ECLI:NL:RBGEL:2014:4502

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 juli 2014
Publicatiedatum
21 juli 2014
Zaaknummer
05/720297-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Gilhuis
  • mr. Gerbranda
  • mr. Kropman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting in Apeldoorn leidt tot deels voorwaardelijke gevangenisstraf

In de zaak tegen de verdachte, die op 25 juli 2013 in Apeldoorn brand heeft gesticht, heeft de rechtbank Gelderland op 22 juli 2014 uitspraak gedaan. De verdachte, die als verminderd toerekeningsvatbaar werd beschouwd, had de brand gesticht met de intentie om hulp te vragen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de vlam van een lucifer in aanraking had gebracht met een zonnenscherm en een aanmaakblokje, wat leidde tot brand en gemeen gevaar voor de omgeving. De rechtbank baseerde haar oordeel op de bekennende verklaring van de verdachte en het relaas van verbalisanten. De officier van justitie had gevorderd tot een gevangenisstraf, waarbij de rechtbank uiteindelijk besloot tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 111 dagen, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en toezicht door de reclassering. De rechtbank hield rekening met de ernst van het delict, de omstandigheden van de verdachte en de reeds ondergane behandeling in een forensische instelling. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, en de rechtbank legde een behandelverplichting op voor maximaal zes maanden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorg voor de verdachte, gezien haar psychische problematiek.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Zutphen
Team strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]05/720297-13
Uitspraak d.d. 22 juli 2014
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboortedatum],
wonende te [adres 1],
feitelijk verblijvende te [verblijfadres]
Raadsman: mr. Stam, advocaat te Apeldoorn.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
8 juli 2014.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 25 juli 2013 te Apeldoorn opzettelijk brand heeft
gesticht, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk de vlam van een
lucifer, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een
zonnenscherm (welk zonnescherm aan een woning -gelegen aan perceel [adres 2]
- was bevestigd) en/of een aanmaakblokje, die op/in een houten schutting
lagen, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan voornoemd
zonnescherm en/of voornoemde (houten) schutting geheel of gedeeltelijk is/zijn
verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
het zonnescherm en/of die (houten) schutting en/of voornoemde woning en/of de
zich in de nabijheid van dat zonnescherm en/of die schutting bevindende
(plastic) tuinstoelen en/of een houten tafeltje, in elk geval gemeen gevaar
voor goederen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding tot het onderzoek
Op 25 juli 2013 kwamen er meerdere meldingen binnen bij de meldkamer van de politie over een brand bij of in een woning aan de [adres 2]. Door een buurman woonachtig op nummer [adres 3] werd gemeld dat mevrouw [verdachte] bezig was met het in brand steken van haar woning. Door een van de ter plekke aangekomen politie-eenheden werd een in brand staande schutting gedoofd. In het midden van de tuin werd een vrouw aangetroffen met voor zich een aantal brandende takken. Op één van de schuttingplanken waar de schutting had gebrand werd een brandend aanmaakblokje aangetroffen. De vrouw sprak wartaal en vertelde een onsamenhangend verhaal. Zij werd vervolgens aangehouden.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de door verdachte gepleegde de brandstichting moet worden gezien als een kreet om hulp.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Aangezien verdachte zowel bij de politie [2] als ter terechtzitting [3] duidelijk en ondubbelzinnig een bekennende verklaring heeft afgelegd, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Naast deze verklaring van verdachte is voor het bewijs voorhanden het relaas van bevindingen [4] van verbalisanten[verbalisant 1] en[verbalisant 2] en het relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] inzake het door hem verrichte sporenonderzoek [5] .
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op 25 juli 2013 te Apeldoorn opzettelijk brand heeft
gesticht, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk de vlam van een
luciferi n aanraking gebracht met een
zonnescherm (welk zonnescherm aan een woning -gelegen aan perceel [adres 2]
- was bevestigd) en een aanmaakblokje, dat op/in een houten schutting
Lag ten gevolge waarvan voornoemd
zonnescherm en voornoemde (houten) schutting geheel of gedeeltelijk zijn
verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
voornoemde woning en de
zich in de nabijheid van dat zonnescherm en die schutting bevindende
(plastic) tuinstoelen en een houten tafeltje te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert het navolgende strafbare feit op: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een rapport opgemaakt door de psychiater [psychiater], gedateerd 14 oktober 2013.
Uit de bevindingen en de daaruit voortvloeiende conclusie van deze deskundige komt naar voren dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde lijdende was aan ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens in de zin van een emotieregulatie problematiek in het kader van een persoonlijkheidsstoornis NAO en angststoornissen, alcoholafhankelijkheid en ADHD en zij verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De rechtbank gaat er op grond van de beschouwingen van de deskundige van uit dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake het door hem bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf, bestaande uit een onvoorwaardelijk deel van 11 dagen en een voorwaardelijk deel van 1 jaar met een proeftijd van 2 jaar met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden conform het plan van aanpak zoals geformuleerd in het door de reclassering (Tactus Verslavingszorg) uitgebrachte advies van 20 mei 2014. Aan de klinische behandeling dient een behandelingsduur van maximaal 1 jaar te worden verbonden. De officier heeft daarbij in aanmerking genomen de ernst van het strafbare feit, de persoon van verdachte en de problematiek, het recidiverisico en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De raadsman heeft aangevoerd dat het delict moet worden gezien als “een kreet om hulp” en dat verdachte volledig heeft meegewerkt aan het in gang gezette hulpverleningstraject en haar opname in [verblijfadres]. De raadsman heeft gevraagd om de straf te matigen. Een klinische behandeling van nog eens een jaar ligt niet in de lijn van de klinische behandeling die zij inmiddels bij de FPA [verblijfadres] (GGNet) heeft ondergaan. De opnameduur van een jaar dient volgens de raadsman – gelet op het contact dat hij daarover met de reclassering heeft gehad - te worden gerelateerd aan de datum van opname in [verblijfadres] op 21 november 2013 en niet aan de datum van de terechtzitting.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 25 juli 3013 brand gesticht bij haar woning aan de [adres 1]. De schade die daarbij is aangericht is beperkt gebleven, maar de gevolgen hadden veel omvangrijker kunnen zijn. Verdachte heeft aangevoerd dat zij de brand “gecontroleerd” heeft gesticht, maar een brandstichting is altijd risicovol en onvoorspelbaar, door allerlei niet voorzienbare invloeden van buitenaf. De gevaarzetting die hierdoor kan ontstaan rechtvaardigt niet de wijze waarop verdachte aandacht heeft willen vragen voor haar situatie.
Verdachte heeft inmiddels al een behandelingstraject doorlopen bij de FPA [verblijfadres] in Warnsveld in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis. Uit het rapport dat door de reclassering is opgemaakt blijkt dat de behandeling thans nog gericht is op de resocialisatie (onder meer het vinden van geschikte huisvesting) en in aansluiting daarop het invulling geven aan een nazorgtraject. De kans op recidive wordt als laag/gemiddeld ingeschat. Uit het strafblad blijkt dat verdachte niet eerder terzake dit soort delicten met justitie in aanraking gekomen.
De rechtbank ziet in het vorenstaande aanleiding om verdachte een grotendeels voorwaardelijk gevangenisstraf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die zij reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank zal tot een korter voorwaardelijk deel opleggen dan door de officier van justitie geëist, omdat de gevolgen van de brand minimaal zijn gebleven en verdachte sinds november 2013 een klinische behandeling bij FPA [verblijfadres] ondergaat. In de omstandigheid dat verdachte zich in een resocialisatiefase van haar behandeling bevindt en het traject ook is geënt op het vinden van een eigen woonvoorziening, en naar de verwachting van de reclassering nog maar enige maanden in beslag zal nemen ziet de rechtbank aanleiding om de duur van de klinische behandelverplichting te beperken tot maximaal zes maanden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 36f en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart, zoals hiervoor overwogen,
bewezendat verdachte
het tenlastegelegdeheeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
honderd en elf (111) dagen;
 bepaalt, dat een
gedeeltevan de gevangenisstraf,
groot 100 (honderd) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende voorwaarden niet heeft nageleefd;
 stelt als
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
1.
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2.
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3.
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;

