ECLI:NL:RBGEL:2014:4378

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 juli 2014
Publicatiedatum
15 juli 2014
Zaaknummer
05/821324-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Janssen
  • Van der Mei
  • Maanicus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten en diefstal van elektriciteit in Putten

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 15 juli 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 594 hennepplanten in een bedrijfspand in Putten op 1 februari 2013. De verdachte is vrijgesproken van de bestanddelen 'heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt', omdat niet bewezen kon worden dat hij dit op die specifieke dag heeft gedaan. De rechtbank oordeelde dat het telen van hennep een productieproces impliceert dat niet op één dag kan plaatsvinden. Daarnaast is de verdachte schuldig bevonden aan de diefstal van elektriciteit, waarbij hij zonder toestemming stroom heeft afgetapt. De rechtbank heeft, gezien het feit dat de verdachte nog niet eerder was veroordeeld voor overtredingen van de Opiumwet, besloten om een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met de bepaling dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich binnen twee jaar opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 05/821324-13
Uitspraak d.d.: 15 juli 2014
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
zonder bekende woon-of verblijfplaats hier ter lande,
postadres: [postadres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het in het openbaar gehouden onderzoek op de terechtzitting van 1 juli 2014.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 februari 2013 te Putten tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of
bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een
pand aan de [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 594
hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in
elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid
van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid
meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid
van een middel (te weten 594 hennepplanten, althans meer dan 200
hennepplanten);
art 11 lid 3 Opiumwet
art 11 lid 5 Opiumwet
art 3 ahf/ond D Opiumwet
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
2.
hij op of omstreeks 13 februari 2013 te Putten tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit (35.331
kWh), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht..
Beoordeling door de rechtbank [1]
Ten aanzien van feit 1:
Naar aanleiding van een proces-verbaal van de CIE, inhoudende dat in Putten aan de [adres] een grote loods met opschrift [medeverdachte] staat en dat in dit pand al anderhalf jaar een hennepkwekerij zit, heeft de politie onderzoek verricht naar deze loods. Op 31 januari 2013 werd een warmtemeting gedaan op eerder genoemd adres. Hieruit werd duidelijk dat er warmte zichtbaar was welke afkomstig was uit de loods en dat de warmte naar de rechterzijde van het pand uitstraalde.
Op 13 februari 2013 is de politie de betreffende loods aan de Hoge Eng Oogst 46 te Putten binnengetreden. Op de eerste verdieping werd een afgetimmerde ruimte met een deur aangetroffen. Nadat verbalisant enkele dozen aan de kant had gezet om bij deze deur te komen, zag hij dat zich in deze ruimte een hennepkwekerij bevond. In de kweekruimte stonden in totaal 594 planten. De planten zaten in de derde tot vierde week van de groeifase en hadden een gemiddelde hoogte van 20 centimeter. Middels de MMC Narcotic Identification Test is vervolgens vastgesteld dat de planten THC bevatten en dat het dus om hennepplanten ging. [2]
De verdachte [3] heeft verklaard dat hij om financiële redenen medio januari 2013 heeft besloten om een hennepkwekerij te beginnen en dat hij sinds januari 2013 van [medeverdachte] een hok op de eerste etage, achterin het pand aan de [adres] te Putten huurt. Verdachte heeft de hennepkwekerij zelf opgebouwd en aangelegd. “Ik blijf erbij dat de hennepkwekerij van mij is en van niemand anders. Ik ben verantwoordelijk voor alle kosten”, aldus verdachte. Het was volgens verdachte de eerste keer dat er hennepplanten stonden en hij heeft geen eerdere oogst gehad.
Medeverdachte [medeverdachte] [4] heeft bevestigd dat hij sinds januari 2013 een gedeelte van zijn loods aan de [adres] te Putten aan verdachte heeft verhuurd.
Conclusie rechtbank
Aan verdachte is onder 1 tenlastegelegd dat hij één dag, te weten 1 februari 2013, 594 hennepplanten heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt althans aanwezig heeft gehad. Nu niet vast is komen te staan dat verdachte die dag ook daadwerkelijk de planten heeft verzorgd, kan niet worden bewezen dat verdachte op 1 februari 2013 heeft bereid, bewerkt of verwerkt. Ook het bestanddeel “telen” impliceert een productieproces waarvan niet gezegd kan worden dat dit op één dag plaatsvindt. Verdachte zal daarom van deze bestanddelen worden vrijgesproken. Wel is vast komen te staan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het op 1 februari 2013 opzettelijk aanwezig hebben van 594 hennepplanten in het bedrijfspand aan de [adres] te Putten.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte het hem onder feit 2 ten laste gelegde op de bewezenverklaarde wijze heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- de aangifte van [benadeelde] [5] ;
- de bekennende verklaring van verdachte [6] .
Vanwege verdachtes bekennende verklaringen wordt met deze opsomming volstaan.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 13 februari 2013 te Putten opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 594 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 594 hennepplanten).
2.
hij op 13 februari 2013 te Putten met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:

Feit 1:

Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;

Feit 2:

Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 weken met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte uit louter winstbejag een hennepkwekerij heeft opgericht en –korte tijd- in werking heeft gehad. Daarnaast heeft de verdachte de voor de hennepkwekerij benodigde elektriciteit weggenomen. Algemeen bekend is dat dergelijke activiteiten plegen te leiden tot nadelige maatschappelijke gevolgen als gezondheidsschade voor gebruikers en sociale overlast.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat meegewogen dat uit het strafblad van verdachte blijkt eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen voor strafbare feiten. Voorts is rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
In het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet ziet de rechtbank aanleiding om een andere strafmodaliteit te kiezen dan de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank acht, mede gelet op verdachtes leeftijd en zijn gezondheidstoestand, een werkstraf van 180 uren passend en geboden. Daarnaast is een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen: 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57, 63, 91 en 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, op de artikelen: 3 en 11 van de Opiumwet.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart
bewezendat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan;
  • verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als bovenvermeld;
 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2(twee)
maanden;
 bepaalt, dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
 veroordeelt de verdachte tot de navolgende
taakstraf, te weten:
een
werkstrafgedurende
180 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
Aldus gewezen door mrs. Janssen, voorzitter, Van der Mei en Maanicus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Erp-Noordenbos, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 juli 2014.

Voetnoten

1.Indien hierna wordt verwezen naar processen-verbaal van politie wordt telkens, tenzij anders aangegeven, verwezen naar bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van politie, genummerd 2013014162, Politie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, team Ermelo-Putten, gesloten en ondertekend op 4 juli 2013
2.Proces-verbaal opiumwet, pag. 80
3.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 41-48 en de verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 1 juli 2014
4.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], pag. 20-27
5.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde], pag. 52-53
6.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 1 juli 2014