ECLI:NL:RBGEL:2014:4584

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 juli 2014
Publicatiedatum
21 juli 2014
Zaaknummer
AWB-14_279
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit bekostiging WEC en aanvullende bekostiging voor speciaal onderwijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 juli 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een school voor speciaal onderwijs en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De eiseres, een school met vestigingen in verschillende plaatsen, had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris dat haar bezwaar tegen de bekostiging ongegrond verklaarde. De zaak draait om de vraag of eiseres recht heeft op aanvullende bekostiging op basis van het aantal leerlingen op de teldatum van 16 januari 2012. Eiseres stelde dat zij op die datum 240 leerlingen had, terwijl verweerder betoogde dat slechts 184 leerlingen als te bekostigen konden worden aangemerkt, omdat niet alle leerlingen tijdig in het basisregister onderwijs waren opgenomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de wetgeving, specifiek artikel 37 van het Besluit bekostiging WEC, vereist dat de gegevens van de leerlingen uiterlijk op 16 februari 2012 in het basisregister zijn opgenomen. Eiseres heeft erkend dat 56 van de 240 leerlingen niet correct waren geregistreerd, maar voerde aan dat zij alles in het werk had gesteld om dit te corrigeren. De rechtbank oordeelde echter dat er geen bewijs was dat de problemen met de registratie aan de zijde van de staatssecretaris lagen. De rechtbank concludeerde dat de wetgever expliciet had bepaald dat de gegevens tijdig moesten worden ingediend en dat eiseres niet aan deze verplichting had voldaan.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op de gevraagde aanvullende bekostiging. De uitspraak benadrukt het belang van naleving van administratieve verplichtingen in het kader van bekostiging in het onderwijs.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 14/279

Uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], eiseres,

en
de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschapte Zoetermeer, verweerder.

Procesverloop

Bij brief van 18 december 2012 heeft verweerder het Overzicht Financiële Beschikkingen (verder: OFB) toegezonden. In deze brief is het besluit “Personele bekostiging groei 1-10; 2012-2013” (verder: het primaire besluit) bekendgemaakt.
Bij besluit van 4 december 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juli 2014. Namens eiseres is verschenen [naam], directeur Onderwijs bij eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. Dolman, werkzaam bij verweerders ministerie.