Meldplicht
stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zich zal blijven melden bij de Tactus reclassering op het adres Piet Heinstraat 25a te Zutphen en zich gedurende het reclasseringstoezicht zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;

Opname in zorginstelling – klinische behandeling
stelt als
bijzondere voorwaardedat veroordeelde de op basis van de door het
NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling aangevangen behandeling bij de FPA [verblijfadres] of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, zal voortzetten ter behandeling van haar psychische problematiek
gedurende een termijn van maximaal zes maandenna het ingaan van de proeftijd;
Veroordeelde zal zich gedurende die opname gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door de leiding van die instelling;

Behandelverplichting-ambulante behandeling
stelt als
bijzondere voorwaardedat veroordeelde wordt verplicht om zich ambulant te laten behandelen voor haar psychische problematiek bij (forensische) psychiatrie – Geestelijke Gezondheidszorg of soortgelijke ambulante forensische zorg ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens die instelling zullen worden gegeven;
 beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, te weten 11 dagen, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

heft ophet - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mr. Gilhuis, voorzitter, mr. Gerbranda en mr. Kropman, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 juli 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit delen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het stamproces-verbaal van de politie Regio Noord- en Oost Gelderland, district Apeldoorn, gedateerd 25 juli 2013, opgemaakt door de verbalisant brigadier [verbalisant 4] (voor zover niet anders is vermeld)
2.Verklaring verdachte, doorgenummerde dossierpag. 21
3.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 juli 2014
4.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpag. 24 en 25
5.Proces-verbaal van sporenonderzoek, doorgenummerde dossierpag. 32