
  • het proces-verbaal van 25 maart 2014 van de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek, gedurende welke behandeling verzoeker een verzoek tot wraking van de hele rechtbank Arnhem heeft ingediend
  • de beschikking van de wrakingskamer van 28 april 2014 waarin verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking is verklaard.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling op 19 juni 2014 is verzoeker verschenen. Mr. Leemreize heeft laten weten niet te zullen verschijnen.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft verzoeker opnieuw een verzoek tot wraking gedaan van deze wrakingskamer, omdat de behandelend rechters zouden meewerken aan slechte rechtspraak en omdat geen nieuwe datum voor de behandeling van het wrakingsverzoek is bepaald, terwijl mr. Leemreize verhinderd is. De wrakingskamer is aan dit verzoek voorbij gegaan, omdat verzoeker (gelet op hetgeen is overwogen in de beschikking van 28 april 2014) ermee bekend is dat de omstandigheid dat hij geen vertrouwen heeft in de onafhankelijkheid van de rechters van deze rechtbank geen grond kan opleveren voor wraking. Daarnaast is mr. Leemreize niet verplicht aanwezig te zijn tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek en heeft zij niet gevraagd om een nieuwe behandelingsdatum.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. Leemreize als kantonrechter in de zaak met nummer 2593009 \ CV EXPL 13-6216 \ 494 \ 335 tussen Menzis Zorgverzekeraar N.V., als eiseres, en verzoeker, als gedaagde.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat het dossier niet compleet is, dat hij geen terugkoppeling krijgt op zijn brieven en dat de rechtbank zou samenspannen met de deurwaarder.
2.3.
Mr. Leemreize heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft verweer gevoerd. Dat verweer wordt hierna zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995 NJ 1996,484). Uit de artikelen 36 en 37 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid moet worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de rechtbank het volgende.
3.2.
De wrakingsgronden van verzoeker bevatten slechts stellingen en veronderstellingen, maar geen concrete feiten en omstandigheden waaruit de rechtbank vooringenomenheid van mr. Leemreize of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden.
3.3.
Bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft verzoeker aan de door hem aangevoerde gronden nog toegevoegd dat de rechter het dossier niet kende en niet op de hoogte was van de omstandigheid dat hij een klacht had ingediend over een eerder opgemaakt proces-verbaal in dezelfde zaak. Volgens artikel 37 lid 3 Rv moeten alle feiten en omstandigheden tegelijk worden voorgedragen. Uit die bepaling in samenhang met het vierde artikellid volgt dat alleen nieuwe feiten en omstandigheden die aan verzoeker pas nadat hij het wrakingsverzoek heeft gedaan, bekend zijn geworden, nog een rol kunnen spelen bij de beoordeling van het wrakingsverzoek. Niet gesteld of gebleken is dat de bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek aangevoerde feiten en omstandigheden pas na het wrakingsverzoek aan verzoeker bekend zijn geworden. Met deze grond kan daarom geen rekening worden gehouden.
3.4.
Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank het verzoek tot wraking van mr. Leemreize af.

4.De beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van Gijn, voorzitter, en mrs. H.P.M. Kester en M. Engelbert-Clarenbeek, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier, mr. B.J.M. Vermulst, en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2014.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.