Overwegingen

1.
Eiseres heeft een school voor speciaal onderwijs, met vestigingen in [plaatsnamen]. De school had 205 leerlingen op de teldatum 1 oktober 2011 en 219 leerlingen op de teldatum 1 oktober 2012.
Partijen verschillen van mening over het aantal leerlingen voor wie eiseres per teldatum 16 januari 2012 recht had op aanvullende bekostiging. Volgens eiseres waren er op die datum 240 leerlingen en heeft zij daarom vanaf 1 augustus 2012 aanspraak op aanvullende bekostiging ingevolge artikel 37 van de Besluit bekostiging WEC (verder: het Besluit). Uit de stukken en het verhandelde ter zitting begrijpt de rechtbank dat verweerder niet bestrijdt dat de school 240 leerlingen had op de teldatum 16 januari 2012, maar dat geen recht op aanvullende bekostiging bestaat omdat niet alle leerlingen op uiterlijk 16 februari 2012 waren opgenomen in het basisregister onderwijs (verder: het bron). Daarom zijn volgens verweerder op de teldatum 16 januari 2012 slechts 184 leerlingen als te bekostigen aan te merken.
2.
Het opschrift en het eerste lid van artikel 37 van het Besluit luiden als volgt:
“Artikel 37. Aanvullende bekostiging personeelskosten bij aanzienlijke tussentijdse toename aantal leerlingen per 16 januari
1.
Aan het bevoegd gezag van een school, niet zijnde een instelling, wordt aanvullende bekostiging voor personeelskosten toegekend indien:
a. het verschil tussen1°. het aantal leerlingen op 16 januari van het schooljaar, en
2°. het aantal leerlingen op 1 oktober van het schooljaar onderscheidenlijk het aantal leerlingen op de teldatum die op grond van artikel 118, tweede lid, van de wet van toepassing is, gelijk is aan of groter is dan de helft van de kleinste factor N, bedoeld in de tabel in artikel 14 die op de school van toepassing is, en
b. het persoonsgebonden nummer tezamen met de in artikel 164a, tweede lid, van de wet bedoelde gegevens van de leerlingen die op 16 januari van het schooljaar op de school staan ingeschreven, uiterlijk 16 februari van het schooljaar zijn opgenomen in het basisregister onderwijs overeenkomstig artikel 178b van de wet, dan wel van deze leerlingen opgave is gedaan aan Onze Minister overeenkomstig artikel 58a, vierde lid.”
3.
Uit artikel 37, eerste lid, aanhef en onder b van het Besluit volgt dat de gegevens van de leerlingen die op 16 januari 2012 op de school stonden ingeschreven uiterlijk op 16 februari 2012 moesten zijn opgenomen in het bron, en dat de leerlingen die niet tijdig in het bron zijn opgenomen niet meetellen bij de beoordeling of aanspraak bestaat op aanvullende bekostiging.
4.
Eiseres betwist niet dat 56 van de 240 leerlingen niet, althans niet juist in het bron waren opgenomen op 16 februari 2012, maar stelt dat zij alles in het werk heeft gesteld om er voor te zorgen dat alle 240 leerlingen tijdig en juist in het bron waren opgenomen. Zij heeft over de door bron gedane foutmeldingen contact opgenomen met de beheerders van het bron, heeft aanwijzingen van die zijde opgevolgd, en heeft de leverancier van het softwarepakket dat zorgt voor de uitwisseling met het bron geraadpleegd.
5.
De rechtbank overweegt het volgende.
Voor zover eiseres zich op het standpunt stelt dat de niet tijdige of niet juiste opname van de gegevens in het bron het gevolg is van oorzaken aan de zijde van verweerder, is de rechtbank van oordeel dat dit niet aannemelijk is geworden. Eiseres heeft, met name in de brief aan verweerder van 26 april 2013, – samengevat – aangevoerd dat zij vanaf 19 januari 2012 veelvuldig contact heeft opgenomen met de beheerders van het bron en dat die contacten niet tot een tijdige oplossing hebben geleid. De rechtbank neemt aan dat eiseres regelmatig contact heeft gehad met de beheerders van het bron, en duidelijk is dat de problemen die eiseres had met het opnemen van de leerlinggegevens in het bron niet tijdig zijn opgelost, maar niet is gebleken dat de oorzaken daarvoor aan de zijde van verweerder hebben gelegen. Zo is bijvoorbeeld niet gebleken van technische problemen met het bron, administratieve onduidelijkheden in het bron, of onduidelijke communicatie van de zijde van verweerder. In dit verband heeft de vertegenwoordiger van verweerder ter zitting nog meegedeeld dat hem niet bekend is dat andere scholen in verband met de teldatum 16 januari 2012 soortgelijke problemen als eiseres hebben ondervonden.
Ter zitting heeft de vertegenwoordigster van eiseres meegedeeld dat de school leerlingen heeft in veel verschillende onderwijssoorten, dat – naar de rechtbank heeft begrepen – de oplossing voor de problemen uiteindelijk was om de opname in het bron te beperken tot 3 onderwijssoorten, en dat het aantal foutmeldingen vanaf de teldatum 1 oktober 2012 verwaarloosbaar is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank is dit eveneens een aanwijzing dat de oorzaken voor de problemen niet aan de zijde van verweerder lagen.
Ook is niet aannemelijk geworden dat sprake is van omstandigheden aan de zijde van eiseres waardoor haar niet kan worden tegengeworpen dat de gegevens niet tijdig in het bron zijn opgenomen. Dat de medewerker van eiseres die vanaf 19 januari 2012 heeft geprobeerd de gegevens juist in het bron op te nemen onervaren was, is daarvoor onvoldoende.
De rechtbank heeft begrip voor het standpunt van eiseres dat het erg zuur is dat geen aanvullende bekostiging wordt verstrekt, terwijl er op 16 januari 2012 wel 240 leerlingen op de school zaten. In artikel 37 het Besluit is echter expliciet vastgelegd dat de gegevens uiterlijk op 16 februari 2012 in het bron moeten zijn opgenomen. Dit is een keuze van de wetgever waar de rechtbank van uit dient te gaan bij de beoordeling van de onderhavige zaak.
6.
Het voorgaande betekent dat het beroep ongegrond is.

Beslissing

De rechtbank
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, voorzitter, mr. M. van der Linde en mr. R.J.B. Schutgens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.J.H. Klomp, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.